Donderdagavond
pikt Wim me op en eet eerst nog een hapje mee. Daarna zetten we koers
naar de paalcamping bij Austerlitz waar we in 2015 ook een nachtje hebben
doorgebracht. Twintig kilometer, anderhalf uur fietsen. Onderweg druppelt het
een beetje, en als de tentjes eenmaal staan barst er een ongenadig noodweer los
dat zo’n beetje de hele nacht zal aanhouden. Donder, bliksem, slagregens.
Hoewel we nog geen meter van elkaar staan moeten we bijna schreeuwen om onszelf
verstaanbaar te maken. Het zijn beelden die je wel eens ziet op de Zuidcol van
de Mount Everest, in de brullende wind op acht kilometer hoogte. Dat houden we
niet lang vol. Al gauw trekken we ons terug in ons eigen nylon coconnetje en
leggen ons te ruste. Geen hangmat vanavond – de bespreking van de nieuwste
gadgets van Wim stellen we tot nader order uit. Het wordt een onrustig nachtje,
vanwege de atmosferische storing wellicht, of anders wel vanwege de hernieuwde
kennismaking met slapen op een luchtbedje. Dat nog lek is ook, in mijn geval.
Vrijdagochtend
is er geen vuiltje meer aan de lucht. Het slechte weer is weggetrokken,
de zon schijnt tussen de wolken door, het zal een warme, benauwde dag worden.
We doen rustig aan. Drinken koffie –ik heb echte filterkoffie meegenomen– en
eten de zelfgemaakte bakstenen die Wim onder het mom van mueslirepen heeft
meegetorst. Wat er allemaal in zit…havervlokken, gedroogde abrikozen, noten,
rozijnen, aardbeien, honing, eieren…gebakken en afgemaakt met een dikke laag
chocolade. De voedzaamheid is belachelijk. Wim heeft er een stuk of twintig gemaakt
en we doen er het hele weekend mee.
Om half twaalf gaan we eindelijk op pad. We hebben bedacht naar de
Posbank te fietsen, iets voorbij Arnhem, en deze klim van 2,2 kilometer met een
gemiddeld stijgingspercentage van 2,8% en een maximum van 5,8% te gebruiken om
te testen hoe goed Wim’s fiets met 7 versnellingen zich houdt – dit ter
oriëntatie op een eventueel buitenlands avontuur, volgend jaar. Dat betekent
dat we de Utrechtse heuvelrug dwars oversteken en via de Grebbeberg en
Wageningen oostwaarts koersen. Prima plan. Dachten we. Totdat we een paar uur
later, met nog maar 32 kilometer op de teller, ergens bij Leersum uitgeput de
hangmat opknopen met onszelf erbij.
Iets heeft ons genekt. De hoge luchtvochtigheid, de ouderdom, de
volmaakte ongetraindheid – en waarschijnlijk ook die heuvelrug zelf, die niet
voor niets zo heet. Prachtig stuk bos, hoor, en voorzien van een prima fietspad:
het Let de Stigterpad, genoemd naar de eerste voorzitter van Nationaal Park
Utrechtse Heuvelrug). Maar het terrein golft op en neer als een lullig
zweefmolentje voor de kleintjes, niets spectaculairs, maar op den duur
doodvermoeiend. Wim’s beperkte derailleurvermogen kan het maar net aan
allemaal. Dus die Posbank – die is nergens meer voor nodig, concluderen we.
Voor internationale tochten heeft hij écht een andere fiets nodig.
We gaan het daarom anders doen. We fietsen nog verder tot Rhenen,
‘beklimmen’ de Grebbeberg lafhartig van de lichte kant (3%) en dalen af via de
zware kant (7%) zodat we met een vaartje van tegen de 50 kilometer per uur het
rivierenland binnenrollen. Een heerlijk briesje in de rug blaast ons verder
door de uitwaarden, langs Wageningen, tot aan Renkum waar we boodschappen doen.
Daarna laten we Arnhem rechts liggen, dat is duidelijk een brug te ver voor
ons, en zetten koers naar het noorden, de Veluwe op. Al snel rijden we weer tussen
de bomen, en daar komt voorlopig geen einde aan. In anderhalve dag zullen we de
Veluwe dwars over steken, van zuidwest (Renkum) naar noordoost (Hattem), ons
erover verbazend hoeveel bos Nederland nog heeft.
Aan het eind van de middag strijken we neer in het buurtschap Mossel
voor koffie en een tosti. We bevinden ons nu in natuurgebied Planken Wambuis,
een fraai gebied vol bos, hei en stuifzandvlaktes. De naam fascineert. Een
wambuis is een kledingstuk uit de riddertijd, een gewatteerd vest dat onder de
maliënkolder werd gedragen, voor zover een ridder zich die maliënkolder kon
veroorloven; de minder bedeelden moesten ten strijde in enkel die wambuis. Wat
ons op de rest van de naam brengt, ‘planken wambuis’: het klinkt als
middeleeuwse turbotaal voor een doodskist, vergelijkbaar met ‘een houten jas
aantrekken’. Maar Wikipedia vindt het waarschijnlijker dat de naam verwijst
naar de simpele herberg die eind achttiende eeuw in het gebied is gebouwd.
We fietsen nog een uurtje door, naar Otterloo volgepakt met pensionado’s
en elektrische fietsen, en vandaar naar Harskamp. Volgens mijn kaart bevindt
zich hier een recreatieplas en het zou lekker zijn om na zo’n zware, zweterige
fietsdag een duik te kunnen nemen; helaas kunnen we hem niet vinden. Daarom
koersen we weer het bos in en zoeken een plek om te overnachten. Paalcampings,
een door Staatsbosbeheer gesanctioneerde vorm van vrij kamperen rondom een
paal, zijn een prachtige uitvinding, maar helaas zijn ze buitengewoon ongelijk
verdeeld over Nederland. Je vindt er bijvoorbeeld een aantal in een weinig
interessant gebied van West-Brabant en ook een heel kluitje achter in een
hoekje in de Achterhoek, maar op de Veluwe… niks hoor. Dat is jammer. Het noopt
ons, die toch geen kwaaie jongens zijn, tot criminele activiteiten, in de zin
van: een door struiken overwoekerd bospad inslaan en midden in een beschermd
natuurgebied onze tentjes opzetten. Waar we overigens weinig gewetensnood over
voelen.
Het is een schitterende plek. Een open ruimte tussen de bomen, omgeven
door kleine heuveltjes. Dik mostapijt op de bodem, waar de haringen inglijden
als in een gulzige mond. Met een bidonnetje water spoelen we onszelf schoon,
ieder aan een eigen kant van ons privébos. Daarna eten we de couscoussalade die
Wim –evenals vorig jaar– heeft meegenomen. Het smaakt voortreffelijk. De rest
van de avond brengen we in de hangmat door. Hoog boven ons, in de stukjes blauw
die tussen de bladeren door zichtbaar zijn, zien we vliegtuigen over trekken,
voor de rest is het stil en verlaten in het langzaam verduisterende bos.
Helemaal weg van de wereld. Nog maar één streepje 4G-bereik…waar heb je dat nog
in Nederland?
Zaterdag. Eigenlijk
begint nu pas het weekend, terwijl we het gevoel hebben al een hele reis te
hebben gemaakt. Dat is het leuke aan fietsen: het is zo’n intensieve manier van
reizen dat een dag wel een week lijkt, een week een maand, enzovoorts. Je trage
tempo lijkt de tijd te vertragen. Het is slow travel, meditatief, bla bla.
Helemaal zen verlaten we ons mooie plekje in het bos en beginnen met blij
gemoed aan een nieuwe, veelbelovende fietsdag. De zon schijnt, het schelpenpad knerst
onder de wielen, we rijden misschien wel de mooiste streek van Nederland
binnen, kortom –
– godverdomme nog aan toe. Geen
spanning meer op m’n versnellingshandel. M’n versnellingskabel is geknapt. Als
een idioot draai ik rond in m’n allerlichtste verzet, nummertje 27. Daar komen
we die uitgestrekte prairie van de Veluwe niet mee over – niet voor Kerst, in
ieder geval. Wat een afknapper!
Met z’n ene streepje 4G zoekt Wim naar fietsenmakers in de buurt. In Harskamp
zit de dichtstbijzijnde: 6 kilometer terug. Er zit niets anders op, terug dan
maar. Rond half twaalf arriveren we bij Bike Totaal aan de Dorpsstraat, een
grote fietswinkel met achterom een werkplaats waar twee oude mannen gemoedelijk
aan het sleutelen zijn. Ja hoor, ze willen mijn afknapper tussendoor wel even
opknappen. Half één terugkomen. We drinken dus maar een cappuccino op het
terras van café De Vergulde Leeuw en halen een uurtje later m’n fiets weer op,
gerepareerd en wel. Tegen enen zijn we terug bij waar we zijn begonnen, en
begint de tocht opnieuw.
We zetten koers naar Radio Kootwijk, midden op de Veluwe. Dit is een
bizarre plek: een gigantische betonnen kolos in art deco-stijl, geïnspireerd op
de Egyptische sfinx, die onverwachts en ongenaakbaar de kop opsteekt midden in
de grote leegte van het heidelandschap. Het ding is gebouwd rond 1920, en met
opzet op deze verlaten plek: het diende namelijk als radiostation voor
Nederlands-Indië en de langegolf zender was gebaat bij een rustige atmosfeer. De
eerste keer dat ik hier bij toeval langsfietste was ik met stomheid geslagen.
Inmiddels ken ik het aanzicht, maar het blijft vreemd imposant. Ook de grote
Anton Corbijn, fotograaf en filmer, is kennelijk onder de indruk geweest; hij
heeft Radio Kootwijk gebruikt voor hoesfoto’s van Blof.
Via Hoog Soeren en Elspeet gaan we verder. Wim kent het gebied een
beetje, hij heeft hier een aantal klanten verpleegd, de kapitale mensen in
villa’s die zich zijn kostbare 24-uurs-zorg kunnen veroorloven. De route voert
deels door Kroondomein Het Loo –het grootste landgoed van Nederland– over
rustige brede paden, deels onverhard. Mooie bossen, prachtig landschap. En
opvallend rustig, we komen weinig fietsers tegen. Evenals gisteren is ons doel
een recreatieplas, het Heerderstrand, en ditmaal weten we het ook te vinden. De
plas is vrijwel verlaten wanneer we er tegen zessen een duik nemen,
vermoedelijk omdat het inmiddels bewolkt is en niet al te warm meer. Opgefrist,
met lange broek aan fietsen we nog een paar kilometer door naar Heerde om iets
te eten; na een rondje om de kerk strijken we neer bij een pizzeria. Het smaakt
goed. Wat nu? is daarna de vraag. Waar gaan we slapen?
Inmiddels is ons ter ore gekomen dat de Veluwe dit jaar te kampen heeft
met een schrikbarende zwijnenplaag. De wenselijke populatie is 1350 stuks, maar
er lopen momenteel 5x zoveel zwijnen rond, zo’n 10.000 dus. Oorzaak: de milde
winters van de afgelopen jaren, waardoor er veel eten is en evolutie het zo
geregeld heeft dat zwijnen grotere nesten leggen. Overal scharrelen ze rond: in
tuinen, bermen van wegen, campings. Voor Wim, die onderweg daadwerkelijk de
nodige zwijnensporen heeft gezien, maakt dit wild kamperen ineens iets té wild.
Het idee dat ons kampementje in het holst van de nacht overlopen wordt door een
kudde wilde zwijnen, snuivend en knorrend op zoek naar zijn bakstenen met
mueslireepsmaak, spreekt hem niet bijzonder aan.
Liever een camping dus maar. We hebben er op internet eentje ontdekt die
‘Natuurcamping De Dellen’ heet en volgens recensies totaal geen voorzieningen
heeft, dat spreekt vrije jongens als ons natuurlijk aan, dus we fietsen daar
naartoe. Het blijkt te gaan om een grasveld midden in het bos met een waterpomp
en verder niets; er staat een hek omheen van pakweg een metertje hoog, precies
genoeg om wilde zwijnen buiten te houden. Op het veldje treffen we een vijftal
campers, verspreid over alle hoeken en gaten. Een man die als beheerder dienst
doet, vertelt dat het terrein ooit privé-eigendom was van de Nederlandse
Caravan Club, maar dat het vanwege teruglopend ledenaantal sinds een paar jaar
commercieel uitgebaat wordt. Nou ja, commercieel: ons nachtje kost € 8.
We zetten de tenten weer op en binden verderop in het bos onze
hangmatten aan de boom. Heerlijk om jezelf na zo’n dagje inspanning lekker te
kunnen wiegen in een bubbel boven de grond. Gisteren 80 kilometer gefietst,
vandaag 73. In totaal dit weekend zo’n 220. Afstanden van niks natuurlijk, maar
de harde waarheid is dat we, ongetraind als we zijn, gewoon niet veel verder
komen. Eigenlijk getuigt het van een soort masochisme om uitgerekend drie dagen
te gaan fietsen: drie dagen is namelijk precies wat je nodig hebt om het
diepste punt te bereiken – daarna gaat het ineens beter, je raakt getraind, in
vorm. Volgend jaar gaan we langer, zeggen we tegen elkaar. Én naar het
buitenland: Ardennen, Duitsland, Engeland misschien. Het is makkelijk
ambitieuze plannen maken als je ontspannen in de hangmat ligt.
Zondag, ja
zondag knallen we ineens vooruit op onze fietsen. Eindelijk weer het bos uit
en langs de IJssel, strakke dijkwegen door het rivierenlandschap, kerktorens
aan de horizon. Het is warm en zonnig, een stralende dag. Veel fietsers.
Wanneer we Hattem binnenrijden voor lunch stuiten we op een marktpleintje met
een paar volle terrassen, de energie voelt onrustig na al die tijd in de luwte
van de Veluwe, gauw fietsen we een blokje om en stuiten op molen De Fortuin,
bij de stadwal van het historische plaatsje. Tegenover deze oude korenmolen,
nog steeds in gebruik, zit een smaakvol klein restaurantje; we trakteren
onszelf hier op de ‘Rijkelijk gevulde vis etagére’, waarom niet? Zo’n
fietsweekendje is goedkoop zat. Geen reiskosten, en ook nauwelijks
overnachtingkosten met al dat wild kamperen.
Het enige wat ons nu nog te doen staat is naar Zwolle zien te komen, daar
zal Christel ons ophalen. Dat betekent dat we de IJssel moeten oversteken en we
fietsen naar het veerpontje. Het is er druk, we sluiten achter een rij fietsers
aan. Een oudere vrouw spreekt ons aan met een verhaal over wolven en herten die
overgezet moeten worden, we zien haar zeulen met ijzeren afbeeldingen van de
dieren, begrijpen doen we het niet helemaal, het zal wel kunst zijn. Ze klaagt
over de veerman die niet meewerkt. Ach, laat die man het heen en weer krijgen,
adviseer ik haar, adrem als ik meestal niet ben. Geen reactie.
Aan de overkant zoeken we een plekje langs het water om de tijd te doden, maar er is geen beschutting en de zon brandt genadig, dus uiteindelijk fietsen we maar door naar Zwolle. De fraaie historische binnenstad ligt er sfeervol en uitnodigend bij op deze zomerse zondag. We strijken neer in een parkje langs de singel, tussen zonnebadende jongeren en mensen die iets aan het spelen zijn dat ‘kubb’ blijkt te heten: een werpspel met paaltjes en stokjes dat oorspronkelijk uit Zweden komt en nu ook hier populair begint te worden. Het schijnt een combinatie van jeu de boule en schaken te zijn en wordt ook wel ‘vikingschaken’ genoemd. Toevallig heeft Wim het onlangs ook gespeeld, op de camping. Best leuk, zegt hij.
Tegen vijven arriveert Christel. We treffen haar met Wende ergens aan de
achterkant van het station. De fietsen gaan achterop de auto, wij achterin,
rijden maar. Eerst nog langs een adresje in een buitenwijk waar Christel een op
Marktplaats gekocht Mega Mindy-verkleedpak kan ophalen…voor Wende uiteraard.
Daarna richting Utrecht. Het is een soort traditie –nou ja, één keer eerder
gedaan– om het fietsweekend af te sluiten met pannenkoeken en we besluiten
daarvoor naar het pannenkoekenrestaurant aan de Maarsseveense Plas te gaan,
Wim’s thuishaven. Daar eindigt de paalkampeertocht van 2017. Volgend jaar
weer verder. En dan verder.
Jongens van Jan van den Bos ? Groet Ankie
BeantwoordenVerwijderenDit klinkt als een heerlijke vakantie voor huismussen ! Ik ga Jeroen eens kietelen! Alleen geen tentje voor ons... alhoewel die hangmat!!!! Ik krijg er bijna het heen en weer van😹ik vond m erg leuk( maar heb dan ook geen wolvenbeelden noch herten).
BeantwoordenVerwijderen