Inmiddels zijn we neergestreken in Negombo. Een grotere plaats vlakbij de enige internationale luchthaven van Sri Lanka. Morgen, eigenlijk vannacht (0:55) vertrekken we weer.
Veel toeristen starten hun vakantie in Negombo, dus het is
een toeristisch plaatsje met veel hotels en restaurantjes, en je ziet de nodige
bleekneuzen hier rondscharrelen. Er is een mooi strand, breed en schoon. Gisteren,
terwijl een fraai rood avondzonnetje bezig was zich richting Nederland te spoeden,
hebben we een wandelingetje over het strand gemaakt. Op het zand catamaran-achtige
visserbootjes van hout, de laatste verkopers, een paar meisjes in bikini.
Een grote groep jongens speelde met veel inzet een balspel, een soort combinatie van honkbal en trefbal. Er hing een levendig sfeertje dat prettig aanvoelde na de stilte in Kalpitya. Het enige dat we daar ’s avonds hoorden was het valse ‘Für Elise”-deuntje van de bakkerswagen als die z’n rondje deed door het dorpje ergens achter de palmen.
Halverwege de middag zijn we in Negombo aangekomen. We
wilden eigenlijk voor dit laatste stuk de trein nemen, maar daar moesten we te
lang op wachten, dus toch maar weer de bus in. De weg loopt lang de kust, maar
zee zie je niet, alleen een schier eindeloze strook palmbomen. Naar schatting
telt Sri Lanka tien miljoen palmbomen. Dat is een hoop arak, ik bedoel
kokosnoten.
Wat opvalt hier zijn de vele kerken, kapelletjes, inwoners
met kruisjes om de nek. Erfenis van de Portugezen en Nederlanders met hun zendingsdrang.
Ook in onze bus een grote poster van de Heiland en dwars over het plafond het
laatste avondmaal. Of wij ons laatste avondmaal nog halen is de vraag, want de
chauffeur rijdt als een idioot. Verder is de bus overvol en bloedheet en zitten
wij weer precies onder een box met keiharde Singaleze muziek, dus ja, blij als
we Negombo hebben gehaald.
Tuc-tuc naar het guest
house. En
wat zien we onderweg, in een wolk van diesel, voorbijrijden: een paarse
tuc-tuc! Wende is door het dolle. Vier weken naar gezocht en op de voorlaatste
dag rijdt de enige paarse tuc-tuc van Sri Lanka voorbij!
Nog een paar uurtjes dus en ook deze reis is weer voorbij.
Conclusie: prima gegaan! Na drie jaar huurauto’s en vooraf hotels boeken was dit
weer een beetje back to basic en dat is ons uitstekend bevallen. Sri Lanka is
ook een makkelijk land om in rond te reizen. De meeste mensen spreken Engels,
in ieder geval een beetje, er is overal wifi en de bevolking is gewend aan
toeristen met hun rare westerse fratsen. Zoals brood bij je ontbijt, koffie drinken, in korte
broek lopen, dat soort dingen.
Als je er een snelle blik op werpt doet Sri Lanka erg aan
India denken: dezelfde mensen, taal, eten, rommelige stadjes vol tuc-tucs. Maar
als je wat langer rondkijkt zie je vooral de verschillen. De mensen zien er Indiaans
uit, maar ze spreken hun eigen taal, het Singalees. En ze kleden zich minder
traditioneel: de meeste vrouwen dragen gewoon een jurk, slechts een enkeling zo’n
om het lijf gewikkeld kleed (die de kenners sari noemen). Zelfde verhaal bij
de mannen: broek en shirt, net als bij ons, alleen oudere mannen zie je in een
sarong lopen.
Groot verschil is verder dat India overwegend hindoeïstisch
is en Sri Lanka boeddhistisch. Ik koester de (on)bescheiden theorie dat boeddhistische
landen veel schoner en opgeruimder zijn dan hindoeïstische (met als grote
uitzondering Bali, hindoeïstisch en keurig aangeharkt) en Sri Lanka bevestigt
die theorie. Vergeleken met de grote buur oogt het land veel netter en
georganiseerder. Straten schoon, stoepen aanwezig, huizen van steen en goed
onderhouden, normale wc’s, riolering in orde etcetera.
Verder word je nauwelijks lastig gevallen. Over het algemeen
zijn mensen vriendelijk en behulpzaam en ook opvallend eerlijk. Natuurlijk moet
er onderhandeld worden, maar we zijn volgens mij nergens belazerd of afgezet. Tuc-tuc-drivers,
bijvoorbeeld, noemden vaak een beginprijs die nog ónder de prijs lag die we
zelf zo’n beetje hadden becijferd. Er wordt door toeristen veel geklaagd dat de
grote bezienswaardigheden zo duur zijn (20 tot 30 euro per persoon), maar als
je daar een uniek stuk werelderfgoed voor terugkrijgt vind ik dat persoonlijk nog
een koopje. Ik hoop alleen dat er iets goeds mee gebeurt en dat het niet in de
zakken van de regering verdwijnt, die notoir corrupt is.
Vandaag hebben we nog de Hollandse overblijfselen in Negombo
bezocht: een kanaaltje, de schamele resten van een fort. Op de plek waar ooit
dat Dutch fort stond is een gevangenis gebouwd, en terwijl wij picknickten bij
een torentje zagen wij een hele barak vol vrouwen met baby’s en voedselmandjes die wachtten op een bezoek aan hun man, broer of wie dan ook. We raakten aan de praat met
twee meisjes van 20 naast ons. ‘What did your husband do?’ vroeg Christel
nietsvermoedend. ‘Stealing” Het antwoord van zo’n lieftallig Sri Lankaans
schepseltje: ‘No, murder.’
Dankjewel dat alles weer goed is gegaan, dat we heelhuids terugkeren, zonder ziekte of andere narigheid te hebben meegemaakt.
En dankjewel voor degenen die hebben meegelezen.
Het was me een genoegen om mee te lezen. Liefs, Ankie
BeantwoordenVerwijderenDank je wel voor de mooie verhalen en dat je ons je ervaringen wil delen. Tot volgende reis,fries. x Emmi
BeantwoordenVerwijderen