Over de weg naar marathons
maart 2015
Dit jaar is het tien jaar geleden dat ik begon
met hardlopen. Op 14 november 2005 zette ik mijn eerste passen volgens een
zelfbedacht schemaatje van twee minuten rennen, twee minuten wandelen en dat vijf
keer achter elkaar, in totaal zo’n tweeënhalve kilometer. Een decennium later loop ik marathons.
Het heeft me geen ander mens gemaakt, maar het scheelt weinig. Hardlopen heeft mijn dagelijks bestaan totaal veranderd en zowel lijf als geest – door en door getraind inmiddels– willen niet meer zonder. Daarom, op het gevaar af in clichés te vervallen (want zijn er niet duizenden van zulke verhalen?) volgt hier een kleine hommage aan mijn hobby slash passie slash gekte die ik de reis van 42 kilometer en nog een vreselijk klein rotstukje noem.
Het heeft me geen ander mens gemaakt, maar het scheelt weinig. Hardlopen heeft mijn dagelijks bestaan totaal veranderd en zowel lijf als geest – door en door getraind inmiddels– willen niet meer zonder. Daarom, op het gevaar af in clichés te vervallen (want zijn er niet duizenden van zulke verhalen?) volgt hier een kleine hommage aan mijn hobby slash passie slash gekte die ik de reis van 42 kilometer en nog een vreselijk klein rotstukje noem.
Om maar een eerste cliché weg te nemen: nee, ik
was niet iemand die nooit gesport had en 100 kilo woog en zwakke enkels had en
oei oei oei dat lukt nooit. Ik ben van huis uit sportief aangelegd en tot m’n
achttiende actief geweest met van alles en nog wat. Maar daarna kwam de klad
erin. Studeren, uitgaan, drinken, roken. Ontelbare uren zitten schrijven, in op
achter schriftjes, typemachines,
computers, elk kwartier een nieuwe peuk opstekend. Maar hoewel het
verleidelijk is om deze hele periode, die zo’n vijftien jaar heeft geduurd, als
één groot romantisch bacchanaal af te schilderen, vol zonde en ongezondheid,
moet de waarheid zijn dat ook deze langgerekte studententijd sportieve
intermezzo’s kende en dat fitte en minder fitte fases elkaar afwisselden. Ik
ben bijvoorbeeld altijd blijven fietsen en heb een aantal verre fietstochten
gemaakt die ik beschouwde als een soort herstelkuren. Ze fristen lijf en leden lekker
op en brachten weer lucht in m’n verkankerde longen en gedachten. Ook begon ik wel eens met hardlopen, maar hield dat nooit lang vol want het was nou eenmaal niet compatibel met mijn levensstijl.
Maar geleidelijk werd mijn leven regelmatiger. Eerst
een negen-tot-vijf-baan, in 1997. Toen het studentenhuis ingeruild voor een
eigen flat, in 1998. En toen gaan samenwonen, in 2002. Toch had ik enkele jaren
later, in de herfst van 2005, het gevoel een soort dieptepunt te hebben
bereikt. M’n baan maakte me ongelukkig, ik had last van hardnekkige aambeien en
moest geopereerd worden, lag een tijdje plat, voelde me futloos bla bla bla
miespel smiespel meesmuil. Dit moet anders, dacht ik. Ik wil me lekker voelen.
En zo kwam ik tot de beslissing te stoppen met roken en te starten met hardlopen.
Een andere beslissing in dezelfde periode was dat ik me liet ontslaan en met
een gouden handdruk(je) een sabbatical nam, maar daar gaat dit verhaal niet
over.
Schrijven, roken, revolutie: de 'sporten'van destijds. Studentenacties 1988 |
Zoals iedere roker was ik al menige keer
gestopt voor ik stopte. Maar anders dan andere rokers ging me dat altijd
makkelijk af. Ik stopte ook niet echt, het was meer dat ik even vrij nam van
het roken, op vakantie ging. Letterlijk. Ik rookte niet tijdens vakanties. Die
gewoonte was ontstaan tijdens fietsvakanties en beviel me zo goed dat ik er
jarenlang mee ben doorgegaan. Even een maandje op adem komen. Dus toen ik in
november 2005 voor het laatst stopte leek het me, indachtig de fietsvakanties,
een goed plan tegelijkertijd te gaan sporten, hardlopen in dit geval.
