7 – 13 augustus 2010
Voor de eerste keer op bezoek bij Peter en Liesbet in Frankrijk. We gingen samen met Jeroen en Josje en maakten op de heenweg een tussenstop in Parijs.
We arriveerden zaterdagmiddag. Josje wist nog wel een leuk hotelletje, Hotel Jeanne d’Arc aan de Rue de Jarente, een klein straatje in de wijk Le Marais, centraal op de rechteroever. Met onsterfelijk geluk konden we pal voor de deur parkeren, nog gratis ook. Dat begon goed. De Marais (de naam betekent ‘moeras’) is grofweg gelegen tussen Bastille en Centre Pompidou. Het is van oudsher de joodse buurt, maar tegenwoordig is deze wijk – het centrum van de homoscene – vooral hip en happening met winkelstraatjes vol boetieks en galerieën. Prachtige plek is het Place des Vogues, het oudste plein van Parijs en ondanks de terrasjes een oase van stadse rust. De wijk is trouwens goeddeels autovrij, wat ze dankt aan de groenlinkse golf die deze eeuw over Parijs is gespoeld en ook gezorgd heeft voor een uitgebreid fietsnetwerk met onvervalst witte-fietsenplan (Velib) en een mooie promenade langs de Seine waar voorheen de auto’s langs raasden.
Van het laatste maakte ik dankbaar gebruik toen ik zondagochtend ging hardlopen. Ik was destijds in training voor de marathon van Amsterdam en aangezien die twee maanden later al zou plaatsvinden kon ik me niet zomaar een weekje rust permitteren. Maar het was geen straf, integendeel. Vind ik hardlopen in het buitenland altijd al leuk vanwege de nieuwe omgeving, in Parijs was het helemaal een feest. Binnen een paar minuten was ik bij de Seine en liep langs Louvre, Place de la Concorde (met die obelisk uit Luxor) en Musee d’Orsay helemaal naar de Eiffeltoren en weer terug, een rondje van tien kilometer. Het was nog vroeg in de ochtend en lekker rustig op straat, de wereldstad sliep zijn roes uit. Heerlijk!
Na ontbijt wandelden we de stad in en staken via het Île de la Cité met de Notre Dame over naar de linkeroever en bezochten daar het Pantheon. Bedoeld als een kerk, en zo ziet het indrukwekkende gebouw met koepel en zuilengalerij er ook uit, maar twee jaar na opening kreeg het een seculiere functie, als mausoleum voor Franse grootheden. Die liggen in de crypte, wij bezochten de grote binnenruimte waar (een kopie van) de slinger van Foucault is te bewonderen. Met deze slinger toonde de fysicus Léon Foucault in 1851 de draaiing van de aarde aan, iets wat theoretisch trouwens al bekend was. Op een bepaalde manier is het Pantheon dus een kerk van de wetenschap geworden.
Daarna verplaatsten we ons weer naar de rechteroever en flaneerden langs de grote winkelstraten - allemaal autovrij vandaag - gaandeweg weer terug richting hotel. Waar we gegeten hebben kan ik me niet meer herinneren. Wel dat we daarna nog de Seine hebben opgezocht en langs het water hebben gezeten, heel romantisch, stelletje bij stelletje. Een inspirerende omgeving, zeker voor Jeroen en Josje. We hoorden wat geroezemoes en toen we opzij keken bleek Jeroen net Josje ten huwelijk te hebben gevraagd - met succes. Wow! Een live huwelijksaanzoek! In de stad van de liefde kan het allemaal. Aangezien Josje als zuster werkte, en Jeroen als achternaam ‘Broeder’ voerde, stond haar een toekomst als Zuster Broeder te wachten. Ze nam het graag voor lief.
Dus zó, met een kersvers verloofd paartje op de achterbank, vervolgden we maandagochtend onze weg naar het zuiden. Het bleek nog bijna een werkdag rijden, door het midden van Frankrijk, langs Orléans, Limoges en Brive tot aan wijnstad Cahors, waar we de snelweg verlieten en de Dordogne binnenreden. Langs smalle wegen en velden vol zonnebloemen bereikten we tenslotte het dorpje Roquecor en wisten de juiste afslag te vinden. Nog een paar slingerende bochten en toen reden we verwachtingsvol Jouanique op, het nieuwe domein van Peter en Liesbet dat ze een jaar of twee geleden hadden gekocht. Natuurlijk hadden we foto’s gezien en verhalen gehoord, maar de plek overtrof onze stoutste verwachtingen: het was een oude boerenhoeve op een heerlijk afgelegen buitenplaats met alles erop en eraan, van oprijlaan tot zwembad en van fruitbomen tot fantastisch uitzicht. Hartelijk werden we onthaald, met aperitief en trotse rondleiding. Bedoeling was een oude schuur om te bouwen tot gastenverblijf - we waren zeker niet de enigen die ’s zomers langskwamen - maar dat stond nog op de planning, voor nu werden we allemaal ondergebracht her en der in het huis zelf dat dankzij de dikke stenen muren verrassend koel bleef.
We bleven een dag of vier. De meeste tijd brachten we in en rond het zwembad door, de beste plek gezien de zomerse hitte. Bijkletsen, lezen, watergevechten met Eva en David die toen 8 en 6 waren. Aan het eind van de middag kwamen de drankjes en hapjes tevoorschijn en begon een zoele avond die grotendeels rond de grote tafel in de buitenkeuken werd doorgebracht. In een van de schuurtjes, in gebruik als houtopslag, bleek zich achter de stapels hakhout een authentieke steenoven te bevinden; die werd door Jeroen ingewijd om een aantal voortreffelijke pizza’s te bakken. Ook gingen we een keertje uit eten in Roquecor dat, hoe klein het dorp ook was (400 inwoners), kon bogen op een prima restaurantje met de oer-Franse naam Café du Centre. Lekker eten, buiten op het terras, wit wijntje erbij voor de dorst, wat een joie de vivre!
We maakten een paar uitstapjes. Bijvoorbeeld naar het Chateau de Bonaguil, een fraaie burcht bovenop een steile rotspartij, precies zo’n ongenaakbaar kasteel zoals je je dat als kind voorstelt. Maar ook andere châteaux kwamen aan bod, te weten die waar wijn werd geproduceerd. Als wijnliefhebbers wisten Peter en Liesbet wel waar Abraham, eh, de mosterd vandaan haalde en ze namen ons mee naar een aantal wijnboeren voor een rondleiding en proefsessie. Ik vond het een imposant gezicht, die kelders vol houten wijnvaten; en wat ik ook nooit meer vergeet was het moment waarop een van de kinderen nieuwsgierig een houten stop uit een vat trok en we het kostbare rode levenselixer vrijelijk omhoog zagen bubbelen, gedurende een paar secondes die wel uren leken totdat een van ons schielijk het vat weer sloot, ahum, tralala, rien se passer. Daar hebben we maar een paar flesjes gekocht...
Op vrijdag vertrokken we weer. Anders
dan de heenweg reden we nu in één keer terug naar huis. Naar Utrecht is het 1100
km, zo’n 11 uur rijden volgens de routeplanner, maar met alle pauzes, files en
onvermijdelijke wegwerkzaamheden kwamen we pas na middernacht aan. Precies een
week waren we weggeweest, een heerlijk vakantieweekje
waarin we ons hadden gewenteld in zwembad en gastvrijheid, op dat schitterende
Jouanique.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten