31 juli – 5 augustus
2000
Van Edinburgh
aan de oostkust staken we het land door naar Oban aan de westkust. Kleine omweg
gemaakt om een blik te werpen op de Forth Rail Bridge, een ijzeren spoorbrug
uit 1890, iconisch voor Schotland en vaak gebruikt op de eigen, Schotse bankbiljetten.
Forth Rail Bridge (van internet) |
Oban is een
klein stadje aan een baai. Haventje, zeilbootjes, hoge stenen gevels langs de
waterkant, en bovenop een heuvel een zogeheten ‘folly’ ofwel een nutteloos bouwwerk
uit de negentiende eeuw, in dit geval een replica van het Colosseum genaamd McCaig’s
Tower. Voorbij de baai liggen de Hebriden, een eilandengroep die wel 500 eilanden
telt en zich uitstrekt over honderden kilometers langs de hele westkust.
Wie googelt op ‘Oban’ zal vooral verwijzingen naar whisky vinden, eerder nog dan naar het plaatsje zelf. Al eeuwen wordt hier whisky geproduceerd en de single malt van 14 jaar oud geniet ondertussen wereldfaam. 14 jaar...zo lang was het geleden (ongeveer) dat ik Schotland voor het eerst bezocht. Wat dus werd gebotteld toen ik als jeudgpersoon in Oban rondliep lag dus nog steeds ergens in een loods te wachten tot het gerijpt was, body had gekregen, karakter of hoe noem je dat noemt bij whisky. Hmmm. Herkenbaar.
Oban (van internet) |
Ikzelf was in die periode ook een stuk doorrookter geworden, en mijn smaak was –evenals m'n dorst– flink gegroeid. Ik dronk mijn allereerste
glas whisky destijds in 1987. Op de startdag van m’n liftvakantie nam een vriendelijke
advocaat me mee naar z’n landhuis nabij Carlisle, op de grens van Engeland en
Schotland , en bood me ’s avonds een glaasje Schotse trots aan; ik vond het bwaahhhuuh
vies. Diezelfde reis bezocht ik tweemaal een distilleerderij waarbij je na
afloop ook een glaasje mocht proeven – dat smaakte al ietsje beter. Daarna ben
ik in de loop de jaren een goede klant geworden, mag ik wel zeggen.
Maar Wim en ik
kwamen niet voor de whisky. Nee, we kwamen voor Sint Columba. Deze Ierse
heilige verliet Ierland in de 6e eeuw en stak de zee over naar het
eilandje Iona, waar hij een kloostergemeenschap stichtte van waaruit heel
Schotland is gekerstend. Nog steeds staat er een kerkje op Iona, te mooi voor
woorden. Dat was ons doel. Iona dankt z’n schoonheid echter voor een groot deel
aan z’n afgelegenheid, de onverbiddelijke ligging ver weg van alles, dus er zien
te komen was wel even een dingetje, zogezegd. Een dingetje met twee eilanden en
twee veerboten.
Mull (van internet) |
We stalden de
auto langs de weg in Oban en namen de eerste pont, naar Craignure op het eiland
Mull. Van daaruit fietsten we naar de andere kant van Mull waar, bij het
plaatsje Fionport, de veerboot naar Iona vertrekt. Dat was 60 kilometer – Mull
is namelijk een flink eiland, vier keer zo groot als Texel. Mooie route: een
smalle, licht golvende weg door een heideachtig landschap volkomen vrij van
menselijke aanwezigheid. Ook Fionport (inwonertal 80) stelde niets voor, een
weg die doodliep op de kade, links en rechts een handvol huizen, geen camping. We
zetten onze tent daarom iets buiten het dorpje neer, aan een baaitje vol
kiezels, met uitzicht op Iona en Columbas abdij. Schitterende plek. Woest,
verlaten. Enige nadeel was de ijskoude wind die aan het eind van de middag
vanuit zee opstak – maar gelukkig hadden we de slaapzakken. Dé slaapzakken. Niet
op bespaard, speciaal voor deze vakantie gekocht nadat we vorig jaar in de
ARDENNEN continue hadden liggen kleumen. Het was een feest om erin te kruipen,
iedere avond weer, we hebben het geen seconde koud gehad in Schotland.
De volgende dag
namen we het pontje naar Iona (inwonertal 175) en bezochten de abdij. Van het
oorspronkelijke klooster uit de zesde eeuw is niets meer over, de kerk die er nu
staat is pas honderd jaar oud met nog een fundament uit de vijftiende eeuw. Wel
vind je op het bijhorende kerkhof nog oorspronkelijke Keltische kruizen, de
oudste uit de achtste eeuw. Opvallend aan het kerkhof is dat alle Schotse
koningen tot de elfde eeuw er begraven liggen, 48 in totaal, waaronder de
illustere MacBeth die onsterfelijk is geworden door het toneelstuk van
Shakespeare. (Om maar te zwijgen van de latere versie van Herman Finkers, met
bijvoorbeeld de onliner: “Macbeth doodde in de strijd tegen de Ieren Patrick de
Goede. Patrick de Goede heette Patrick de Goede omdat MacBeth eerst nog de verkeerde
Patrick te pakken had.”) Het geeft aan hoe belangrijk dit afgelegen roteilandje
van twee bij een kilometer ooit was. Behalve de abdij is er verder niets te beleven:
de aantrekkingskracht van Iona is haar onontkoombare esthetiek, het beeld van
dat eenvoudige stenen kerkje in de onmetelijke koepel van water en lucht dat
aan de rand van de wereld, waar de zee van het continent valt, een stille, bijna
ontroerende strijd voert tegen de eeuwige natuurkrachten – een tastbare
metafoor voor de kracht van het geloof.
Iona Abbey (van internet) |
Het was mooi
weer die dag, zonnig met een licht briesje. Dat kwam goed uit, want we wilden
nog een eilandje bezoeken, Staffa. Dit eilandje, nog kleiner dan Iona, is
beroemd vanwege een grot genaamd Fingal’s Cave. Naar schijnt brengt deze grot als
het waait een muzikaal geluid voort, wat de componist Mendelssohn – die de grot
in 1829 bezocht– inspireerde tot opus 26, de Fingal’s Cave Ouverture, van zijn
Hebriden-symfonie. Omdat er geen haven is kun je Staffa alleen bezoeken als de
zee kalm is, zodat de boot je rechtstreeks op de rots kan afzetten. Wij namen
een toeristenbootje vanaf Fionport. De grot, zo’n zeventig meter diep, is niet
heel bijzonder, maar wel mooi zijn de basaltpilaren waaruit het eiland is
opgebouwd en waar het zijn Vikingnaam Staffa (Oud-Noors voor ‘staaf’) aan
dankt. Verder vind je er een hele kolonie papegaaiduikertjes. Op de terugweg
opwinding op de boot toen er een dolfijn werd gezien.
Fingals Cave (van internet) |
Een dag later
fietsten we terug richting Craignure. We namen een andere weg dit keer, de énige
andere weg van het eiland: dwars door het ‘binnenland’ dat verrassend
bergachtig was ineens, met als hoogste top Ben More van bijna 1000 meter. Pal voor
de afslag gebeurde er iets wonderbaarlijks. Wim reed lek; toen hij z’n fiets op
de kop zette en de band van het wiel haalde brak het ventiel af; bloody hell…
Stonden we daar in the middle of mull zonder reserveband! Net toen we de ernst van
onze situatie een beetje begonnen te beseffen kwamen er ineens drie
racefietsers met piepende remmen uit de lucht vallen. Amerikanen, zo bleek, en
buitensporig professioneel, voorzien van allerhande gereedschap en materiaal
waaronder een binnenband in precies de goede maat. Een van hen hielp routineus de
band te verwisselen. (Op z’n zonnebril was een minuscuul achteruitkijkspiegeltje gemonteerd. Later zei Wim: Toen ik dat zag wist ik dat
het goed zat.) Wim overhandigde wat geld aan de man en weg was hij alweer met z’n
buddies, in een lange sprint richting Oban. De hele episode had misschien tien minuten geduurd – wat een mazzel!
Ben More (van internet) |
Nog wat verbouwereerd
vervolgden we onze route met een paar taaie klimmetjes naar de andere kant van
het eiland en reden toen via een heerlijke weg langs het water terug naar
Craignure (inwonertal 200). Het laatste stuk flink tegenwind, moeten stoempen. Omdat
het al te laat was voor de veerboot zochten we de camping op. Later namen we nog
een kijkje in de enige pub van het dorp, de Craignure Inn, waar twee Schotten
traditionals speelden. Lang bleven we niet; we waren moe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten