25 - 28 maart 2016
Een jaar zonder Ardennen, nee, dat is niet compleet. En omdat we vorig jaar ook al niet waren geweest godsamme werd het hoog tijd om weer eens die kant op te gaan, richting heuvels en dennenbossen en file in Maastricht.
Een jaar zonder Ardennen, nee, dat is niet compleet. En omdat we vorig jaar ook al niet waren geweest godsamme werd het hoog tijd om weer eens die kant op te gaan, richting heuvels en dennenbossen en file in Maastricht.
Ditmaal niet naar België, maar voor de verandering
naar Luxemburg, een land zo klein dat het zichzelf Groothertogdom noemt, dan
lijkt het nog wat. Het is het enige land ter wereld dat een groothertog als
staatshoofd heeft – de huidige heet Hendrik.
En er is meer groot in dat kleine Luxemburg: ons hotel bijvoorbeeld, dat luistert naar de
naam Grand Hotel. En onze kamer: een suite met twee kamers, eentje voor ons en
eentje voor Wende. We hebben het hotel uitgezocht vanwege het fraaie
binnenzwembad, dat in het echt net zo mooi is als op de foto’s, met een glazen
voorgevel die uitkijkt op het dal van de Sûre – de grens tussen Luxemburg en
Duitsland. Voor de rest is het een keurig, barokkig etablissement uit 1935 met
rood tapijt en kroonluchters in de eetzaal. De eigenaren spreken wisselend
Duits, Frans en Nederlands, plus nog een onbegrijpelijk mengtaaltje waarvan we aannemen dat het Luxemburgs is.
Het Grand Hotel ligt aan de rand van Echternach, naar verluidt (Wikipedia) het oudste stadje van Luxemburg. De heilige Willibrord bouwde er in 698 een grote abdij. In die abdij ligt hij begraven en zijn graf is een pelgrimsoord – te zijner ere vindt er bijvoorbeeld met Pinksteren een speciale processie plaats, de springprocessie, waar duizenden mensen aan meedoen. (Die Willibrord loopt trouwens als een rode draad door m’n leven: hij rommelde eerst wat in Friesland en vestigde zich toen als bisschop in Utrecht.) Het is een charmant klein plaatsje, met beleid gerestaureerd nadat het tijdens het Ardennenoffensief in de Tweede Wereldoorlog grotendeels werd verwoest.
Abdij van Echternach |
Op het centrale
Place du Marche is het hele weekend een middeleeuwse markt te vinden met
kooplieden in ouderwetse kleren die met grote pullen cider rondlopen. We maken
een optreden mee van een jongleur, begeleid door een trommelaar en een
doedelzakspeler. Wende vindt het veel te luid – ze
fietst al ras weg. Sinds kort kan Wende namelijk fietsen en we hebben haar fietsje
meegenomen, wat ontzettend handig blijkt in het autovrije centrum. Ze kan zelf
al remmen en afstappen; alleen zelfstandig wegfietsen lukt nog niet, daar heeft
ze een zetje van ons voor nodig.
Verder genoeg restaurantjes in
Echternach: we eten bij een pizzeria,
een shoarmatent en een Chinees. Die laatste vooral opvallend vanwege het
aquarium waar we pal naast zaten – leuk voor Wende dachten we, maar ze koos
juist de stoel die het verst van de vissen verwijderd was. Reden? Die ene grote vis: “Hij kijkt boos naar mij.”
Boze vis |
Een middagje
zijn we naar Parc Merveilleux in Bettembourg geweest, een sprookjespark met een
dierentuin en een speeltuin, kleinschalig opgezet allemaal. Het is de start van
het nieuwe seizoen en er schijnt een waterig lentezonnetje, zo’n dag waarop ‘de
zwoele wind de wolken waait tot pas gewassen luchten’ aldus Maarten van
Roozendaal (‘Mooi’). Van dieren moet Wende nooit zoveel hebben, haar
belangstelling gaat vooral uit naar een elektrisch treintje en een attractie
van lullige speelgoedpaardjes waarop je een rondje door een bos kunt rijden. Ze
wil het persé alleen doen. Dus staan wij als trotse ouders aan de kant ons te
verbazen over hoe groot onze dochter al wordt.
Nou vooruit, déze is wel grappig |
Toch lijkt Wende
niet helemaal in haar hum en de volgende ochtend, wanneer ze met vuurrode wangetjes
wakker wordt en we 38,3 graden temperaturen, snappen we waarom: ze is een
beetje ziek. Sinaspril erin en rustig aan dus maar. Nou ja, rustig voor Wende’s
doen – wèl zwemmen dus. Verder een beetje rondrijden door de omgeving terwijl
Wende achterin de auto op de Ipad speelt.
We bezoeken het Müllerthal, dat
‘klein Zwitserland’ wordt genoemd: een prachtige vallei tussen steile hellingen
vol sparren en rotsformaties. Hier vind je de Schiessentümpel, een waterval
waarover een overwoekerde houten brug leidt. Het is een mooie plek, favoriet
bij de vele wandelaars die je hier treft. Helaas is de boel nog wat kaal zo vroeg
in het jaar.
We nemen ook een
kijkje bij het kasteel van Beaufort en rijden dan door naar Vianden, een klein
plaatsje aan de Our waar zich, hoog op een rots, het grootste kasteel van
Luxemburg verheft. Aan de waterkant eten we een broodje en een mandarijntje.
Schuin boven ons de imposante burcht. Jaren geleden, tijdens een fietstocht
naar de Eifel, zat ik op precies ditzelfde plekje en liet de avond vallen (zie HIER). Ik
was toen vier dagen alleen en begon het te voelen. Vreemd om hier nu terug te
zijn met…het hele gezin. Met een blond schatje dat roept ‘kijk eens wat ik kan’
en blij haar stok de lucht in slingert, helaas rechtstreeks de Our in. Huilen! Nieuw
woord uitgevonden: Ourstom. Gelukkig weet Christel de stok verderop uit het water
te vissen.
Vianden |
Maandag weer vlotjes
terug naar huis, met een lunchbreak bij Dreamz in Maastricht, naast het
MVV-stadion. De vorige keer dat we hier waren moesten we baby Wende nog verschonen
op de wc. Nu spelen we ‘ik zie wat zie wat jij niet ziet ‘ met haar. Over kleine dingen die groot kunnen zijn - het lijkt Luxemburg wel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten