Terug via Londen

Augustus 1990

Zaterdag 11 augustus staken we de smalle teen over die Engeland hier vormt door zuidwaarts te fietsen tot Fowey, aan het Kanaal. Onderweg troffen we een van de weinige fietspaden die het land rijk is, namelijk de Camel Trail, een heerlijk rustig pad over een afgedankte spoorlijn langs de rivier Camel. Jammer dat het na 15 kilometer weer ophield.

De dag erna ging de koers weer naar het oosten. Aan het eind van de middag reden we voorbij Travistok het Dartmoor Forest binnen, het grootste nationale park in dit deel van Engeland. Het is een beetje een maanlandschap: een heuvelachtig gebied dat grotendeels bestaat uit uitgestrekte veen- en heidegebieden afgewisseld met granieten rotspartijen en kleine beekjes in de dalen. Regelmatig moesten we lopen met de fiets omdat het te steil was. Ook de volgende dag waren we hier nog een paar uurtjes zoet mee. Tijdens een afdaling, terwijl ik met ruim 50 kilometer per uur naar beneden suisde, voelde ik opeens iets prikken in mijn nek en toen ik er instinctief met één hand naar toe reikte merkte ik dat ik een bij vasthield; ik schrok zo dat ik mijn toch al schuddende racefiets niet meer in bedwang kon houden, ik schoot de hei op die hier bezaaid was met grote brokken graniet en vloog over de kop. Als door een wonder rolde ik over de droge begroeiing zonder iets te raken. Ik bleef ongedeerd en ook mijn fiets overleefde de val en liep slechts een slag in het wiel op. We konden verder gelukkig.

Via Exeter en het populaire badplaatsje Lyme Regis kwamen we een dag later – inmiddels in het lieflijke graafschap Dorset – in Dorchester aan waar we een dagje bleven. Dorchester heeft namelijk een literair tintje, omdat het de woonplaats was van de negentiende-eeuwse romancier Thomas Hardy en onder de naam ‘Casterbridge’ voorkomt in zijn boeken. Ik had een zwak voor hem; zijn roman ‘The mayor of Casterbridge’, gekregen van iemand die me een lift gaf, was een tijdje mijn enige metgezel tijdens een eenzame liftvakantie door Schotland toen ik 19 was. Dorchester, klein maar fijn met 20.000 inwoners, is van oudsher een marktstadje en nog steeds een prettig plaatsje met een aantrekkelijk historisch centrum. We bezochten het Dorset County Museum waar tussen allerlei zaaltjes met landbouwvoorwerpen en fossiele vondsten ook een ruimte was gewijd aan the man himself, Hardy. Onsterfelijk beroemd in zijn tijd, tegenwoordig denkt het grote publiek bij ‘Thomas Hardy’ waarschijnlijk eerder aan een Engelse acteur met exact dezelfde naam.


En toen weer verder. De volgende dag bij uitzondering een regenachtige dag. Met de wind in de rug vlogen we tussen de buien door naar het oosten en legden 115 kilometer af, de langste etappe van deze vakantie. Dat bracht ons in Winchester, op een no nonsens camping naast een sporthal. Bekend terrein, Winchester... We kruisten hier onze heenweg en dat betekende dat we vanaf nu op bekend terrein fietsten. Niet letterlijk natuurlijk, want we zorgden wel dat we andere wegen kozen, maar toch voelde onze fietsvakantie de resterende dagen een beetje als een verplichte invuloefening. Met Londen aan onze linkerhand ploeterden we verder richting Sheerness. Niet dat we Trafalger Square of Buckingham Palace in de verte wenkend zagen liggen, maar we wisten dat de hoofdstad niet ver weg was en toen we het bordje ‘London 37 mijl’ passeerden borrelde uit ons verveelde brein ineens een drieste gedachte naar de oppervlakte: waarom sloegen we niet gewoon linksaf en brachten onze laatste vakantiedag, een zondag, niet door met sightseeing in swinging London in plaats van plichtmatig de laatste saaie kilometers naar de veerboot af te leggen? We hoefden er niet lang over na te denken. Na de lunch raceten we richting Londen, passeerden eindeloze voorsteden en bereikten net voor achten ‘s avonds een camping in de wijk Crystal Palace. “ ‘Site full’ zei een bord bij de camping, maar ons tentje mocht er nog bij. Camping heel vol, heel lawaaiig en heel duur, maar we zijn in Londen en dat hebben we gemerkt ook. Op zoek naar iets eetbaars, ‘s avonds laat, struikelden we over de pizzatenten, Indian Tandoori’s en hamburgerzaken. Het werd een pizza/lasagne in een flitsende new wave-zaak waar de bediening zo jong en snel was dat N. hiervoor zomaar een pond offerde.” Wat een feest!

Een dagje Londen dus. Vanaf Crystal Palace, genoemd naar het revolutionaire glazen gebouw dat in 1851 werd gebouwd voor de eerste wereldtentoonstelling, was het nog een kilometer of 10 fietsen naar het echte centrum. Ik heb nog wel vage beelden over hoe we heen-en-weer fietsten langs alle bekende monumenten en parken, maar waar we precies zijn geweest weet ik echt niet meer. Het kan overigens niet anders of we zijn ook naar een station geweest. Want een dag later moesten we op een of andere manier op tijd met de trein in Sheerness zien te komen, en waar je dat soort praktische informatie tegenwoordig in mum van tijd op je smartphone bij elkaar zou googelen, daar moest je in 1990, vóór de uitvinding van internet, voor zoiets echt naar een loketje toe ergens, en hetzelfde gold voor reserveren. Kennelijk hebben we dat allemaal voor elkaar gekregen, maar hoe of wat, geen idee.

De volgende dag stonden we voor ons gevoel onmogelijk vroeg op – 6:45 uur – en sprintten de 10 kilometer naar een station waar we met fiets en al op de juiste trein stapten. Eenmaal in Sheerness sprintten we verder naar de veerboot van Olau Line. We waren geen minuut te vroeg, de trossen werden al losgegooid en we konden nog net mee. Zo voeren we terug naar Vlissingen, namen daar de trein naar Arnhem en fietsten in het donker het laatste stuk naar Wageningen, waar we half twaalf ‘s avonds arriveerden. Weer terug op ons vertrekpunt… met tassen vol vuile was, afgetrainde benen en een kilometerteller die op 1513 kilometer stond. Plus een nieuw boek erbij, ‘The mysterie of King Arthur’. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten