8 - 10 augustus 2020
Met een oude diesel naar het hoogste land van Europa. Briljant idee.
Over Andorra hebben we het dan.
Een dwergstaatje in de Pyreneeën, exact even groot als de Noordoostpolder, maar dan met een gemiddelde hoogte van 1996 meter een tikkie bergachtiger. Vanuit Frankrijk leidt er één weg naartoe en
die gaat over de hoogste bergpas van de Pyreneeën, de Port de Envalira van 2409
meter.
Nou, daar gaan we dan met ons Fiatje uit 1997. ’s Ochtends hebben we nog hoopvol de banden opgepompt, zijn we zelf in ieder geval al wat hoger. Maar natuurlijk komt het aan op de motor, de 2,5 tdi aan de voorkant die de 3000 kilo daarachter de berg op moet trekken. Tdi staat voor turbo directe inspuiting en dat belooft heel wat, vooral dat ‘turbo’, maar na zoveel jaren trouwe dienst en 228.400 kilometer op de teller heeft onze grommende Duckato er duidelijk moeite mee. Het extreme warme weer zal trouwens ook niet helpen. Twee keer krijgen we te maken met een kokende motor en een paar kilometer voor de grens moeten we het opgeven, we laten ons terugrollen naar een plaatsje met de eigenaardige, maar toepasselijke naam L’Hospitalet-près-l'Andorre, want van oudsher was dit de plek – ‘schuilplaats vóór Andorra’ – waar gestrande reizigers onderdak vonden. Er is een kleine, typische bergcamping, dat wil zeggen een smal veldje in de vallei met uitzicht op imponerende bergwanden. Inmiddels is het zeven uur, we koken wat uit de voorraad, de zon schijnt, helemaal niet slecht hoor.
De volgende ochtend wagen we met
een koude motor opnieuw le jump. Nu gaat het goed, we passeren de grens en
steken de bergpas over, om weer af te dalen in de Valira d’Orient, een van de
drie valleien waar het minilandje uit bestaat en die helemaal afdaalt naar
Spanje, veertig kilometer verderop. Na een half uurtje zijn we bij de hoofdstad
van Andorra, Andorra la Vella genaamd, en daar verlaten we de hoofdweg om naar
een klimpark te gaan. In Andorra betekent dat dus: weer de berg op, en niet zo
zuinig ook. Twintig minuten later staan we dus weer langs de kant met een
kokende motor. Het is duidelijk, dit is geen land voor onze camper. Na een
afkoelingsperiode, die we doorbrengen met een potje ezelen (op een bepaalde
manier ook wel weer toepasselijk), weten we alsnog boven te komen en het
klimpark te vinden dat zich bevindt in een mooi bos naast een meer.
Inmiddels pakken donkere wolken
zich samen boven Andorra. (Hoe hebben ze zo'n klein land gevonden grrr?) Terwijl we net aangegord en wel het klimparkoers betreden, begint het te regenen, niet veel later gevolgd door een stevig
onweer. Onder apocalyptische omstandigheden – met donderslagen links en rechts – klimmen, slingeren en zippen we dapper verder, ook Wende. Van nature is ze dol op dit soort dingen en nergens bang voor, maar een klein uurtje later, wanneer ze totaal
doorweekt en verkleumd is en alle lijnen vervaarlijk glibberig zijn geworden, is ze er wel een beetje klaar mee. Een laatste lange
ziplijn brengt ons tenslotte terug naar de veilige grond. High fives, yes! Gauw
de regenjassen aan en terug naar ons huis op wielen.
We dalen weer af naar Andorra la
Vella. Zelfs dat gaat niet zonder slag of stoot, want na een tijdje beginnen we
een schroeilucht te ruiken en omdat automobilisten naar onze wielen beginnen te
wijzen vermoeden we – tenzij het de Andorrese manier van groeten is – dat er
rook is te zien. Ik merk dat remmen niet echt lekker meer gaat, verdorie, wel
het laatste waar je last van moet hebben in een bergachtig land, klein of niet.
Voorzichtig manoeuvrerend bereiken we de camping en daar – terwijl een
stortbui ons camperdak geselt – bellen we onze nationale rots in de branding voor bange
wielrijders, de ANWB. Een technisch medewerker hoort mijn verhaal aan, maar
toont zich Hollands nuchter. Gewoon de remmen oververhit, daardoor ontstaan belletjes
in de remvloeistof en voelt remmen zompig aan, voortaan meer op de motor remmen
en misschien even controleren of de remvloeistof niet te oud is, een fijne reis
verder. Pfieh! Het stelt ons enigszins gerust. En als het tegen zessen ophoudt
met regenen en we naar de stad kunnen wandelen om wat te eten wordt het toch
nog een genoeglijke avond.
Andorra la Vella, de hoofdstad,
is de grootste stad van het land, er wonen zo’n 25.000 mensen, een derde van de
hele bevolking. Slecht 1 op de drie inwoners is echt Andorrees, de rest is
hoofdzakelijk Spaans en er wonen wat Portugezen en Fransen. Officiële taal is
Catalaans. Het land is gesticht door Karel de Grote, als bufferstaat tegen de
islamitische ‘Moren’ uit het zuiden. In de dertiende eeuw werd erom gesteggeld
door een Spaanse bisschop en een Franse graaf, wat op unieke – en vreedzame – wijze
werd opgelost door Andorra toe te kennen aan beide tegelijkertijd, een situatie
die altijd is blijven bestaan, tot op de dag van vandaag. Ofwel: op dit moment
zijn de staatshoofden van Andorra niemand minder dan de president van Frankrijk
(Macron) en een of andere Spaanse bisschop. Daar doen die twee verder weinig
mee, maar toch, deze staatsvorm van een vorstendom met twee co-prinsen moet
uniek zijn in de wereld.
Waar leeft dit Pyrenese
Madurodam van? Toerisme. Tachtig procent van het inkomen komt uit toerisme.
Mensen komen om te wandelen of te skiën, maar vooral komen ze om te shoppen:
Andorra is een belastingparadijs en overal, vanaf de grens tot in de hoofdstad,
tref je grote winkels met goedkope drank en sigaretten, luxegoederen, parfum et
cetera. Om te testen of dit echt waar is, heb ik geprobeerd twee flessen whisky
te kopen voor de prijs van één in Nederland, en verdomd, het lukte ook nog! Kreeg er zelfs 2 foeilelijke whiskyglazen bij! Dat
kon ik trouwens gewoon met euro’s doen, want hoewel Andorra geen lid is van de
EU heeft het in 2013 wel de euro ingevoerd. Bijzonder verder aan Andorra is dat
het nul vliegvelden telt. Wel een mooie tunnel trouwens, waarover straks.
Het hoofdstadje ligt fraai tussen
de bergen, aan de bescheiden Valira-rivier, maar oogt verder weinig
bezienswaardig, Net zoals de paar dorpjes die we zijn gepasseerd heeft het een
hoog ski-oord-gehalte, met veel nieuwerwetse appartementenblokken langs een
drukke doorgangsweg. Al moet ik opmerken dat we de oude binnenstad niet hebben
gezien in de paar uur dat we er waren. Nee, wij zijn ergens blijven steken bij
een restaurantje dat er simpel uitzag, maar waar de pizza’s verrassend goed
bleken, evenals de lavacake voor Wende. Kortom, de dag eindigde prima.
Tja, en toen moesten we weer
terug, die ellendige pas van 2419 meter weer over. Of toch niet? We kunnen ook
gewoon de vallei uitrijden naar Spanje en dan met een boog terug naar
Frankrijk…even checken wat corona doet…shit zeg, provincie Llerida is sinds
gisteren oranje. Nog eens op de kaart kijken. Verrek…zie ik daar nou een
tunnel? Het zal toch niet waar zijn! Onder de Port de Envalira loopt
tegenwoordig een tunnel, die hebben we compleet gemist op de heenweg, goed
voorbereid als we altijd zijn. Dus, we rijden héél Andorra weer door (32
kilometer), betalen 12 euro en een kwartier later zijn we terug in Frankrijk. Briljant, meesmuilde de Duckato.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten