Van
Laragh liftten we verder naar het mooiste middeleeuwse stadje van Ierland, Kilkenny.
Met de auto zou je het in anderhalf uur doen, nu kostte het 6 uurtjes. Maar behalve
die tijd kostte het helemaal niets.
De
volgende dag liftten we naar Kilkenny, met de eerste auto die voorbij reed. Een
ouder stel zette ons af pal voor het kasteel, de blikvanger van het stadje. We kregen
een rondleiding. Eeuwenlang was het kasteel in bezit van de Butler’s, een
geslacht waarvan de stamvader ooit butler van de koning was geweest, maar
daarna het dienaarschap verre ontsteeg en een rijke en machtige familie van
landeigenaren vormde die in haar hoogtijdagen 120 man personeel had rondlopen;
ze moesten het kasteel in en uit via ondergrondse gangen, om maar zo onzichtbaar
mogelijk te zijn. Twintigste–eeuwse
nazaten konden zo'n gigantisch stofnest – om van het personeel nog maar te
zwijgen – niet meer betalen en verkochten het in 1969 aan de staat. Meest
imposant is de Long Gallery, een, nou ja, lange galerij met portretten aan de
muren, een glazen dak en in het midden een dubbele haard – niet warm te stoken natuurlijk,
zo’n ruimte. Succes ermee, zullen de laatste Butler’s hebben gedacht toen ze de
boel verkochten aan de belastingbetalers van Ierland.
Aan
de voet van het kasteel ligt het middeleeuwse centrum van Kilkenny, met als
hoofdstraat – onvermijdelijk boven het Kanaal – de High Street. Als je die
afloopt kom je bij Saint Canice’s Cathedral, een gotische kathedraal van grijze
steen die uit de 13e eeuw stamt. Ook die
bezochten we. Daarna was het tijd geworden voor een bezoekje aan de pub en een patatje
in een fastfood–achtige zaak. Terug moesten we ook weer liften en of dat goed
ging weet ik niet meer, maar in ieder geval waren we tegen elven terug bij onze
tent en genoten opnieuw van een schitterende avond, warm en droog. On–Iers als
je het mij vroeg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten