Goed.
Uitslapen, rugzak weer om en op pad. We namen de bus naar het zuiden en
bezochten in Enniskerry het landgoed Powerscourt Estate.
Later
die dag wandelden we naar de vallei van Glendalough – ‘dal van twee meren’ –
waar je de ruïnes vindt van een van de oudste kloosters ter wereld, dat van de
heilige Kevin. In de 6e eeuw vestigde hij zich hier als kluizenaar en
verzamelde een schare volgelingen om zich heen die gaandeweg een bloeiende
kloostergemeenschap opbouwde dat het belangrijkste religieuze centrum van
Ierland werd. Vanaf de 10e eeuw was het echter gedaan met de heilige rust toen
achtereenvolgens Vikingen en bezetters uit Engeland langskwamen en alles
platbrandden.
Tegenwoordig resteren er alleen nog de ruïnes. Een paar gebouwtjes zijn hersteld, zoals een kerkje en een toren van 33 meter hoog, een zogeheten Round Tower waarmee het zuiden van Ierland ooit vergeven was. Naar schatting waren er meer dan 100 halverwege de Middeleeuwen; 20 staan er nu nog overeind. Waar ze voor dienden is niet zeker, waarschijnlijk wilden de monniken ze simpelweg als statussymbool, precies zoals destijds de families in San Gimignano tegen elkaar opboden met het hoogste huis en landen tegenwoordig met de hoogste wolkenkrabber. Jongens onder elkaar, wie heeft de grootste? Enfin, het is een prachtige plek, Ierland op zijn mooist: heuvels en bos, verweerde stenen muurtjes, watertjes. F. en ik hebben er een paar uurtjes rond gewandeld en keerden toen terug naar Laragh om een andere bezienswaardigheid van Ierland te bezoeken: de pub. F schreef ansichtkaarten, ik las de Irish Independent, onder andere over een bomaanslag in Belfast waar we ook nog naartoe wilden. Ging lekker daar. Ondertussen dronken we Guinness van de tap. Vond het eerlijk gezegd nogal bitter, maar goed, het hoorde erbij hier. Daarna trokken we ons weer terug, min of meer binnen gehoorafstand van de pub, in de wildernis aan de oever van de River Glenacalo.
Tegenwoordig resteren er alleen nog de ruïnes. Een paar gebouwtjes zijn hersteld, zoals een kerkje en een toren van 33 meter hoog, een zogeheten Round Tower waarmee het zuiden van Ierland ooit vergeven was. Naar schatting waren er meer dan 100 halverwege de Middeleeuwen; 20 staan er nu nog overeind. Waar ze voor dienden is niet zeker, waarschijnlijk wilden de monniken ze simpelweg als statussymbool, precies zoals destijds de families in San Gimignano tegen elkaar opboden met het hoogste huis en landen tegenwoordig met de hoogste wolkenkrabber. Jongens onder elkaar, wie heeft de grootste? Enfin, het is een prachtige plek, Ierland op zijn mooist: heuvels en bos, verweerde stenen muurtjes, watertjes. F. en ik hebben er een paar uurtjes rond gewandeld en keerden toen terug naar Laragh om een andere bezienswaardigheid van Ierland te bezoeken: de pub. F schreef ansichtkaarten, ik las de Irish Independent, onder andere over een bomaanslag in Belfast waar we ook nog naartoe wilden. Ging lekker daar. Ondertussen dronken we Guinness van de tap. Vond het eerlijk gezegd nogal bitter, maar goed, het hoorde erbij hier. Daarna trokken we ons weer terug, min of meer binnen gehoorafstand van de pub, in de wildernis aan de oever van de River Glenacalo.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten