Het is 180 kilometer naar Kandy. In Sri Lanka betekent dat ruim zes uur met de trein. Dat is zeker geen straf, want de treinreis van Ella naar Kandy geldt als een van de mooiste ter wereld.
Ik kan daar niet over oordelen, maar zelfs ik zie dat het andere koek is dan het dagelijkse ritje Utrecht – Almere vice versa. Er ontrolt zich een oogstrelend landschap van heuvels en dalen, geschilderd in moessongroen en subtiel aangestipt met kleine dorpjes, akkertjes met groenten, een weg, een verlaten stationnetje. Ook uitgestrekte theeplantages: kilometer na kilometer glooiende velden met rijen theestruiken, keurig in gelid en smetteloos gemanicuurd door de levende heggenschaar van duizenden vrouwenhanden. We zitten eerste klas. Figuurlijk, letterlijk.
Dankzij het laagseizoen was het geen enkel probleem kaartjes te krijgen voor deze populaire trein, onze eerste klas-wagon is zelfs half leeg. Dat maakt het reizen uiterst comfortabel. We verspreiden ons over meerdere banken, Wende kan wat aanklooien op de lege stoelen of hyper door de coupé rennen. Papa ondertussen gaat af en toe half uit de open treindeur hangen –dat kan hier in Azië– en voelt zich een hele piet zo met de haren in de wind en de neus in Sri Lanka. Een boekje hier, een dvd-tje daar, bakje rijst met curry in krantenpapier gekocht van een langslopende verkoper, en voor we het weten boemelen we het station van Kandy binnen.
Wij nemen de tuc-tuc naar het stadje. Het bijzondere aan
Kandy is dat het heel lang onafhankelijk is gebleven. Het lukte de Portugezen
en Nederlanders niet om Kandy in te nemen: regelmatig ging er een legertje die
kant op, maar tegen de tijd dat de mannen zich meer dood dan levend door de ondoordringbare
jungle hadden geworsteld waren de inwoners vertrokken en konden de Europeanen onverrichterzake
terug. Zo bleef het koninkrijk Kandy het laatste bolwerk van Sri Lanka en
ontwikkelde het zich tot dé plek waar cultuur en tradities van het volk bewaard
bleven. Pas in 1815 lukte het de Engelsen om de stad te veroveren, door handig
gebruik te maken van interne onvrede met de megalomane laatste koning. Het
eerste wat ze deden was een spoorlijn aanleggen, zodat ze niet meer door die
vreselijke jungle hoefden.
Voor Sri Lankaanse begrippen is Kandy een grote stad (de
grootste na hoofdstad Colombo) en het centrum is een drukke bedoening vol
lawaai, stank van uitlaatgassen en ‘mannetjes’. Het is de eerste plek in Sri
Lanka waar we het gevoel hebben lastig gevallen te worden, al staat het nog
steeds in geen verhouding tot buurland India. Naast het rumoerige centrum ligt
een fraai meer dat met een witte stenen balustrade is afgezet. Aan dit meer, door
de Engelsen aangelegd in de 19e eeuw, ligt een tempelcomplex waar het heiligste
object van Sri Lanka wordt bewaard: de tand van Boeddha.
Ieder jaar vindt er in Kandy een spectaculaire, vijfdaagse
processie plaats tijdens welke deze heilige tand in z’n gouden kist op de rug
van een olifant door de stad wordt rondgedragen. Het moet een ongelooflijk feest
zijn, met dansers, vuurvreters, acrobaten en tientallen versierde olifanten.
Het enige dat nep is, is de tand, want uit veiligheidsoverwegingen wordt een
replica getoond. De echte tand verlaat nooit de tempel. Het is het
belangrijkste voorwerp van Sri Lanka, want wie deze tand bezit zal heersen over
Sri Lanka, dus hij wordt zwaar bewaakt, zeker na een bomaanslag van de
voormalige Tamil Tijgers in 1995 die de voorgevel in puin legde en 20 mensen
ombracht.
We bezoeken de tempel en krijgen de deur te zien waarachter
de tand wordt bewaard, horen verhalen over een prinses die de tand in heur haar
meesmokkelde naar Sri Lanka, over hoe de tand steeds moest vluchten voor
vijanden en op het laatst toch gestolen werd, meegenomen naar India en
verbrand, over een wonderbaarlijke verrijzenis uit de as etcetera etcetera. Als
ik dit soort dingen hoor moet ik altijd denken aan de uitspraak: If you find
the Buddha, kill him, wat zoiets betekent als: boeddhisme draait niet om de
persoon Boeddha, maar om zijn woorden, zijn leer, zijn filosofie, zijn waarheid
of hoe je het verder ook wilt noemen.
Na een klein uurtje vindt Wende het wel weer genoeg en
begint dingen te doen waar Boeddha zelf waarschijnlijk om had geglimlacht, maar
die de minder verlichte bewakers niet op prijs kunnen stellen, zoals op hekjes
klimmen en over Boeddhabeelden klauteren. Ach ja, voor een kind is een tempel
een speeltuin, en een speeltuin een tempel. Laten we de officiële speeltuin
maar opzoeken. Terwijl we langs het meer wandelen begint het te regenen, nog
erger te regenen, te plenzen. Besluiteloos staan we onder een boom. Tenslotte
nemen we maar een tuc-tuc terug naar het centrum voor een lunchbreak. Later
wandelen we in de regen nog naar een mooi uitzichtpunt. Droog wordt het niet
meer die dag.
Gelukkig schijnt een dag later de zon weer. In de herkansing
gaan we alsnog naar de speeltuin, waar Wende een hoop bekijks heeft. De rest
van de dag hangen we wat in de stad rond, kuieren langs het meer, kopen
kleertjes voor Wende, zeg maar wat je zoal doet als toerist in Kandy. Wat we
níet doen is de vele tempels rondom de stad bezoeken of de botanische tuinen,
want daar is gewoon niet zoveel aan met een kind. En wat we ook links laten
liggen is een van de grootste toeristische trekpleisters van Sri Lanka, het
olifantenweeshuis van Pinnawela. We hebben daar teveel slechte verhalen over
gehoord, over olifanten die mishandeld worden waar je bijstaat. Onze tere
zielen trekken dat niet en zien liever olifanten in het wild, vrij om iedere bus te pakken die ze maar willen...Dus laten we maar weer verder gaan, naar het gebied dat zo mooi de 'Culturele Driehoek' wordt genoemd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten