Augustus 2003
We vertrokken op
donderdag, 31 juli. Eerst vanuit
Wieuwerd, waar het campertje bij m’n ouders stond gestald, naar Utrecht;
spullen inladen; en halverwege de middag echt op pad, naar het zuiden. Aanstaand
weekend was het weekend van zwarte zaterdag, de drukste dag op de Franse
snelwegen, en het leek ons verstandig dat pandemonium voor te zijn.
Die eerste
dag vorderden we tot Noord-Frankrijk, niet ver van Compiegne. Rijden – dat kon
het campertje wel. Zonder moeite 120, als het moest 140. Enige nadeel bij zulke
snelheden was de herrie die in de cabine ontstond: je kon elkaar dan nauwelijks
meer verstaan, laat staan lekker naar een muziekje luisteren van het
krakkemikkige casettespelertje. Alle cassettes van Harrie Jekkers, speciaal
voor deze vakantie getaped, moesten dus wachten tot de rustige Portugese
binnenwegen.
's Nachts overnachtten we in een bos dat we lukraak waren binnengereden. Een hert sprong
verschrikt weg toen ik het pad verkende.
Vrijdag maakten we de lange ruk door Frankrijk. Het was al druk op
de weg, we deden er twee uur over om Parijs te passeren en ook zuidelijker
bleef het filerijden rondom de grote steden. Bij een benzinestation net onder
Parijs pikten we lifters op: vier meisjes, de een nog jonger dan de ander, de
jongste misschien net 17. We bezorgden hen de lift van hun leven. Ze moesten
naar een plaatsje onder Bordeaux, Arcachon geheten, en we hebben ze letterlijk
thuisgebracht: om één uur ’s nachts reden we hun straat in. Op dat moment lagen
ze allemaal al uren te slapen in het zithoekje, uitgezonderd het oudste meisje
dat af en toe een jointje opstak, na daar beleefd toestemming voor te hebben
gevraagd. Als dank gidste ze ons vanuit Arcachon in haar eigen auto naar…iets vaags in een bos.
Het was te laat en te gaap om vragen te stellen. We parkeerden de camper in het
donker en gingen out.
De volgende
ochtend ontdekten we toch op een soort kampeerplaats te staan. Een tiental campertjes
stond verspreid in een dennenbos vlakbij het strand. Prima plek, nog gratis
ook, dus we besloten een dagje te blijven. Op de fiets haalde ik een baguette
en croissants en de rest van de dag lagen we op het strand. De vakantie was
begonnen!
Zondag reden we Spanje binnen. Bij San Sebastian verlieten we de
snelweg en volgden de tweebaansweg langs de Atlantische Oceaan. De kust is ruig
hier, hoge kliffen waar woeste golven tegenaan beuken. Op de spaarzame
strandjes word je omver gekegeld door de krachtige branding. Het kostte moeite
een camping te vinden, ze waren er niet of vol, en na urenlang doorrijden
sloegen we met de moed der wanhoop tenslotte een zijweg in die duizelingwekkend
steil afdaalde richting zee. Gelukkig deed het fraaie citaat uit ‘Awater’ van
dichter Martinus Nijhoff weer opgeld, zoals zo vaak: “Het toeval neemt een
binnenweg naar ‘t doel.” Want de lukrake actie bracht ons naar een fantastisch
plekje: een klein parkeerplaatsje met een waterpomp bij de lange stenen
toegangsbrug naar Gaztelugatxe, een rotseilandje met een klooster. Er stonden
nog wat auto’s van dagjesmensen; een voor een vertrokken die; en halverwege de
avond hadden we het rijk alleen. Konden we ons wassen bij de pomp, de whisky en
de sambucca tevoorschijn halen onder de bank en proosten op deze fantastische
binnenweg.
We hadden de rand van de wereld bereikt. Onder ons kolkte de oceaan. De golven bulderden, de wind raasde. Het was wij en de elementen deze nacht.
We hadden de rand van de wereld bereikt. Onder ons kolkte de oceaan. De golven bulderden, de wind raasde. Het was wij en de elementen deze nacht.
De volgende
ochtend te voet de brug overgestoken en 242 treden omhoog geklommen naar het
klooster van San Juan de Gaztelugatxe. Het dateert uit de 10e eeuw
en is het laatste wat Spanje scheidt van Amerika...daartussen ligt enkel water.
Daarna zetten we
weer koers naar de snelweg en via Bilbao, Burgos en Valladolid bereikten we aan
het eind van de middag Salamanca. Vanaf de camping fietsten we naar de stad,
bezochten het fraaie Plaza Mayor en aten vis en kip op een terrasje in een
rustig zijstraatje, met uitzicht op de kathedraal en de ooievaars die af en aan
vlogen naar een nest, ergens op het dak.
Toen werd het dinsdag. Vanaf Salamanca was het nog een
dik uurtje rijden naar de Portugese grens en hèt riviertje, maar voor we die
kant op togen zochten we eerst een àndere rivier. Van diezelfde onvergetelijke
vakantie in 1981 stamt namelijk een geluidloos 8-mm filmpje waarin te zien is
hoe ik borstcrawlend een brede river overzwem naar een rotspartij halverwege de
stroom. Op het filmpje is een grote stenen brug zichtbaar; ik herinner me nog
hoe je vanaf die brug scholen grote, donkere vissen voorbij zag zwemmen. Op grond van onze route van destijds moest
dit wel in Salamanca zijn geweest, meende ik, maar we konden geen plek vinden
die ook maar in de buurt kwam van mijn herinneringen. Wellicht dat de omgeving
in twintig jaar tijd onherkenbaar was veranderd – of dat mijn Olympische prestatie elders had plaatsgevonden.
Onverrichterzake verlieten we Salamanca. Hopelijk meer succes met hèt
riviertje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten