13 - 16 augustus 2017
Terug in vier dagen, de helft van de heenreis. Geen omweg via Liechtenstein, maar gewoon de snelste route.
Terug in vier dagen, de helft van de heenreis. Geen omweg via Liechtenstein, maar gewoon de snelste route.
Ver komen we niet, de eerste dag. We vertrekken pas om één uur. Inpakken
kost tijd, betalen kost tijd, nog een bal met een speeltje uit een automaat
halen kost tijd. Oostenrijk halen we nog, maar veel verder dan dat wordt het
niet. We overnachten ergens midden in het land, op camping Elisabethsee die
schitterend tussen de bergen is gelegen, aan een klein stuwmeertje. De eigenaar
is een vriendelijke man met een cowboyhoed die ons bij inchecken moeiteloos een
royale korting geeft. Ach, € 30 is ook goed, zegt hij terwijl hij net € 47,50
heeft voorgerekend op een kladblaadje. Hij beheert tevens een restaurantje op
de camping, waar we ons tegoed doen aan pils en pizza. Een gezellige avond.
Katelijne is helemaal onder de indruk van Oostenrijk. Prachtig land, aardige mensen. Zelf ben ik ook wel wat verrast door de vriendelijkheid en gastvrijheid van de inwoners. Ik associeer Oostenrijk heel erg met kitsch en kneuterigheid, maar dat staat voorkomendheid kennelijk niet in de weg, het tegendeel zal eerder waar zijn. Dat het een mooi land is met spectaculaire bergen is natuurlijk geen verrassing. Ik ben er een keer op wintersport geweest –nou ja, een uurtje met Jeroen gelanglauft toen– en ben er bovendien een keer op de fiets doorheen getoerd, onderweg naar Boedapest. Wat me van die keer vooral is bijgebleven is hoe plát Oostenrijk is. Vooraf hadden we namelijk erg opgezien tegen Oostenrijk, o jee, al die bergen, gaat dat wel lukken? Maar we volgden gewoon de Donau door het noorden van het land en fietsten fluitend tussen bijna Hollands aandoende weilanden naar Wenen.
Je bent hier in het hart van Europa, dat merk je aan de plaatsnaamborden.
Zagreb, linksaf. Even verderop: afslag Boedapest. Of wil je naar Wenen of Praag?
Het kan allemaal, de oude hoofdsteden liggen hier voor het oprapen.
Fascinerend. Het roept fantasieën op over een eindeloze trip met de camper
waarbij je al die brandpunten van de Europese geschiedenis bezoekt, de een na
de ander, de hele Balkan over, in het voetspoor van Geert Mak en diens ‘In
Europa’. Maar dan heb je tijd nodig, tijd met een grote T. Hebben we voorlopig
niet. Want de nieuwe generatie, die op de achterbank driftig diverse Ipads aan
het mishandelen is, moet over een paar dagen weer naar school.
Voor we ’s ochtends vertrekken zwem ik met Olivier en Wende naar het
vlot in het meertje. Het is heerlijk fris water, de zon schijnt, de ambiance is
geweldig. Onder het oppervlak zien we de schaduwen van vissen van bijna een
meter lang. Het kost moeite om ons los te rukken van deze mooie plek. We
overwegen zelfs nog even om een dagje te blijven, maar omdat we net alles
opgebroken en opgeborgen hebben en ons konvooi volledig startklaar is gaan we
toch maar weer verder.
Via Passau rijden we Duitsland binnen en kruisen een paar keer de Donau,
mij welbekend van die reeds genoemde fietstocht uit 1988 (HIER). In zes weken van
Utrecht naar Boedapest gefietst, op een racefietsje met tien versnellingen
waarvan de belangrijkste, de allerlichtste, het niet meer deed. Sinds die tocht
heb ik knieklachten. Eerst de Rijn af, toen de Neckar en tenslotte langs de
Donau om uiteindelijk via de Hongaarse poesta’s –eindeloze graanvelden– uit te
komen in het spannende, onbekende, mysterieuze Boedapest. De grens van
Hongarije was net open toen, het land ontwaakte uit z’n communistische winterslaap,
in Boedapest had dat jaar de eerste McDonalds van het Oostblok z’n deuren geopend
en de Hongaren stonden uren in de rij voor een Amerikaanse hamburger. Een Big
Mac kostte 43 forint, ofwel € 0,17. Niet dat wij die gegeten hebben, wij
zochten onze toevlucht bij de goedkope volkskeukens die de stad rijk was en
waar je voor een paar cent gulash met aardappels of rijst kon eten. Dat je het
IJzeren Gordijn was doorgestapt kon je echt wel merken in 1988: winkels met half
lege schappen, nauwelijks toeristen, totaal geen kiosken of straathandel, vreemde
talen ho maar. Het was iedere dag bijna veertig graden, de stad zinderde van de
hitte en we zochten verkoeling in de vele zwembaden annex vergane kuurorden die
de stad telde. Mooie herinneringen, aan een fantastisch avontuur.
We redden het vandaag zo’n beetje tot Würzburg en kamperen bij camping
Katzenkopf. Weer laat, weer geen tijd om boodschappen te doen, dus maar weer
uit eten bij het restaurant van de camping. We besluiten hier een dagje te
blijven, zodat we nog een laatste keertje kunnen zwemmen en relaxen. Alleen
Christel en Katelijne gaan er ’s middags even op uit om boodschappen te doen,
maar ze keren onverrichterzake weer terug: alles blijkt gesloten, het is
vandaag 15 augustus, Maria Hemelvaart, en in het katholieke Beieren betekent
dat een feestdag. Dus: wéér uit eten.
We wandelen door de dorpspoort naar Sommerach, dat een alleraardigst dorpje blijkt, met fraaie Duitse vakwerkhuizen en bakken vol kleurrijke bloemen voor de ramen. Er zitten opvallend veel wijnproeverijen: het is duidelijk dat we ons in een wijngebied bevinden, hier in een van de lussen van de rivier Main, en we drinken daarom maar een lekker wijntje bij de schnitzel met pfifferlinge. Dat laatste klinkt als zielige jonge kuikentjes, maar Katelijne, die naast de Duitse grens is opgegroeid en perfect Duits spreekt, weet beter: het zijn cantharellen, bij ons ook wel ‘hanenkammen’ genoemd.
We wandelen door de dorpspoort naar Sommerach, dat een alleraardigst dorpje blijkt, met fraaie Duitse vakwerkhuizen en bakken vol kleurrijke bloemen voor de ramen. Er zitten opvallend veel wijnproeverijen: het is duidelijk dat we ons in een wijngebied bevinden, hier in een van de lussen van de rivier Main, en we drinken daarom maar een lekker wijntje bij de schnitzel met pfifferlinge. Dat laatste klinkt als zielige jonge kuikentjes, maar Katelijne, die naast de Duitse grens is opgegroeid en perfect Duits spreekt, weet beter: het zijn cantharellen, bij ons ook wel ‘hanenkammen’ genoemd.
De volgende ochtend brengen we een vurige wens van de kinderen in vervulling:
wegrijden terwijl zij nog in de camper in bed liggen. Helaas zijn ze al wakker,
de boel afbreken maakte teveel lawaai, maar dat mag de pret niet drukken en
terwijl wij ons richting Nederland spoeden, liggen zij in een wanordelijke hoop
slaapzakken, Ipads, benen en armen ultiem lui te wezen.
Ontbijten doen we ergens langs de snelweg. Voor lunch rijden we Koblenz binnen: ik vind de Deutsche Eck, de plek in Koblenz waar Rijn en Moezel samenkomen een prachtige plek, maar dat vinden kennelijk meer mensen, want het is er vreselijk druk en het lukt niet de camper ergens te parkeren, dus zien we ons genoodzaakt maar weer verder te rijden.
Ontbijten doen we ergens langs de snelweg. Voor lunch rijden we Koblenz binnen: ik vind de Deutsche Eck, de plek in Koblenz waar Rijn en Moezel samenkomen een prachtige plek, maar dat vinden kennelijk meer mensen, want het is er vreselijk druk en het lukt niet de camper ergens te parkeren, dus zien we ons genoodzaakt maar weer verder te rijden.
Aan het eind van de middag zijn we terug in Utrecht en sluiten de
vakantie af in het pannenkoekenhuis in Amelisweerd. Wat het mooiste was?
Klimmen! roepen Olivier en Charlotte in koor. Wegrijden terwijl we in bed lagen,
zegt Wende voor wie gisteren al te lang geleden is. Het rondtrekken, vindt
Katelijne. En die ene week niet rondtrekken, vult Christel aan. Het zwemmen en
duiken met de kinderen, zeg ik. En zo had deze ouderwetse kampeervakantie voor
elk wat wils en zeg ik ten afscheid, naar een aloude Hollandse smartlap: dat is
het einde, dat doet de deur dicht, daar zijn geen woorden voor, ja dat is tra-la-la-la-la-lala…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten