Zo zoetjesaan
zijn we in zuidelijk Noorwegen beland. Dit is het volkrijkste deel van het
land, de bulk van de 5 miljoen Noren woont hier. Het landschap is duidelijk anders.
Drukker bebouwd, meer dorpen en steden, meer landbouw, heuvels in plaats van
bergen, geen sneeuw, kortom weer een normale geciviliseerde omgeving en niet dat
ijzingwekkende rijk van de bergkoningen hogerop. Hier vind je ook Oslo, de
hoofdstad, 600.000 inwoners. Dat wordt ons laatste doel.
Maar voor we aan
de hoofdstedelijke cultuur beginnen pikken we onderweg nog een laatste
natuurlijke attractie mee, de Preikestolen. Dit is een enorm rotsblok dat aan
een steile rotswand hangt, hoog boven een fjord, en qua vorm en positie inderdaad
associaties met een preekstoel oproept. Je kunt er in zo’n anderhalf uur
naartoe lopen. Het is een leuke wandeling: eerst horizontaal over soppige
heidevelden waar houten plankiers je droog moeten houden, vervolgens verticaal
omhoog via een rotspad. De laatste meters voeren over een akelig smalle richel
langs de wand. Nog een klein sprongetje en dan sta je op de Preikstolen zelf.
Het rotsblok is zo’n 25 meter lang en 25 meter breed, groot genoeg om veilig te
staan, zou je zeggen, maar voor iemand met hoogtevrees, zoals ik, voelt het
niettemin alsof je voortdurend levensgevaarlijk langs het randje balanceert. M’n
knieën knikken, ik maak geen onverhoedse bewegingen en al helemààl niet werp ik
een blik over de rand, wetende dat die blik –en mijzelf er achteraan– te
pletter zou storten in de Lysefjord daar ergens beneden, 605 meter lager,
waarvan het water een kleur heeft die ik nu pas op waarde schat...diepblauw.
Hoogtevrees is vooral een teveel aan verbeeldingskracht. Ik zie mijzelf
springen, vallen, suizen, en blijf daarom maar krampachtig uit de buurt.
Eenmaal veilig afgedaald en weer terug bij de camper rijden we wat rond in de omgeving, op zoek naar een plekje voor de nacht. We volgen een weggetje een vallei in, tot het doodloopt op een klein parkeerplaatsje en een hek waarachter een wandelroute start, verder de vallei in. Een perfect plaatsje. Het is de laatste keer dat we wild kamperen en de tussenstand is nog gelijk: in totaal hebben we nu negen nachten in Dzie Great Outdoors doorgebracht tegenover negen nachten op een camping Vier nachten zijn eh...onbeslist, namelijk naast de Toyoto-garage.
Christel durft wel |
Eenmaal veilig afgedaald en weer terug bij de camper rijden we wat rond in de omgeving, op zoek naar een plekje voor de nacht. We volgen een weggetje een vallei in, tot het doodloopt op een klein parkeerplaatsje en een hek waarachter een wandelroute start, verder de vallei in. Een perfect plaatsje. Het is de laatste keer dat we wild kamperen en de tussenstand is nog gelijk: in totaal hebben we nu negen nachten in Dzie Great Outdoors doorgebracht tegenover negen nachten op een camping Vier nachten zijn eh...onbeslist, namelijk naast de Toyoto-garage.
Donderdag boemelen we op ons gemak door naar Oslo.
Het is lekker weer en onderweg stoppen we bij een meertje om te zwemmen, voor
het eerst deze vakantie. Nou ja, zwemmen...het water is steenkoud dus het blijft
bij een snelle duik. Maar het geeft wel een fijn vakantiegevoel. Ook maken we die
dag nog een tussenstop in Heddal om de staafkerk aldaar te bekijken. Dit is de
grootste staafkerk van Noorwegen: geen bescheiden kerkje meer, maar een barok
gebouw, een en al dak en toren, een houten variant op het sprookjespaleis van
Disney. Het krijgt nog een extra pretparktintje door de gigantische
parkeerplaats vol toerbussen.
Als we weer wegrijden pikken we de eerste lifter op van deze vakantie, een vrolijk jong meisje, type moderne hippie. ‘s Avonds arriveren we dan tenslotte bij de camping, een kilometer of tien van het centrum van Oslo, aan de voet van de enorme skischans van Holmenkollen. Het is te laat om nog naar de stad te gaan, dat bewaren we voor morgen.
Als we weer wegrijden pikken we de eerste lifter op van deze vakantie, een vrolijk jong meisje, type moderne hippie. ‘s Avonds arriveren we dan tenslotte bij de camping, een kilometer of tien van het centrum van Oslo, aan de voet van de enorme skischans van Holmenkollen. Het is te laat om nog naar de stad te gaan, dat bewaren we voor morgen.
Vrijdag blijkt een prachtige zomerse dag. Dat
komt mooi uit, want we gaan op de fiets naar Oslo. Drie weken lang hebben onze
mountainbikes gratis meegelift achterop de camper, in weer en wind, belaagd
door modder, stof, muggen en koeien, maar nu mogen ze eindelijk los. Jippie! Heuvelafwaarts
zoeven we Oslo binnen. We zetten eerst koers naar Bygdøy, het museumeiland
(eigenlijk een schiereiland), waar we achtereenvolgens het Frammuseum bezoeken
en het Kon-Tiki Museum. Het Frammuseum is een grote loods die ze opgetrokken
hebben rondom ‘de Fram’, het bijzondere schip dat poolreiziger Fridtjof Nansen ontwierp
om het gevaarlijke pakijs te weerstaan en dat zowel op de Noord- als de
Zuidpool dienst heeft gedaan. Het is ongelooflijk om rond te lopen op dit
legendarische schip waarover ik als kind al spannende verhalen las. In een van
de tentoonstellingskasten stuit ik op een ander stukje poolhistorie: het orginele telegram (ik schreef er reeds
over HIER) dat Amundsen in 1910 naar Scott verstuurde en het startpunt van ‘the
race for the pole’ markeerde: Beg to
inform you Fram proceeding Antarctic – Amundsen.
In het Kon-Tiki
Museum, het zal niet verbazen, is de originele Kon-Tiki tentoongesteld. Dit is
het vlot gebouwd in authentieke Inca-stijl waarmee antropoloog Thor Heyerdahl
in 1947 de Stille Oceaan overstak om aan te tonen dat zoiets mogelijk is en dat
mensen in de prehistorische tijd op deze manier, vanuit Zuid-Amerika, de
eilanden hebben bevolkt. In 100 dagen dobberde het vlot zo’n 6000 kilometer,
van Peru naar Polynesië. Thor Heyerdahl werd er wereldberoemd mee, maar later
DNA-onderzoek heeft aangetoond dat zijn stelling onjuist is en dat de eilanden
van de Stille Oceaan vanaf de andere kant zijn gekoloniseerd, vanuit Azië. In
het museum vind je nog een ander vlot, de Ra, gemaakt van papyrusriet, waarmee
Heyerdahl een ander huzarenstukje heeft uitgehaald. Èn –tatatatataaa!!!- de
oplettende bezoeker zal ook stuiten op...een echte Oscar! Gewonnen door
Heyerdahl in 1952 voor zijn documentaire over de Kon-Tiki. Twee vlotten en een
Oscar in eéén museum, wow!
Vanaf Bygdøy
nemen we met fiets en al een pontje naar het centrum van Oslo. Het is lunchtijd
en we strijken neer op wat waarschijnlijk de duurste honderd meter van
Noorwegen zijn, de Stranden, een echte flaneerboulevard met cafe’s en
restaurants, op het terrein van de voormalige scheepswerf Aker Bryggen (‘oude
kade’) die is opgepoetst tot een hip uitgaans- en winkelgebied. Wat we hier
hebben gegeten weet ik niet meer, maar kostbaar was het zeker. Met rijkgevulde
buik wandelen we door het centrum van Oslo. De stad maakt een prettige, rustige
indruk op ons, waarbij het heerlijke weer zeker helpt. Hoofdstraat is de Karl
Johans Gate, een lange straat vanaf het Centraal Station tot aan het Koninklijk
Paleis waaraan ook het parlementsgebouw ligt, de Storting (‘grote
vergadering’). We zoeken ook de waterkant op, waar de aangemeerde cruiseschepen
soms de indruk wekken alsof je door een
flatwijk loopt.
Karl Johans Gate |
Voor het avondeten
fietsen we naar de wijk Grunerlokka die ‘hip’ en ‘studentikoos’ heet te zijn,
wat vooral blijkt uit allerlei pleintjes met terrassen. We kiezen een Turks
restaurant en laten ons op deze laatste, zomerse vakantieavond vollopen met
bier. Op de terugweg naar de camping pikken we nog het Vigelandpark mee. Dit is
een uitgestrekte beeldentuin (gelegen in een nog groter park, het Frognerpark)
waar 212 beelden van de kunstenaar Vigeland staan, met in het centrum een hoge
granieten monoliet samengesteld uit 121 mensenfiguren. Het park is dag en nacht
geopend en het is er druk vanavond, menig Osloïet (?) koestert zich in het
zoele avondzonnetje met z’n prachtige licht. Ook wij blijven tot het donker
wordt. Het kost ons moeite om ons los te rukken van de serene atmosfeer,
wetende dat hierna de terugweg begint en onze vakantie erop zit. Maar het moet.
Met zware bierbenen trappen we terug naar de camping.
Zaterdag rijden we in een snok terug naar Wieuwerd. Was niet de bedoeling, plan was te overnachten onderweg, maar ’s avonds in Noord Duitsland leek het ineens zo onzinnig om nog een plek te gaan zoeken, een paar uur van huis. De reis verliep verder prima. In Denemarken pikten we een lifter op, een buitengewoon leuke en interessante Australische man die in Zweden woonde en met wie we uren hebben gekletst, totdat hij er in Duitsland weer uit moest, en route naar de Middellandse Zee. Hij was erbij toen we bij Kopenhagen iets verkeerd deden, god weet wat, en we in plaats van over de ringweg dwars door het centrum tuften, langs alle bezienswaardigheden. Rond een uur of vijf ’s ochtends parkeren we tenslotte de camper voor de deur van m’n ouders. Tienduizend kilometer hebben we gereden, in iets meer dan drie weken. Teveel naar onze zin, maar het kon niet anders, gezien de afmetingen van Noorwegen. Met zijn ruige, ijzingwekkende natuur –een stuk wildernis binnen Europa– heeft het land grote indruk op ons gemaakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten