Cornwall

Augustus 1990

Bude is de noordelijkste plaats van Cornwall. De komende week brachten we in Cornwall door, van oudsher het meest ruige graafschap van Engeland. De Romeinen waagden zich hier niet, dus werd deze zuidwestpunt –"een raam dat Engeland uitkeek" aldus D.H. Lawrence – het laatste bolwerk van de Kelten.

Net als in het iets noordelijker gelegen Wales was de mijnbouwindustrie lange tijd de belangrijkste inkomstenbron, maar toen die opdroogde viel er een economisch gat dat gaandeweg is opgevuld door toerisme. Vanwege die Keltische roots is het niet verwonderlijk dat de legende van koning Arthur juist in Cornwall zeer aanwezig is, en dan met name in en rond Tintagel. Dus ja natuurlijk, wij gingen naar Tintagel.

Vanuit Bude was het een kleine 30 km fietsen. We vertrokken halverwege de middag omdat eerst nog de fiets van N.  – de derailleur was beschadigd – naar de fietsenmaker moest; nog een geluk dat die er was, want zoveel werd er niet gefietst in Engeland, los van een enkele vakantiefietser kwamen we zelden iemand tegen. Vanuit Bude namen we de kustweg naar het zuiden. Of dat een goed idee was? Ja, het was een prachtige route, met links van ons groene heuvels en rechts de steile kliffen en de oceaan die zich tot de horizon uitstrekte; en nee, zeker niet, want: wat was het zwaar! De weg ging continu op en neer en we troffen zelfs de steilste helling die ik ooit gezien heb, liefst 30%. Tegen zo’n helling omhoog fietsen was natuurlijk uitgesloten (met bepakking wordt het boven 5% al lastig), maar zelfs omhoog lòpen bleek al een zware opgave, we moesten onze fietsen meter voor meter omhoogduwen. En als we naar beneden fietsten, kregen we al direct zo’n enorme valversnelling dat we bijna vol in de remmen moesten knijpen de hele tijd om niet als een kanonskogel richting pittoreske baaitjes te worden afgeschoten. Kortom, het idee om langs deze weg geleidelijk de kust van Cornwall af te zakken lieten we schielijk varen.

Tintagel zelf is een soort toeristenfuik, een lint van tearooms, bed and breakfasts en souvenirshops aan een doodlopende weg richting zee waar zich, helemaal aan het eind, de ruïne bevindt van het voormalige Tintagel Castle. Een kleine uitloper rechtsaf leidde naar de camping. Het was druk hier, voor het eerst dat we dat meemaakten na de bescheiden boerenveldjes die we vaak getroffen hadden. Toch besloten we hier een paar dagen te blijven. De eerste dag bezochten we de ruïne. Toegang voerde over smalle paden en steile trappen en tenslotte een houten brug over een diepe kloof die het vasteland scheidt van een schiereiland. En daar, op het schiereiland, hoog boven het water bevonden zich de resten – verweerde muren met kantelen – van wat ooit een imposante burcht moet zijn geweest, op de meest ongenaakbare plek die je je kunt voorstellen, onbereikbaar voor wie er niet gewenst is. Het is een fantastische locatie en je vraagt je met ontzag af hoe ze hier ooit een kasteel hebben kunnen bouwen.


Volgens de legende zou koning Arthur in dit kasteel zijn verwekt, door de koning van Engeland, Uther Pendragon. Hij was verliefd op de jonkvrouwe Igraine die hier woonde en sloop op een nacht, nadat hij haar echtgenoot had weggelokt naar het slagveld, heimelijk het kasteel binnen om haar te beminnen. Negen maanden later werd Arthur geboren – feitelijk is hij een bastaard dus – en de rest is geschiedenis. De huidige ruïne op Tintagel is van een Normandisch kasteel uit de 12
e eeuw, dus daar heeft het legendarische gevoos zeker niet plaatsgevonden, maar er zijn op deze plek ook resten gevonden van eerdere bouwwerken uit de zesde eeuw, dus ja, onmogelijk is het niet.

Terzijde: dat er ooit een Arthur in Tintagel was geweest wist ik trouwens heel zeker, want ikzelf was er namelijk geweest. Dat vond plaats in 1978 toen mijn ouders met de camper een rondje Zuid-Engeland deden en onder andere Stonehenge, Bath en Tintagel aandeden. Ik was toen 10 en herinner me nog flarden van deze vakantie. Behalve Tintagel bezochten we nog vele andere hele en halve kastelen, zodat mijn broer en ik wel eens verzuchtten “alsjeblieft, niet nog een kasteel hè?!” Voor de rest herinner ik het me als een geweldige vakantie en mijn heimwee-achtige voorliefde voor Engeland moet toen zijn ontstaan.

Vanuit Tintagel verder naar het zuiden was – gezien de moordende kustweg – geen optie. Toch wilden we graag naar Land’s End, het meest zuidwestelijke puntje van Engeland; om een of andere reden trokken dat soort extremiteiten me aan. We besloten daarom de fiets te laten staan en te gaan liften. Helaas ging dat niet al te vlot. Hoewel het amper 100 kilometer was, haalden we het de eerste dag niet. Uit mijn dagboek: “De liftdag vandaag, maar God, wat ging het klote. Hortend en stotend tenslotte rond 4:30 uur in Penzance aangekomen (...). Te laat om nog iets te doen, dus maar onderdak gezocht. Na tweemaal vergeefs bellen bij een Bed & Breakfast met ‘vacancies’, belandden we bij Torre Vene (Italiaans voor ‘view from a hill’), waar we voor £ 25 beschikking kregen over een rose bovenkamer met kleurentelevisie en erker. Stijlvol thee gedronken in deze erker.” Weliswaar hadden we een B&B ingecalculeerd, het leek ons leuk zo’n stukje typisch Britse folklore, maar eigenlijk pas op de terugweg. Het kostte ons het lieve sommetje van £ 25 – een kapitaal voor ons – maar daar kregen we wel een heerlijk roze hemelbed voor terug en uitzicht over zee – plus die televisie waren we na weken van onthouding graag even naar keken en zowat een trip kregen van alle kleuren.

Maar eerst gingen we in het stadje ‘dineren’ ofwel fish and chips eten op de boulevard. Daarna liepen we een paar kilometer over het strand naar Sint Michael’s Mount, een kasteel in zee dat – precies als Mont Saint Michel (HIER) aan de andere kant van het Kanaal – alleen bij eb toegankelijk is. Weer kreeg ik een klein herinneringsschokje. Want tijdens die vakantie met mijn ouders in 1978 waren we ook hier geweest en ik herkende de grote rotspartij op het strand waar ik een halve middag met mijn broer had gespeeld.

De volgende dag, na een copieus English breakfast met spek, ei, witte bonen in tomatensaus en gebakken aardappelen, namen we de bus naar Land’s End, een rit van een uur over smalle, kronkelende wegen. Veel te doen was er natuurlijk niet. Het is een plek waar de wereld lijkt op te houden, waar je filosofisch overzee kunt staren en mijmeren over de aard der dingen – typisch zo’n plek die je bezoekt “voor de statistiek” zoals mijn vader altijd zei. Drie jaar daarvoor – over statistiek gesproken – had ik ook op zo’n verlaten plek gestaan, namelijk het meest noordoostelijke puntje van Groot–Brittannië, John ‘O Groats in Schotland. Tussen deze twee uitersten van het Britse eiland ligt 1407 kilometer openbare weg. (Het is een populaire fietstocht, waar gemiddeld twee weken over wordt gedaan.) ’s Middags keerden we terug en het lukte ons om deels liftend en deels per bus Tintagel dezelfde dag nog te halen.

We bleven nog een dagje om wat rond te fietsen in de omgeving. Zo bezochten we de Slaughter Bridge bij het dorpje Camelford, een eenvoudig stenen brug waar naar verluidt koning Arthur dodelijk gewond zou zijn geraakt door zijn neef (of eigen zoon!) Mordred tijdens een veldslag – zijn laatste uiteraard – hier in de moerassen. Een boot van de tovenares Morgana  bracht hem naar Avalon en daar eindigde het verhaal, zoals we al zagen. Tja. 

Voor ons eindigde het verhaal hier ook: na een paar weken veldwerk was ons duidelijk geworden dat het verhaal over Arthur een … nou ja een verhaal was. Misschien dat er ooit wel een vroegmiddeleeuwse legeraanvoerder had bestaan die een moedig achterhoedegevecht streed tegen de binnenvallende Angelen en Saksen, maar daar is geen enkel bewijs voor, en die hele kluwen van legendes rondom het zwaard Excalibur, de ridders van de Ronde Tafel, Merlijn de tovenaar, Lancelot en de Heilige Graal is zéker een latere fabricatie, beginnend in de 12eeuw met ‘geschiedschrijver’ Geoffrey van Monmouth en daarna steeds verder aangroeiend met allerlei elementen die op dat moment in de mode zijn, zoals hoofse lyriek, christelijke thema’s en zelfs Arabische ideeën. Waar verder helemaal niks mis mee is natuurlijk, zo gaat het met sages en legendes. Maar wij geloofde het verder wel – of niet –  met die Arthur. ‘s Avonds wandelden we nog een laatste keer over de steile kliffen langs zee en toen waren we klaar om te beginnen aan de terugweg. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten