Ons volgende eiland, Ishigaki, ligt een uurtje vliegen van Okinawa. Een maatschappij met de adequate naam Japan Transocean Air brengt ons daar. Inmiddels ligt Japan ver achter ons en zijn we in de buurt gekomen van Taiwan, wat de vele Taiwanese toeristen verklaart.
Vanuit de lucht zien we het heuvelachtige binnenland en daaromheen de witte stranden en de aureool van sprankelend blauw water waarmee de Pacific dit fraaie stukje aarde omspoelt. Het belooft veel. Maar, het moet gezegd, dit blijft Japan, en dat betekent dat er geen strandcultuur is zoals andere tropische oorden die we kennen, of eigenlijk zoals de rest van de wereld die heeft. Dus geen sfeervolle bamboehutjes onder de palmen, geen winkeltjes, geen barretjes, geen reggaemuziek, geen duikwinkeltjes, geen surfers of vage gasten met dreads… Het enige wat je vindt op een Japans strand is: zand. Het zijn de leegste, schoonste, rustigste stranden die je je kunt voorstellen.
We blijven vier nachten, drie dagen en bezoeken diverse stranden. Maesato Beach, Shiraho Beach, Yohara Beach… Het water is kraakhelder en blijft ondiep tot ver uit de kust; de bodem bestaat deels uit afgestorven koraal waar wel wat vissen zwemmen, maar niet zo veel – al slaagt Wende erin met haar 3-euro-uit Tokyo-duikbrilletje een heuse lionfish te vinden met zijn karakteristieke ‘manen’.
Nee, voor een betere snorkelervaring boeken we een boottochtje inclusief professionele snorkeluitrusting en varen we naar een aantal locaties verder uit de kust. De zee rond Ishigaki is een beschermd natuurgebied en het koraal is hier inderdaad veel gezonder en levendiger, al moet ik helaas vaststellen dat ik in het verleden, toen Christel en ik veel doken, mooiere plekken heb gezien met beduidend meer fauna. ‘Climate change’ aldus de gids. Het zeewater is warmer dan ooit, te warm en ook te zuur voor koraal dat daarom wereldwijd aan het sterven is, verwacht wordt dat tegen het eind van deze eeuw 90% dood is. Een ramp voor alle zeeleven natuurlijk, en ook voor ons mensen.
Wèl imposant is de laatste locatie, Manta Point, waar – niet verbazingwekkend – manta’s leven. Inderdaad hebben we het geluk er eentje te treffen, een fors exemplaar dat een paar meter onder ons onverstoorbaar voorbij hoovert als een ruimteschip uit een galaxy far, far away… Voor Wende is het de allereerste snorkelervaring en ze vindt het leuk, al constateert ze na afloop wel dat duiken haar eigenlijk spannender lijkt, wat wij natuurlijk kunnen beamen. We hebben thuis overwogen te duiken op Ishigaki, maar zolang Wende nog niet mee kan moeten Christel en ik om de beurt duiken, en dan is drie dagen echt te kort. Zit niets anders op: Wende moet maar snel haar duikbrevet halen. Nu het nog kan…
Veel meer dan dit hebben we niet gedaan. Het eiland telt één stadje en daar hebben we een paar keer gegeten en souvenirs gekocht in het tweetal overdekte passages waar veel winkeltjes te vinden zijn. Verder zijn we een dagje met een huurauto het eiland (dat zo’n 35 bij 20 kilometer meet) rondgetoerd richting Kabira Bay aan de andere kant. Én we hebben, meteen al op dag één, een slippertje gemaakt… Als volgt.
Slippertje
Vanaf drie uur konden we ons huisje in, maar we vlogen vroeg en toen we arriveerden stond de voordeur open en was een moeder met twee tienerkinderen – zoon en dochter – bezig schoon te maken. Verschrikt stoof de vrouw op ons af. Een huis niet tiptop aanbieden, dat moeten Japanners, met hun hoogstaande ideeën over zowel hygiëne als gastvrijheid, als een schande ervaren. Snel gebaarden we naar onze rugzakken en probeerden duidelijk te maken dat we alleen de bagage wilden afgeven en daarna meteen weer zouden vertrekken. Kon dat? Ja, dat mocht…upstairs. Dus, gekneed als ik ondertussen was in Japanse tradities en gevoeligheden, trok ik mijn schoenen uit, schoof in de klaarstaande slippertjes die in ieder huis bij de deur staan en liep drie keer heen en weer door het huis om onze spullen naar boven te brengen, dit alles onder de goedkeurende blikken van de familie. Daarna: arrigato, buigen en bye bye. Wat een voorkomende toeristen zeg.
Pas de volgende dag viel het me ineens op dat er helemaal geen slippertjes meer stonden. Hè?! Maar…welke slippers had ik dan…? En als een vlijmscherp samoeraizwaard gleed plots een akelig besef naar binnen. Het kon niet anders of ik had de slippers van een van de schoonmakers aangetrokken. Natuurlijk: als er binnen mensen zijn en er staan buiten slippers, dan zijn dat natuurlijk hun buitenschoenen. Ofwel: ik was met hun vieze buitenschoeisel van onder tot boven door het huis geklost - een doodzonde in Japan. Dus die veelbetekenende blikken van de familie die ik had opgevangen…die waren waarschijnlijk van ongeloof en afschuw geweest. Mama kijk wat hij doet!!! Ssst jongen, het zijn toeristen…
Een klein voorbeeldje van hoe je als westerling soms met olifantspoten (bijna letterlijk in mijn geval) door dit land loopt met zijn ragfijne etiquette. Leren wij deze cultuur ooit begrijpen? Japanners doorgronden? Het is een verzuchting die je vaak leest in boeken van mensen die langere tijd in Japan hebben gewoond. Als buitenlander integreren schijnt sowieso onmogelijk te zijn in dit land dat de meest homogene bevolking van de wereld kent (97% van Japanners is etnisch Japans) en nauwelijks immigranten toelaat. Dus een reisje zoals de onze kan enkel dienen om een beetje aan de oppervlakte te krabben.
Japan
is een fascinerend land en Japanners zijn beleefd en attent – altijd buigen,
altijd alles met twee handen aangeven, altijd jou voor laten gaan - op een
manier die wij in het Westen absoluut niet kennen. Tegelijkertijd zijn ze formeel
en afstandelijk en krijg je weinig contact met ze, ook al omdat ze heel beperkt
Engels spreken en ze vanuit hun ritualistische cultuur en hang naar perfectie,
zo vermoed ik, niet graag improviseren. Lekker
stuntelig maar wat aanklooien, boeien! dat ligt ze niet. Even generaliserend,
want er zijn 125 miljoen Japanners en natuurlijk zijn er gradaties.
Opvallend is hoe schoon en netjes Japan is en daarnaast is het met lengte het beste en meest georganiseerde land waar ik ooit ben geweest. Door de algehele sfeer van voorkomendheid waarmee Japan doortrokken lijkt – netjes in de rij wachten, nooit dringen, geduldig wachten als iemand muntjes voor de bus zoekt, kalmpjes rijden, altijd voorrang geven – gaat er een zekere rust vanuit die heel prettig is. In dat opzicht lijkt het totaal niet op de andere Aziatische landen waar we zijn geweest (uitgezonderd Singapore). Daardoor is het ook heel makkelijk te bereizen. De steden leken een beetje inwisselbaar, allemaal grotere of kleinere Tokio’s, maar de natuur was prachtig en genoten hebben we - vooral de jeugdige foodie in ons gezelschap - van de unieke Japanse keuken.
Maar
na vier weken is het wel mooi geweest voor ons. Vooral de hitte zijn we een
beetje zat, in Japan (en China) hebben we geen dag onder de 35° gehad en dat
veroordeelt je toch een beetje tot hoppen van airco naar airco. Dus zonder bedenkingen
beginnen we aan de lange weg terug naar huis. Op woensdag weer naar Okinawa, op
donderdag ‘s ochtends naar Tokio en ‘s middags door naar Beijing (en vrijdag
weer de vlucht naar Schiphol). Geen dag te vroeg, blijkt! Want terwijl we op
Haneda Airport in Tokio wachten op aansluiting zien op het nieuws hoe de regio zich
schrap zet voor tyfoon Ampil die 24 uur later wordt verwacht. Honderden
vluchten zijn al geschrapt voor morgen. Dus ontsnapten we eerder al
ternauwernood aan een aardbeving, nu blijven we een heuse tyfoon net voor.
Kortom, het is dansen op de vulkaan in Japan en wij zijn die dans gelukkig ontsprongen.
So long and thanks for all the fish…
10 – 16 augustus 2024
Geen opmerkingen:
Een reactie posten