Halve marathon van Leeuwarden, mei 2008 |
In een oude slobberbroek en trui liep ik naar buiten. Aan m’n voeten goedkope gympies, ooit gekocht voor een vakantie. Daar ging ik, rechtsaf de straat uit. Aan het eind langs de roeiverenigingen en dan onder de viaduct van de A12 door naar industrieterrein Laagraven, een weinig inspirerende omgeving van autodealers en ICT-kantoren, op dit tijdstip allemaal even gesloten als de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein elders op het terrein, zodat ik moederziel alleen langs hoge muren en parkeergarages liep en de straatlantaarns voor mezelf had op de stille novemberavond. Erg vond ik dat niet, ik voelde me nog niet bepaald een aanwinst voor de edele loopsport. Maar lekker was het zeker, vooral na afloop: hoe het bloed stroomde, hoe de spieren gloeiden, hoe de longen ineens tweemaal zo groot leken geworden. Alsof ik een nieuw lichaam had aangetrokken.
Het waren de eerste stappen naar een lopersleven
dat met open armen op me wachtte. Voorlopig bleef het industrieterrein mijn parcours,
ik bleef daar wat heen en weer keutelen langs de gevangenis, maar steeds vaker
keek ik verlangend naar het Merwedekanaal dat erlangs liep en dacht: als ik nou
daar, aan het eind, de brug oversteek en aan de andere kant van het water
terugloop...dat is een mooi rondje...of zou het te ver zijn? Na een maand had
ik voldoende moed verzameld. Ik waagde me de brug over en liep terug naar huis.
Het betekende een mijlpaal voor me, heel tastbaar was ik bezig m’n grenzen te
verleggen en dat gaf me een gevoel van euforie, alsof alles nu mogelijk was.
Dat rondje is precies 4 kilometer lang. Het geldt nu als ‘het kleine rondje’ dat ik loop als ik moe ben of weer begin met trainen na een vakantie. Daarnaast heb ik vaste rondjes van 5,5 kilometer, 6,5 kilometer, 7 kilometer, 8,5 kilometer, 10 kilometer, 13 kilometer, 15 kilometer, 20 kilometer en zelfs 30 kilometer, plus natuurlijk iedere denkbare combinatie van deze rondjes. Het extatische idee dat alles mogelijk was bleek te kloppen. Alles ìs mogelijk. Zo lang je maar volhoudt.
Dat rondje is precies 4 kilometer lang. Het geldt nu als ‘het kleine rondje’ dat ik loop als ik moe ben of weer begin met trainen na een vakantie. Daarnaast heb ik vaste rondjes van 5,5 kilometer, 6,5 kilometer, 7 kilometer, 8,5 kilometer, 10 kilometer, 13 kilometer, 15 kilometer, 20 kilometer en zelfs 30 kilometer, plus natuurlijk iedere denkbare combinatie van deze rondjes. Het extatische idee dat alles mogelijk was bleek te kloppen. Alles ìs mogelijk. Zo lang je maar volhoudt.
De belangrijkste eigenschap van een hardloper, of eigenlijk van iedere sporter, is discipline. Je moet trainen, ook als het waait of regent, als er een mooie film op televisie is, als je moe bent of gewoon geen zin hebt. Hoewel ik on the whole vreselijk geniet van hardlopen, heb ik regelmatig ook moeite van de bank te komen en een enkele keer stap ik met zware tegenzin de deur uit. Toch verzaak ik nooit. In de kern ben ik namelijk een zeer gedisciplineerd persoon, met een flinke sleur-tolerantie. Jarenlang, in de tijd van wild en haar, heb ik geprobeerd deze eigenschap weg te duwen want tja, beetje saai, niet cool, maar zulke basale karakterblokken krijg je niet van z’n plek en stiekem loodste het me wel door m’n studie, natuurlijk. En nu helpt het me richting marathon.
Want àls je volhoudt, en àls je zonder vragen
te stellen 3x per week gaat trainen, dan is progressie onvermijdelijk. Je gaat
harder, sneller, verder. Dat is een natuurwet. Ik liep na ongeveer vijf
maanden, op 17 april 2006, m’n eerste 10-kilometer-loop. Een jaar later, op 9
april 2007, volgde m’n eerste halve marathon. En weer twee jaar later, op 26
april 2009, liep ik m’n eerste marathon.
Het heeft me dus drieeëneenhalf jaar tijd gekost om van die eerste passen in
slobberbroek te komen tot een marathon in een strak pakje. Dat is beslist niet
snel, als je wilt kun je binnen een jaar van 0 tot 42 komen. Maar toen ik
startte met hardlopen was het helemaal niet mijn intentie een marathon te
lopen, sterker nog, de eerste twee jaar leek me dat een totaal onzinnige en
onmogelijke ambitie. Ik wilde me gewoon fit en gezond voelen, en dat ik steeds
verder bleek te kunnen was eigenlijk de onbedoelde, maar fascinerende bijvangst van een sportiever
leven.
Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik niet veel
talent heb voor hardlopen. Ik heb discipline, dat is een. En ik ben nooit
geblesseerd, dat is twee. Voor de rest zijn m’n longen veel te klein (en ook nog
eens inflexibel, volgens een Australische dokter die me afkeurde voor duiken, zie HIER) en vorm ik met m’n hoekige en gedrongen bouw het
tegendeel van de lange, pezige duurloper. Ik weeg relatief veel, ik ben niet
snel, heb altijd spierpijn en krijg vaak blaren. Dat ik mijns ondanks tòch
marathons ben gaan lopen is een van de grote, zalige mysteries in mijn leven en
zegt iets over de kracht van een idee en de onvermijdelijkheid van doorzetten.
Halve marathon samen met Christel |
En dat laatste, doorzetten, is voor mij de
grootste gift die hardlopen mij heeft gegeven. IJzeren hamstrings, longen als
een blaasbalg, een hart dat moeiteloos van ruststand 55 naar 145 accelereert en weer terug...fijn hoor, ideaal voor een sprintje naar de trein. Een tros
medailles aan de verwarming...lekker belangrijk. Herinneringen aan hardlopen
langs Notre Dame en Eiffeltoren, in de heuvels van de Peloponnessos of over het
onvolprezen jaagpad van de Kromme Rijn terwijl de zon opkomt boven nevelige weilanden,
good day sunshine...mooi om te
koesteren. Maar de echte, wezenlijke, duurzame winst is geestelijk. Ik, van
nature een opgever, heb leren doorzetten. De weg naar een marathon is er een
van doorzetten, want er zijn genoeg momenten van pijn, ongemak, tijdgebrek en overige
tegenslag die schreeuwen om opgeven. En dat is dan nog maar de opmaat naar het
monster zelf!
De gemiddelde amateur, iemand die goed getraind
is maar die, nou ja, gemiddeld is dus en amateur, zo’n stakker is òp na 32 tot
35 kilometer. De spieren zijn leeg, alle koolhydraten eruit gezogen, de ruimte
wordt gevuld met steeds meer melkzuur dat zorgt voor een almaar pijnlijker
wordend gevoel van verstijving. Het lichaam vraagt erom te stoppen, nee smeekt,
jammert, eist! Maar de finish is nog 10 kilometer verder ofwel tienduizend
passen ofwel een uur. Tienduizend rake klappen op die zere hamstrings, op de broos geworden knieën, de rauwe voetzolen... Op dat moment moet de geest het overnemen – en niet het onderdeel dat we kennen als Gezond Verstand, want dat heult lafhartig samen met de rest van het protesterende
lijf, nee een ander deel van de hersenen, een kleine subafdeling ergens
weggestopt tussen Doelen Halen en Alarmfase 3 die normaal niet veel in te
brengen heeft maar nu, gebruik makend van de algehele staat van mentale
uitputting, het voortouw neemt en uit het immense levensarchief allerlei
dossiers opdiept, van lullige liedjes als When the going get’s though, the
though get going tot de heroïsche beklimming van de Mont Ventoux (HIER) tot
onmogelijke maar tòch helemaal uitgelezen boeken als ‘Ulysses’ of ‘De
gebroeders Karamazov’...een maalstroom van associaties en herinneringen die
ervoor zorgt dat de pijn, de PIJN! naar de achtergrond wordt gedrukt en het
organisme voortgaat. Dankzij die fanatieke, bijna psychopathische hersenkwab haal je de eindstreep.
Opgeven, of anders gezegd: je doel aanpassen aan gewijzigd inzicht, kan z’n waarde hebben. Maar soms moet je volhouden, tegen Beter Weten in. Anders zou je de bloemen en de felicitaties mislopen, en ook de trots en de voldoening plus het zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde dat de geslaagde uitvoering van een plan je kan geven. Dat is de onbetaalbare les van achtduizend kilometer hardlopen.
Opgeven, of anders gezegd: je doel aanpassen aan gewijzigd inzicht, kan z’n waarde hebben. Maar soms moet je volhouden, tegen Beter Weten in. Anders zou je de bloemen en de felicitaties mislopen, en ook de trots en de voldoening plus het zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde dat de geslaagde uitvoering van een plan je kan geven. Dat is de onbetaalbare les van achtduizend kilometer hardlopen.
Overzicht
2005 16x 80 km (schatting)
2006 62x 400 km (schatting)
2007 113x 818 km
2008 129x 1099 km
2009 98x 972 km
2010 122x 1232 km
2011 117x 918 km
2012 101x 838 km
2013 105x 739 km
2014 104x 906 km
Totaal 967x 8002 km
Geen opmerkingen:
Een reactie posten