Kent en Surrey

Juli 1990

In het jaar dat wij het spoor van koning Arthur volgden, 1990, was ik 22 en beleefde een zogeheten 'tussenjaar’. Dat betekende dat ik mijn studie had onderbroken om een jaartje te werken en te reizen. 

In diverse fabrieken en magazijnen verdiende ik moeizaam een kapitaaltje bij elkaar dat volstond om in het voorjaar een tijdje in Spanje en Portugal rond te trekken, waarna ik in juni weer terugkeerde om her en der logerend – want mijn studentenkamer was onderverhuurd – het WK Voetbal te kijken dat in Italië plaatsvond. (Ik had me de moeite kunnen besparen, want het was het slechtste WK dat ooit is gespeeld, ja het was zelfs zo erg dat heel snel hierna allerlei spelregels zijn aangepast om een drama als dit voortaan te voorkomen.) Om een lang verhaal kort te maken, ik had dus al maanden rondhangen, roken en bier drinken voor de tv achter de rug toen het zomervakantie werd en ik ineens met een conditie van likmevestje op de fiets moest stappen. Ach, dat zou vast wel goed komen dacht ik. En dat bleek ook zo te zijn, met dank aan de fysieke hoorn des overvloed die wij jeugd noemen.

Klaar voor vertrek

Op vrijdag 20 juli propte ik wat spullen in een tas en fietste naar N. toe die destijds in Wageningen woonde en studeerde. Hijgend en piepend trapte ik de Grebbeberg op en zeilde toen aan de andere kant weer naar beneden, vrijwel rechtstreeks N.’s kamer binnen die zich aan die kant van het stadje bevond. Bedoeling was om de veerboot van Vlissingen naar Sheerness te nemen en die vertrok zondag, dus we hadden een dagje over, maar we merkten dat we geen zin hadden om te wachten en daarom stapten we diezelfde vrijdagmiddag spontaan al op de fiets richting Zeeland. Het was heerlijk weer. Na een overnachting in Waalwijk, vlakbij de Efteling, fietsten we door, verdwaalden gruwelijk en zagen ons genoodzaakt in Roosendaal de trein te pakken voor het laatste stukje naar Goes; daar konden we overnachten bij mijn vriend Peter en zijn toenmalige vriendin. Een gezellig avondje volgde.

Zondagochtend vroeg vlogen we met de wind in de rug naar Vlissingen en scheepten in op de veerboot van de Olau Line. (Deze veerdienst bestaat niet meer, hij is in 1994 opgeheven, het jaar waarin de Kanaaltunnel in gebruik werd genomen.) Hoelang de overtocht duurde weet ik niet precies meer, maar we kwamen dezelfde dag nog aan en zagen zelfs nog kans – geholpen door het uur tijdsverschil met Engeland – om 30 kilometer te fietsen. Precies genoeg om het saaie moerasland rondom Sheerness achter ons te laten en de tanden stuk te bijten op de eerste heuveltjes, die van de North Downs. Ik voelde mijn ongetrainde longen wel! Pas tegen negenen bereikten we een camping net boven Maidenstone. "Het was niet meer dan een grasveldje achter een boerderij, in de schuur was een douche en wc geïnstalleerd. Heerlijk rustig, mooie avond. "

De kop was eraf, ons rondje Zuid–Engeland was begonnen. Het plan was simpel: naar het westen fietsen tot we niet meer verder konden en dan weer terug. We hadden er precies een maand de tijd voor. De eerste paar dagen fietsten we door graafschappen Kent en Surrey en legden zo'n 60 à 65 kilometer per dag af. We ontdekten dat fietsen in Engeland niet eenvoudig was: zelden troffen we een vlak stuk, in plaats daarvan ging het heuvel op en heuvel af, de hele dag door. Rivieren waar je lekker langs kunt fietsen zijn er vrijwel niet in het zuiden van Engeland. Maar hoe vermoeiend ook, we genoten wel van de omgeving, dat licht geaccidenteerde landschap met al die rustieke landweggetjes tussen hoge hagen of stenen muurtjes. We trakteerden onszelf op lange picknicks onderweg, tijdens welke we lekker aten en dronken, suften en de krant lazen. 

Ik probeerde dagelijks een krant te scoren, The Times of The Independent of soms zo’n schreeuwerige tabloid, om een beetje feeling te krijgen met wat er leefde in het land. (Wat Engeland bezighield in 1990 was de ‘poll tax’ ofwel de invoering van een nieuw belastingsysteem dat zó onrechtvaardig werd bevonden dat de bevolking er massaal tegen demonstreerde; later dat jaar zou het tot het aftreden van prime minister Margaret Thatcher leiden, die al tien jaar regeerde.) Verder, niet onbelangrijk voor de vakantiefietser: over het weer hadden we niet te klagen, het was bijna iedere dag droog en lekker warm. Alleen ’s avonds koelde het snel af. Dat losten we op door naar de pub te gaan. Ieder dorpje had er wel een, zo’n heerlijke huiskamerachtige bedoening vol leuke zithoekjes waar we dan braaf een kopje thee dronken.  Als we niet te moe waren, tenminste. Regelmatig trokken we onszelf lekker terug in de slaapzak, lazen nog wat of luisterden muziek (ik had een walkman met vijf casettebandjes mee) en sliepen daarna als een roos.

Na een klein weekje arriveerden we in Winchester, een leuk klein marktplaatsje dat ooit een van de belangrijkste steden van het land was. Wat er nog aan herinnert is een enorme kathedraal. Hier kwamen we voor het eerst op het spoor van koning Arthur: in de Great Hall van een oud kasteel hing de zogenaamde ronde tafel aan de muur, de tafel waar de koning op voet van gelijkheid aanschoof bij zijn ridders omdat bij een ronde vorm immers niemand aan het hoofdeinde kon zitten. Maar één blik volstond, zelfs van een leek als ik, om te kunnen constateren dat het ding er veel te netjes uitzag en toen we lazen dat het uit de 14e eeuw stamde – terwijl de legendarische koning rond 600 zou hebben geleefd – wisten we genoeg. Fake news, zouden we tegenwoordig zeggen.

De volgende ochtend fietsten we naar Salisbury en troffen daar voor het eerst een heus fietspad, de Wiltshire Cycle Way dat in noordelijke richting voerde. En niet alleen was dit ons eerste fietspad, het was ook voor het eerst dat we langs een riviertje fietsten èn dat de route vrijwel vlak was. Dat was dus driedubbel genieten!  We kampeerden die avond op een klein veldje naast een uitgestrekt aardbeien- en frambozenveld waar, zo staat in mijn dagboek, "[we] goed de vruchten van hebben geplukt ". Niet ver hiervandaan lag het beroemde Stonehenge. Daar gingen we de volgende ochtend naartoe. Afdalend vanuit de heuvels zagen we het van verre al liggen en de aanblik van die oeroude steencirkel midden op de Salisbury Plains – als een zonnewijzer in het landschap – was onvergetelijk. Stonehenge is gebouwd tussen 3000 voor Christus en pak hem beet 2300 voor Christus en diende naar men denkt als begraafplaats en later als gezondheidscentrum. Ik vind het een fantastische plek en ben er inmiddels een aantal keren geweest.

Na Stonehenge fietsten we door naar het noorden en zochten een camping op bij het plaatsje Marlborough waar we twee dagen bleven. We bezochten hier een andere beroemde steencirkel, die van Avebury. Deze is minder spectaculair en minder bekend dan Stonehenge, maar net zo oud; de cirkel is veel wijder, ja zo wijd dat er een heel dorpje in past met allemaal souvenirwinkels vol new age parafernalia. Ook staat er een heel mooi kerkje. 


In Marlborough trakteerden we onszelf op een onvervalste Britse high tea in een vreselijk  kitscherig cafeetje, ‘The Polly’ genaamd. Verse scones, room, aardbeien, man oh man wat was dat lekker! Echt culinair verwend waren we natuurlijk niet met onze gezonde eenpansgerechten voor de tent, dus dit gleed erin als…eh…zoete room.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten