Spanje 1996

Augustus 1996

Autorijden? Dat leer je pas ná het halen van je rijbewijs! Aldus de wijze woorden van m’n vader die ik in de praktijk besloot te brengen toen ik - op de rijpe leeftijd van 28 – in 1996 eindelijk mijn rijbewijs haalde. Ik kocht namelijk een auto en reed meteen naar Spanje. Om te oefenen.

Die auto bleek geen succes. Het was een Renault 5, ooit gemaakt met de Franse slag denk ik en nu door mij voor fl. 4000 tweedehands gekocht bij een garage in Franeker. O, ik was er super trots op en voelde me de koning te rijk, maar er lagen een hoop dure reparaties in het verschiet en twee jaar later kon hij voor fl. 250 naar het autokerkhof.




De ellende startte al op dag één van de Spaanse trip die ik maakte samen met mijn vriendin van destijds, Fijtje. In de buurt van Maastricht begon het acculampje te branden; auto geparkeerd bij een benzinestation en drie uur op de ANWB gewacht (zo komt de wegenwacht aan zijn naam); de monteur stofte de accu wat af en concludeerde dat er niets aan de hand was; waarna de auto er later die dag alsnog volledig mee ophield, goddank pal voor de camping in Spa. Volgende ochtend de Belgische wegenwacht erbij, daarna door naar een garage en wat ze gedaan hebben weet ik niet meer, maar we reden weer en een paar dagen later, na tussenstops in badplaatsje Collioure en het Dali Museum in Figueras, arriveerden we veilig en wel in Barcelona.



Veel meer plan dan dit hadden we eerlijk gezegd niet. Na een dagje Barcelona - Sagrada Familia, Park Guell en de straathoertjes achter het Parc de la Ciutadella waar onze Renault stond geparkeerd - koersten we lukraak richting de Pyreneeën en zetten hier en daar onze tent op, onder andere bij Graus, een leuk plaatsje met een basiliek en een mooie oude brug. 





Veel deden we niet. We luierden in de zon, lazen veel (we hadden de beide delen 3 van De Tandeloze Tijd mee, die net waren verschenen), maakten bescheiden wandelingen en bezochten af en toe iets bezienswaardigs. Zoals een boeddhistische tempel die in de buurt de oosterse kop had opgestoken. Het was de eerste keer dat ik in een boeddhistische tempel kwam en ik herinner me dat ik het heel spannend vond; dat er later nog veel meer zouden volgen, in de Aziatische landen waar ze vandaan kwamen, had ik toen nooit kunnen denken.



Verder vond ik het heerlijk om gewoon wat heen en weer te rijden, al begon ik me wel steeds meer zorgen te maken over mijn Renaultje en dan met name over het roffelende geluid dat ergens onder de motorkap vandaan kwam en weinig goeds voorspelde. De snelheid van de auto werd ook navenant minder, meer dan 100 kon ik er niet meer uit persen. Achteraf gezien mag het een wonder heten dat we er de Pyreneeën nog mee zijn overgekomen. 


Via Benasque, een verlaten skidorp op 1100 meter hoogte, staken we over naar Frankrijk, brachten een dagje door in Lourdes (waar we onze ogen uitkeken) en streken toen neer in Toulouse. Daar werd het hoog tijd voor een garage. Wat nou precies het euvle was, werd ons niet duidelijk (al sprak F. vloeiend Frans), maar reparatie was in ieder geval groot, duur en tijdrovend, dus besloten we om toch maar door te rijden naar het noorden. Met 100 op de snelweg haalden we Parijs. We verbleven in een hotelletje midden in de stad - lekker oefenen weer voor mij in het Parijse verkeer. Ook Euro Disney haalden we nog, waar we een nachtje logeerden bij mijn zus Natalie die daar toen werkte, in een hamburgertentje op een piratenschip. Wie kan dat op z’n cv zetten?


Maar daarna ging het mis. Welgemoed gingen we vroeg op pad, maar onderweg naar Nederland, op de rollende heuvels tussen Parijs en Lille, zakte de snelheid vervaarlijk terug, van 80 naar 70 naar 60... Vrachtwagens haalden ons met luid foetergetoeter links in. Dus daar gingen we weer: naar de kant, naar een aire, en via een praatpaal de Franse wegenwacht opgeroepen. Na lang wachten verscheen er een truck met oplegger en werden we naar een garage in het achterland gebracht. Weer lang wachten. Men fixte iets, wat ben ik vergeten. Eind van de middag konden we onze reis vervolgen en we arriveerden tenslotte diep in de nacht in Utrecht, na nog een riante omweg via Venray om Karel op te halen, de kater van F. die logeerde bij mijn andere zus Leonie. Met een flinke kater kwamen we dus thuis.


Toch was de missie geslaagd, in zekere zin: ik hád leren autorijden. En ik had genoten van de vrijheid die een eigen auto op vakantie met zich meebrengt. Maar met de Renault is het nooit meer goed gekomen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten