....anno 2016.
Een paar keer per jaar kom ik er langs, het grote braakliggende hoekperceel aan
de Utrechtseweg in Zeist dat de indruk wekt alsof er een rotte kies is
getrokken in het verder goed verzorgde gebit van een laan vol statige landhuizen
in gemanicuurd groen.
Achter ijzeren bouwhekken ontvouwt zich een doorgroefd niemandsland
van kuilen en bulten waar onkruid hoog opschiet – een prima plek om loopgraven
te bouwen en oorlogje te spelen zoals we dat vroeger deden op zulke landjes met
onduidelijke bestemming. Generaal, luitenant, soldaten, brokkelige kluiten
modder als munitie, en doorgaan tot iemand vol getroffen werd en huilend
vertrok.
Al jaren ligt de plek er zo bij. Ooit stond hier het hoofdkantoor van de Bedrijfsvereniging voor de gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen, afgekort BVG, een voorloper van het UWV. Ik werkte er in het voorjaar van 2000. Mijn afdeling (Incasso Uitkeringen) was begin van het jaar naar dit pand verhuisd vanaf haar tijdelijke locatie aan de Europalaan in Utrecht, die laatste vlakbij mijn flat destijds in Kanaleneiland. Nooit eerder (of later) zou ik zo dicht bij m’n werk wonen als toen: de straat uitlopen, park Transwijk doorsteken en ik was er, een kwartiertje wandelen. Ik stond om acht uur op, zette koffie, las een half uurtje ‘Gebroeders Karamazov’ van Dostojewski –hele winter over deze klassieker gedaan– en was om negen uur op m’n plek. Nu moest ik ineens drie kwartier fietsen.
Maar wie denkt
dat ik baalde van de verandering vergist zich: ik bewaar louter fijne
herinneringen aan die tijd. Ik vond het leuk het nieuwe gebouw –een honingraatachtige
kolos vol verrassende koffiehoekjes– te ontdekken en ik genoot van m’n nieuwe
functie als senior van de afdeling. Bij slecht weer pakte ik de auto, maar
meestal ging ik op m’n mountainbike. Vaak fietste ik ’s middags met m’n vriend Wim
terug, door het mooie Amelisweerd. De dagen lengden, de koeien kalfden, de
zomer naderde. Geen wolkje aan de lucht.
Tot als een
bliksemflits het ledenblad van de Socialistische Partij op de deurmat viel en
ik de vacature van bureaucoördinator van de Europese fractie in Brussel las.
Meteen wist ik: dat is een baan voor mij. Opgewonden ging ik naar buiten, om
boodschappen te doen, en terwijl ik door Kanaleneiland liep kon ik alleen maar
aan Brussel denken. Ik solliciteerde en werd aangenomen. 1 juni zou ik starten.
Het rare is dat ik helemaal niet ontevreden was in Zeist, sterker ik had het
enorm naar m’n zin, dus het was me een raadsel waar deze stap vandaan kwam. Nog
steeds vraag ik me dat af: waarschijnlijk trok het exotisme van Brussel me aan.
Achteraf weet ik dat m’n overgang naar de SP te laat in m’n leven kwam. Was ik
jonger geweest, dan had ik me vermoedelijk mentaal kunnen inkwartieren –en
thuis kunnen voelen– binnen de politieke, strijdbare club die de SP vormt; nu
was ik al een tijdje bezig een spiritueel pad naar binnen in te slaan en begon
opwinding over de buitenwereld verdacht veel te lijken op drukte over niks – ik
zag langzamerhand meer heil in een spirituele revolutie dan een maatschappelijke.
Hoe dan ook: ik
vertelde Wim het nieuws. Hij was er niet blij mee. Hij voelde zich niet thuis
binnen de ambtenarij van een groot kantoor en zag nu ook nog z’n maatje
vertrekken. Vlak voor ik vertrok dronken we een keer koffie in een van die
plotselinge zitjes waar je over struikelde in het pand. Hij was down. Om
hem op te beuren begon ik over de zomervakantie. Waarom gingen we niet weer
fietsen? Dat was vorig jaar, naar de ARDENNEN, ook prima bevallen. Waar zou hij naar toe willen? Wim spoelde
het idee als lauwe koffie door z’n mond en spuugde toen een woord uit. Schotland.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten