We gaan met de bus. Spannend. Christel en ik zijn natuurlijk wel wat gewend, maar het is voor het eerst met Wende erbij –los van lijn 21 in Utrecht soms– en we zijn benieuwd hoe dat zal gaan.
Vooral omdat de informatie in onze reisgids er niet om liegt. Bussen in Sri Lanka zijn oud en gammel, rijden te hard en remmen te vaak, stoppen overal en nergens, zijn heet en benauwd, draaien knetterharde muziek én, het ergste, zitten propvol Sri Lankanen. Maargoed, we redeneren zo dat zelfs áls het vreselijk is het nooit láng vreselijk kan zijn. Een van de reden om voor Sri Lanka te kiezen was namelijk dat het land niet zo groot is, tweemaal Nederland, en dat alles zo mooi verspreid ligt dat je hooguit twee, drie uur in de bus hoeft te zitten.
Dus daar gaan we. De tuc-tuc-driver die ons bij het busstation afzet wijst meteen de goede bus aan en vijf minuten later zijn we al onderweg. En het moet gezegd: we hebben een prima reisgids, want alles klopt. Als een bus. Gammel, remmen, muziek, afgeladen. De conducteur –een kerel die als Barbapappa tussen de mensen doorglijdt en geld int– sommert een paar gelukkigen op de achterbank een bil op te tillen, zodat mama Christel ertussen kan schuiven met Wende op schoot. Papa Arthur moet echter staan. Ze zeggen dat busreizen altijd een mooie manier is om contact te maken met de locals, nou dat is waar hoor, papa heeft full body contact met een stuk of drie tegelijk.
Hierna moeten we nog drie kwartier met een halflege bus
waarin we prima kunnen zitten en dan zijn we waar we wezen willen, in
Kataragama. Een klein plaatsje met een tempelcomplex dat een bekend
pelgrimsoord is in Sri Lanka voor zowel boeddhisten, hindoes als moslims. Vereerd
wordt hier de belangrijkste god van Sri Lanka, Kataragama, wiens symbool de
pauw is. Het drukst is het tijdens een festival in de zomer, wanneer
tienduizenden pelgrims uit heel Sri Lanka arriveren, maar het hele jaar door
trekt het gelovigen.
Drie keer per dag is er puja, de drukste is die om half
zeven ’s avonds. Het plaatsje dat overdag een beetje doorsuddert als een
tuc-tuc-driver zonder klanten springt dan gretig overeind. De marktkraampjes
gaan open, de lichtjes aan, alle offerandes liggen te koop, fruit, bloemen,
speeltjes. Via deze kermisachtige bedoening loop je over een brug naar het tempelcomplex.
Bij de hoofdtempel, omgeven door een muur vol stenen olifanten en pauwen, staat
een lange rij mensen gekruld rond een bodhiboom (de boom waaronder Boeddha zat
toen hij verlicht werd) te wachten tot ze aan de beurt zijn voor zegening.
Vanaf hier leidt een lange, statige laan naar een stoepa waar
mensen hun rondjes omheen draaien. We lopen erheen samen met een familie met
wie we aan de praat zijn geraakt. De man, een meubelmaker uit de buurt van
Colombo, vertelt dat hij en z’n gezin christelijk zijn, maar dat z’n
schoonouders hier ieder jaar komen omdat ze boeddhist zijn en dat zij dan
altijd voor de gezelligheid meegaan. En gezellig is het zeker, er hangt de
vriendelijke, gemoedelijke sfeer van een dorpsfeest. Heel anders dan tijdens
het festval, benadrukt de man, wanneer je over de hoofden kunt lopen en het
uren duurt de stoepa te bereiken. Iedereen is in het wit gekleed en we vallen
aardig uit de toon met ons toeristenkloffie, soweiso zijn we vrijwel de enige
westerlingen vanavond, en kleine peutertjes met blonde haartjes die het veel te
ver lopen vinden, mag ik op je rúúúúg, dráááágen, ik ben een beetje moéééé, nou
die zijn er al helemáál niet...
De volgende dag picnicken we naast de brug, bij een dromerig
plekje aan de rivier onder een grote plantaan, mooi van knoestigheid. In het
water baddert een enkele pelgrim. We horen trommels en trompetten, verbazend
modern, alsof er een jazzband voorbij komt. Het is de puja van 12:30 en er nadert
een optocht van muzikanten en dansers met pauwenveren op hun hoofd waarmee ze
een soort pauwendans imiteren, gevolgd door een stoet mensen, weer allemaal in
het wit gekleed.
En alsof het nog niet op kan...later op de dag gaan we op
safari, met een jeep van ons hotel. Kataragama ligt namelijk vlak bij het Yala
National Park, het mooiste nationale park van Sri Lanka. Je kunt er olifanten
zien en luipaarden. Die zien we alleen niet. Wel krokodillen, buffels, adelaars, een toekan, een enorme uil,
een zwarte beer. Van die laatste schiet onze gids enthousiast overeind, zelfs
hij ziet zelden een beer.
Ook zien we heel veel pauwen. Je zou verwachten dat de pauw het symbool van Sri Lanka is, of anders de olifant of de schildpad of een ander inspirerend dier uit de unieke en overweldigende fauna van dit land. Maar nee, het is een klein, mollig, ietwat onbeholpen hoentje, daar komen we er ook twee van tegen, geen idee welke dieper idee over Sri Lanka hiermee wordt uitgedrukt.
Op het pad liggen flinke plassen en dat wordt er niet beter
op als het halverwege enorm begint te plenzen, de safari wordt meer een survivaltocht.
En hoe vreselijk de weg ook hobbelt, en hoe striemend het ook inregent in de
halfopen jeep, Wende slaagt erin in slaap te vallen. Boéien, zo’n safari...Ook zien we heel veel pauwen. Je zou verwachten dat de pauw het symbool van Sri Lanka is, of anders de olifant of de schildpad of een ander inspirerend dier uit de unieke en overweldigende fauna van dit land. Maar nee, het is een klein, mollig, ietwat onbeholpen hoentje, daar komen we er ook twee van tegen, geen idee welke dieper idee over Sri Lanka hiermee wordt uitgedrukt.
Maar o, wat mogen we toch blij zijn met die dondersteen.
Slaapt goed, eet goed, nooit ziek, altijd vrolijk. Kun je mee op reis hoor, met
Christel. En met Wende gaat het trouwens ook prima...
Morgen weer verder, de bergen in.
Wat maken jullie weer een prachtige reis ! Een genoegen om mee te lezen. Liefs, Ankie
BeantwoordenVerwijderen