26 - 28 juni 2015
Paalcampings kun je eigenlijk geen campings noemen. Het zijn plekken in het bos die door Staatsbosbeheer zijn aangewezen voor kamperen. Het woord ‘paal’ verwijst naar de waterpomp die soms aanwezig is, soms niet.
Voor de rest ontbreekt iedere voorziening. Je kunt er niet per auto komen en geen enkel bordje verwijst ernaar, dus zonder GPS zijn paalcampings onvindbaar. In theorie mogen er maximaal drie tentjes staan, maar die regel stamt waarschijnlijk uit de ideeënbus op het hoofdkantoor van Staatsbosbeheer, want in de praktijk is er niemand die na een dagje wandelen of fietsen rechtsomkeert maakt als hij de vierde is. Het is, kortom, wild kamperen met de zegen van de autoriteiten.
Paalcampings kun je eigenlijk geen campings noemen. Het zijn plekken in het bos die door Staatsbosbeheer zijn aangewezen voor kamperen. Het woord ‘paal’ verwijst naar de waterpomp die soms aanwezig is, soms niet.
Voor de rest ontbreekt iedere voorziening. Je kunt er niet per auto komen en geen enkel bordje verwijst ernaar, dus zonder GPS zijn paalcampings onvindbaar. In theorie mogen er maximaal drie tentjes staan, maar die regel stamt waarschijnlijk uit de ideeënbus op het hoofdkantoor van Staatsbosbeheer, want in de praktijk is er niemand die na een dagje wandelen of fietsen rechtsomkeert maakt als hij de vierde is. Het is, kortom, wild kamperen met de zegen van de autoriteiten.
Die zegen is
gratis: paalcampings kosten helemaal niets. Logisch, zou je bijdehand kunnen
zeggen, je krijgt ook helemaal niets. Maar dan vergeet je dat je een
onbetaalbaar stukje natuur krijgt aangereikt, vol groen en stilte en back to
the roots. Sommige mensen vinden dat geweldig. Mijn vriend Wim en ik
bijvoorbeeld. Twee keer eerder hebben we een legendarische fietstocht gemaakt,
naar de ARDENNEN en naar SCHOTLAND, en tijdens deze trips kampeerden we
regelmatig in het wild, tot beider plezier. Dus toen we onlangs weer eens een
legendarisch fietsweekend afspraken, was ons plan snel gemaakt: we gingen de
paalcampings rondom Utrecht bezoeken.
De vraag is even
wie wie ophaalt. Ik woon in het uiterste zuidoosten van Utrecht, Wim in het
uiterste noordwesten, aan de Maarsseveense plassen. Er zit 13 kilometer tussen.
Omdat Wim beter gesitueerd is wat onze route betreft, ben ik de klos en mag op
deze warme, kleffe vrijdagmiddag Utrecht dwars oversteken, langs de in geel
gewikkelde bomen en beelden van fietsers her en der ter ere van ‘le grand
départ’ volgende week, de start van de Tour de France. Kwart over twee ben ik bij Wim; half drie
vertrekken we. Le petit départ, zullen we maar zeggen.
Via het stiltegebied
rond Tienhoven en de bossen van Lage Vuursche zetten we koers naar het noorden.
Ons doel is Zeewolde. Er is een paalcamping in de buurt van Hilversum, maar die
is wel erg dichtbij, bovendien gesitueerd op 500 meter van de A27 wat de ware
natuurbeleving een beetje geweld aandoet, dus ik was blij verrast toen ik de
avond voor vertrek nog ontdekte dat er ook eentje in de Flevopolder zit,
volgens Google Maps op een perfecte 60 kilometer van Utrecht. Bij Baarn
verlaten we het bos en peddelen langs Eem en Eemmeer naar Spakenburg, waar we
een maltje en een biertje drinken op het terras van ‘De Kajuit’, aan het
haventje. Bedoeling was om hier het pontje naar Flevoland te nemen, maar we
ontdekken dat die niet vaart op vrijdag en fietsen dus verder naar de
eerstvolgende brug, bij Nijkerk.
Zeven uur is het inmiddels
geworden. Langs brede, stille wegen rijden we naar het Horsterwold, een verrassende
lap groen naast Zeewolde en het grootste bos van de polder. ‘Een hele andere
energie hangt hier’ meent Wim die daarvoor heeft doorgemediteerd. Ergens in dit
bos bevindt zich paalcamping Campanule. Ik heb de plek met een kruisje op m’n
fietskaart aangemerkt, maar in het echt blijkt het ding toch lastig te vinden,
en het is maar goed dat we op een gegeven moment twee jongens met rugzakken een
bospad zien inlopen, we racen hen voorbij in de hoop als eerste aan te komen en
de beste plek te kunnen claimen…maar dat valt tegen. Als het struikgewas opzij
wijkt, rijden we een grasveldje op waar reeds zes, zeven tentjes staan en een
heel gezelschap rond een kampvuur zit. Er wordt nog net niet gebadmintond. Beduusd
zetten we onze tentjes in een vrij hoekje op. Zoveel mensen hadden we niet
verwacht! Later begrijpen we dat Campanule van alle paalcampings –er zijn er
een kleine dertig– een van de drukste is
.
Ik heb voor de keukenspullen
gezorgd, Wim voor de fouragering. Hij tovert twee flinke bakken pastasalade
tevoorschijn en ik maak soep voor ons klaar. Als we uitgegeten zijn, zoeken we
een plekje in het bos om te ‘hangen’. Niets lekkerder om na een dagje fietsen,
nou ja half dagje fietsen, je moede leden en harde achterste uit te strekken in
een zacht wiegende hangmat. Drankje erbij, hasjpijpje erbij. Kijken naar de
hemel achter de boomkruinen die maar moeizaam verduistert in deze tijd van het
jaar. Luisteren naar de vogels die in koor de dag afsluiten en naar de kikkers
van de nachtploeg. En ondertussen praten met elkaar, praten.
Het is vijftien jaar geleden dat Wim
en ik voor het laatst met elkaar hebben gefietst. Een ongelooflijke lange tijd
terug, en toch lijkt het nog vorige week. Wonderbaarlijk hoe dichtbij dat voelt...in
het geheugen liggen tijdlagen niet keurig lineair boven elkaar, maar verwrongen
in associatieve knopen en lussen. Dertigers waren we toen, inmiddels eind
veertig, begin vijftig, samen precies honderd. Grappig is dat we ons tegenwoordig
een stuk fitter voelen dan destijds. We zouden ouder en stijver moeten zijn, en
dat zijn we ook wel, maar tegelijkertijd roken en/of drinken we niet meer en
zijn we veel sportiever geworden. En ook mentaal is er duidelijk sprake van
verbetering, we waren destijds erg zoekende, naar werk en vrouwen en waartoe
dien ik op dees’ aard, maar sindsdien hebben we wat bescheiden inzichtjes en
dingetjes uit het levensvuur gesleept die het bestaan een stuk aangenamer
maken, al is de zoektocht nooit klaar.
Ook qua uitrusting zijn we er
flink op vooruit gegaan. Betere fietsen, betere tenten, betere slaapzak, alles
beter en mooier. Om maar te zwijgen van een heel nieuw attribuut, de
smartphone. Destijds hadden we pas een mobiele telefoon. Ik herinner me nog hoe
Wim vanaf de camping in Edinburgh belde met z’n vader, die toen in Spanje zat,
en dat ik het een wonder vond dat zoiets mogelijk was. Nu sturen we foto’s naar
huis, zoeken de vaartijden van het pontje op, vinden met Google Maps de route,
maken al fietsend een filmpje, spelen de 1 tegen 100-app enzovoorts. En we bellen, dat ook nog. Wim, nooit vies
van de nieuwste gadgets, heeft een soort oplaadbare oplader bij zich: een accu
die je thuis oplaadt en waarmee je vervolgens een keer of drie, vier je
smartphone kunt opladen. Onmisbaar voor de ware bushman anno 2015.
Zaterdagochtend kruipen we uit
onze tenten met obligate klachten over stijve rug, zere knieën en ander
bejaardenleed. Twee koppen Nescafé en een bord yoghurt met muesli helpen ons
weer op de been. Ons kampement wordt afgebroken en weer op de fiets gebonden,
met een geroutineerdheid alsof we al weken onderweg zijn. We racen naar
Zeewolde om op tijd te zijn voor het pontje. Wim had de vaartijden opgezocht op
internet. Helaas die van de overkant, Strand Horst, zodat we twintig minuten
moeten wachten voor de boot eindelijk bij ons aanlegt.
Eenmaal aangekomen in Strand Horst nemen we snel een duik om ons een beetje te wassen en vervolgens gaan we serieus op pad. Vandaag staat –zoals Wim het
noemt– de ‘koninginnenrit’ van ons weekend op het programma. Doel is de
paalcamping in Austerlitz, maar om het leuk te houden maken we een omweg via
Ermelo zodat we een lekker stuk Veluwe kunnen meepakken. Een paar uurtjes
trappen we serieus door, eerst over mooie bospaadjes en later over de
boerenwegen rondom Barneveld, waar we te kampen hebben met ouderwets Hollandse
tegenwind en flink moeten stoempen. Het kost ons soms moeite de diverse
senioren in te halen die vrolijk keuvelend op hun elektrische fietsen voor ons
uit snorren. Een ongelooflijke rage, die fietsen, haast iedere
plezierfietser lijkt er eentje te hebben.
Andere rage: fietsknooppunten.
Iedereen maakt er gebruik van, wij ook. Dit systeem, oorspronkelijk bedacht om
in mijnenstelsels de weg te vinden, bestaat uit genummerde knooppunten door
heel Nederland waarbij je een eigen route kunt bepalen door te kiezen langs
welke knooppunten je fietst. Als enthousiast en geoefend kaartlezer heb ik me
er lang tegen verzet, maar ik ging een paar jaar geleden voor de bijl toen ik,
tijdens een fietsweekendje met vriend Rob die er wél gebruik van maakte, zag
hoe simpel het was en hoe onweerstaanbaar aantrekkelijk. Het grote voordeel is
dat je altijd de mooiste routes vindt. Anderen hebben die namelijk al voor je
uitgezocht: de leuke weggetjes, de verborgen fietspaadjes, de handige
doorsteekjes…
In het buitenland moet je helemaal zelf de weg
uitstippelen – en dat doe ik graag hoor, sterker, het is een van mijn liefste
hobby’s om ’s morgens vroeg bij een kopje Nescafé, terwijl de rest van het
gezelschap nog slaapt, in alle rust een landkaart te bestuderen, deze als het
ware te visualiseren en te trachten van alle mogelijke routes de allerbeste te
bepalen, degene die het snelst is, het mooist, het meest direct, het minst
heuvelachtig, of dat alles tegelijk. Eindeloos kan ik turen naar kaarten en
plattegronden. Nadeel is alleen dat je, eenmaal onderweg, toch vaak twijfelt of
het alternatief, die ene weg aan de andere kant van de heuvel, eigenlijk niet
net een beetje leuker is… Met knooppunten hoef je je daar geen zorgen meer over
te maken.
Voor Wim is het overigens een
revelatie, die knooppunten, hij kent het systeem niet. Hij maakt zich ook grote
zorgen als we, wat af en toe gebeurt, even een weg nemen die niet met een
knooppunt is verbonden. Gaan we goed? klinkt het dan. Ik vertrouw het niks…
In Barneveld doen we
boodschappen, waarna we een paar kilometer buiten de stad, in het bos rond de
Kleine Barneveldse Beek, de hangmatten tevoorschijn halen en aan een lunch
beginnen die ongemerkt overgaat in een siësta. Die tegenwind gaat niet in onze
kouwe kleren zitten. Tenslotte knallen we nog poosje verder, tot we bij Den
Treek het bos van de Utrechtse Heuvelrug hebben bereikt en in de luwte de
etappe kunnen uitrijden. Eerst bezoeken we het Henschoter Meer voor een frisse
duik; daarna gaan we naar Austerlitz en eten friet met saté bij het enige
restaurant; en tenslotte rijden we nog een paar kilometer verder, op zoek naar
de paalcamping.
Zoeken is het juiste woord. Het
geval zit grondig verstopt. Eh...waar moet je ook naar zoeken als er geen
ingang, receptie, toiletgebouw, zwembad en eigenlijk helemaal geen camping is?
Andere tentjes? Maar wie zegt dat die er zijn? Ja...wie weet is die ene boom
waar we nu een stressplasje tegenaan doen net toevallig de paalcamping. Er zit niets anders op
dan de hulp in te roepen van onze vrienden uit Mountain View, Californië en met
behulp van Google Maps naar de exacte coördinaten toe te fietsen. Feilloos
loodst Wim’s I-phone ons langs de bospaden: links, rechts, links, links, rechts
en we zijn er - ‘er’ blijkt een ijzeren waterpomp te zijn. Vijf, zes tentjes
staan verspreid tussen de bomen, op ruime afstand van elkaar. Ook wij kiezen
ver van de anderen een plekje uit. De tent gaat op, de hangmat uit. We hebben
81 kilometer gefietst vandaag. De rest van de avond hangen we wat te hangen en
genieten van de schitterende locatie. Voor zover we door ons geboom het bos nog
zien.
Zondag weer huiswaarts. Maar nìet
na een kopje koffie te hebben gedronken bij een vriendin van Wim die in
Soesterberg woont, exact 3,2 kilometer verderop. En nìet na onze sportieve
prestatie nog een cultureel vernisje te hebben gegeven door de Pyramide van
Austerlitz te bezoeken, weer 5,5 kilometer de andere kant op.
Die piramide van Austerlitz is een
eigenaardig fenomeen. Midden in het bos
staat een enorme piramide van aarden plaggen, 36 meter hoog met op de top een grote
stenen obelisk. Het gevaarte is totaal out of place, zoals ook de naam ‘Austerlitz’ out
of place is en eigenlijk toebehoord aan een plaatsje in (tegenwoordig) Tsjechië
waar Napoleon in 1805 de legers van Rusland en Oostenrijk versloeg. Een jaar
daarvoor hadden Franse soldaten, gelegerd in Nederland voor het geval de Engelsen mochten binnenvallen, uit verveling de piramide gebouwd die eerst nog de Marmontberg
heette (naar de plaatselijke generaal Auguste de Marmont) maar een jaar later werd
hernoemd om de glorieuze overwinning van Napoleon te gedenken. Tegelijkertijd
werd het naburige legerkamp Bois-en-Ville omgedoopt in Austerlitz. Vandaar.
In 1894 en 2001-2004 is de piramide, een stuk
vergankelijker dan zijn stenen voorbeelden in Egypte, grondig gerestaureerd.
Bij die laatste operatie is ook het bos er omheen gekapt, zodat het monument zich
nu in volle glorie presenteert. Dat verklaart waarom ik de plek in eerste instantie
niet herkende. We zijn hier namelijk eerder geweest, Wim en ik: om precies te
zijn op zondag 27 juni 1999. In mijn dagboek van destijds vind ik dit:
“Gefietst met Wim. Eerst naar de
pyramide van Austerlitz, die dicht bleek. Moesten een gulden betalen voor de
fietsenstalling, bij terugkomst bleek Wim’s kaart te zijn gestolen, konden het
nauwelijks geloven.”
Piramide gesloten, betaalde fietsenstalling, guldens: er is heel wat veranderd sindsdien…
In 1999... |
...en in 2015! |
Via schitterende bospaden fietsen
we terug richting Utrecht waar we neerstrijken bij het pannenkoekenhuis van
landgoed Amelisweerd, een bekende uitlaatplek voor Utrechters en stervensdruk
op een mooie zondag als deze. Gelukkig vinden we nog een tafeltje in de tuin.
Even later arriveren Christel en Wende. Hun meidenweekend zit erop, ons jongensweekend
ook. We sluiten af met pannenkoeken, even dik belegd als verdiend na 175 kilometer binnen twee etmalen, en constateren dat het weer een legendarische fietstocht is
geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten