10-14 augustus
2000
Glasgow is het Rotterdam van Schotland: drukke
havenstad, werkstad, arbeiders en rouwdouwers, altijd opboksend tegen de wufte
superioriteit van die ándere stad, de hoofdstad. Vanaf de industriële revolutie
was ze lange tijd, zowel qua inwoners als qua economie, de tweede stad van Groot-Brittannië,
na het onvermijdelijke London. Haven en scheepsbouw waren de motor.
Halverwege de
twintigste eeuw woonden er ruim een miljoen mensen, grotendeels in negentiende-eeuwse
sloppenwijken vol criminaliteit, alcoholisme, tuberculose. Door sociale
woningbouw en herhuisvesting is dat aantal in de loop der jaren teruggebracht
tot zo’n 600.000. Ook is er veel geïnvesteerd om Glasgow cultureel op de kaart
te zetten, wat culmineerde in de verkiezing tot Europees Cultureel Hoofdstad
van het jaar in 1990. Dat laatste voor wat het waard is – tegenwoordig kan ieder
provinciestadje die eer binnenslepen, zoals Leeuwarden in 2017. Op die manier
komt ook Wieuwerd nog wel eens aan de beurt vanwege de Van Oudheusdens die m’n
ouders aan de muur hebben hangen en en originele kip van Anton Heyboer.
Maargoed, het is
niet de eerste stad waar je aan denkt als je Schotland bezoekt –ik heb Glasgow
in 1987 links laten liggen– en het was dan ook met een hoofd vol vooroordelen
dat Wim en ik ’s middags vanaf de camping naar de stad fietsen. Helemaal
onterecht was dat niet, zo bleek. De twaalf kilometer naar het centrum voerden door vreselijke buitenwijken: straten zonder wegdek, vervallen huizen en troosteloze
flats, slonzige mensen – vergeleken met deze slums was mijn eigen Kanaleneiland, dat toch doorging voor een van
de slechtste wijken van Nederland, een nette buurt. Toen kwam er nog een
industrieterrein en toen pas zeilden we iets fatsoenlijks binnen, George
Square. Toegegeven: een mooi plein, het centrum van het centrum van Glasgow.
George Square (van internet) |
Het was ons niet helemaal duidelijk wat we in Glasgow kwamen doen en we hebben gewoon lukraak wat rondgefietst. We zijn in een fraai, Jugendstilachtig winkelcentrum geweest en hebben een tijdje rondgehangen in Glasgow Green, een uitgestrekt park langs de River Clyde die in lussen door de stad trekt. Het park doet z’n naam eer aan, want hoofdzakelijk bestaat het uit groene lappen gras, verfijnd is het niet. Ergens staat een rotsblok ter nagedachtenis aan een gebeurtenis in 1765 die de loop van de wereldgeschiedenis zou bepalen: hier kwam James Watt, terwijl hij door het park wandelde, op het idee van de condensator, wat de bouw van stoommachines mogelijk maakte en daarmee de industriële revolutie in gang zette, het vliegwiel van de moderne tijd dat nog steeds doordraait. Het monumentje valt in het niet bij de protserige zuil van Lord Nelson, een Britse zeekapitein die een paar zeeslagen won in de tijd van Napoleon. Wim, droogjes: “Andersom zou logischer zijn geweest. “
Wim (Watt?) krijgt een idee |
In het park werden
voorbereidingen getroffen voor een pipe-band festival, doedelzakken zeg maar.
Er stonden dranghekken en mobiele wc’s en er waren wat blazers en trommelaars aan
het oefenen.
Glasgow Green (van internet) |
Na het eten, bij
een Italiaans formulerestaurant genaamd Bella Pasta, zochten we een pub op voor
wat biertjes. Het was vrijdagavond en net als een week eerder in Inverness
trok het Schotse uitgaansleven als een storm over ons heen. Op straat joelende
jongens en meisjes, dronken mensen, politiewagens, schreeuwende krantenverkopers.
Volgens ons reisgidsje –het merkwaardige ‘Trotter’, met Vlaamse tongval– zou de
stad gekenmerkt worden door “een bijzonder rijk en artistiek uitgaansleven” en
wemelde het er van “de hartelijke studenten”, dus luidde de conclusie: “dat
belooft gezellig te worden”. En elders: “Laat
je maar eens meevoeren dooreen troep aangeschoten studenten.” Nou, daar moesten
we smakelijk om lachen. Het was zeker een troep buiten, en aangeschoten, maar wat
wij voorbij zagen schuieren in t-shirt en decolleté leken ons vooral studenten
van de universiteit des levens.
Rond half elf
taaiden we af, nog moe en koortsig van de helletocht gisteren naar Lairg. Ons
wachtte de gevaarlijke rit terug door de achterbuurten van Glasgow. Het liep
goed af.
We hadden het wel gezien in Glasgow en de volgende dag reden we naar de andere kant van Schotland en belandden in het plaatsje Berwick-upon-Tweed aan de Noordzee, net over de grens in Engeland. Hier zijn we een dagje gebleven. Ik was niet in goeden doen: ik had kiespijn en voelde me lusteloos en chagrijnig. We zijn naar een eerstehulppost geweest, maar werden weggestuurd met zware pijnstillers – ook heb ik nog het antwoordapparaat van een spoedtandarts volgevloekt die de bloody telephone maar niet opnam.
Tussendoor fietsten we wat in het rond. We reden de pier met een vuurtorentje op en werden verrast door een zeehond die ineens snuivend de kop uit het water stak. We legden een biljartje in een pub. ’s Avonds, op het strand, namen we onze toevlucht tot dat ándere pijnstillende middel van eigen bodem dat we bij ons hadden en waarvan nog een laatste restje over was; tot onze grote schrik reed er ineens een politieauto onze kant op; net voordat de koplampen ons illegaal bacchanaal bestreken kon Wim z’n smeulende hasjpijpje in het zand begraven.
Berwick-upon-Tweed (van internet) |
We hadden het wel gezien in Glasgow en de volgende dag reden we naar de andere kant van Schotland en belandden in het plaatsje Berwick-upon-Tweed aan de Noordzee, net over de grens in Engeland. Hier zijn we een dagje gebleven. Ik was niet in goeden doen: ik had kiespijn en voelde me lusteloos en chagrijnig. We zijn naar een eerstehulppost geweest, maar werden weggestuurd met zware pijnstillers – ook heb ik nog het antwoordapparaat van een spoedtandarts volgevloekt die de bloody telephone maar niet opnam.
Tussendoor fietsten we wat in het rond. We reden de pier met een vuurtorentje op en werden verrast door een zeehond die ineens snuivend de kop uit het water stak. We legden een biljartje in een pub. ’s Avonds, op het strand, namen we onze toevlucht tot dat ándere pijnstillende middel van eigen bodem dat we bij ons hadden en waarvan nog een laatste restje over was; tot onze grote schrik reed er ineens een politieauto onze kant op; net voordat de koplampen ons illegaal bacchanaal bestreken kon Wim z’n smeulende hasjpijpje in het zand begraven.
Maandag reden we door naar Newcastle ‘shopping paradise’ upon Tyne. De veerboot vertrok weer om zes uur ’s avonds, dus ’s middags hingen we in de stad rond – ik herinner me nog vaag een café met Beatles-parafernalia. Tijdens de overtocht keken we 'Gladiator' in het filmzaaltje, voor de rest sliepen we net zo beroerd als de heenreis, dus ja, onze vakantie ging een beetje als een nachtkaars uit. Diezelfde week nog zat ik in een tandartsstoel voor een wortelkanaalbehandeling.
Niettemin kijk
ik terug op een prima reis: mooie tochten gemaakt, veel van het land gezien en als altijd een hoop
lol gehad. We zouden het zo weer doen – toch zou onze volgende fietstocht jaren
op zich laten wachten. Het leven nam z’n koers, wisselvallig en onvoorspelbaar als het Schotse weer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten