Tokyo

Tokyo Haneda Airport, negen uur ‘s avonds. Na drie uur vliegen en lang taxiën zetten we voet aan de grond in Japan. Het lijkt hier zo mogelijk nog warmer en benauwder dan in China, maar voor de rest voelt het veel en veel prettiger.

Een vriendelijke man neemt onze vingerafdrukken af, de wifi is gratis en razendsnel zodat alle appjes van de afgelopen week ons om de oren springen en we stuiten meteen op een ATM die probleemloos duizenden yens naar buiten ratelt. Het kan verbeelding zijn, maar ik voel me direct meer op m’n gemak hier, in een vrij land, in plaats van zo’n autoritaire staat als China waar het wemelt van politie en soldaten een je overal je paspoort moet laten zien. Spoiler: Japan is weer het andere uiterste, we zullen echt nergens politie zien.


De metro is wel weer sadistisch ingewikkeld, maar met hulp van een informatiemeisje komen we eruit en tenslotte lopen we ‘s avonds laat door de stille straatjes van de wijk Asakusa naar ons appartementje. Een soort tiny house: alles erop en eraan, inclusief wasmachine en strijkplank, maar piepklein. Kenmerkend voor Japan waar de huizen klein zijn. Ook kenmerkend voor Japan: een minimalistische inrichting, lekker Zen en zo, maar gezellige lampjes met sfeerverlichting ho maar. Er is één helse plafondlamp die aan kan of uit kan, dat is het. Maar gelukkig wel gewone westerse bedden en niet de slaapmatjes (futons) waar Japanners zelf op slapen.


Drie dagen in Tokyo, wat gaan we doen? De stad heeft niet echt een centrum, of het moet het keizerlijke paleis zijn, ooit het kloppend hart van de Japanse macht, tegenwoordig de zetel van een ceremoniële keizer (sinds 2016 Naruhito) en te zien is er weinig. Daaromheen liggen allemaal verschillende wijken met hun eigen kern. Tokyo werd in de Tweede Wereldoorlog vrijwel volledig verwoest door één vreselijk Amerikaans bombardement dat drie dagen duurde en is dus een naoorlogs allegaartje van flats en appartementenblokken. 

 

Om daar een beetje hoogte van te krijgen, ha ha woordspeling, bezoeken we om te beginnen de Tokyo Sky Tree, een televisiemast van 634 meter hoogte, het op twee na hoogste gebouw ter wereld. Er is een observatiedek op 350 meter hoogte waar je in de rondte kunt lopen en de stad van alle kanten kunt bekijken. Een immense agglomeratie. Tokyo zelf telt 14 miljoen inwoners, maar als je de aangrenzende steden meetelt wonen er in deze streek 41 miljoen mensen, bijna een derde van alle Japanners dus, wat het tot het grootste stedelijke gebied ter wereld maakt. En waarom juist hier? Omdat Japan een ongelooflijk bergachtig land is en hier aan de oostkust bevindt zich een van de weinige uitgestrekte vlakke gebieden.

 

We zien ook de Senjo-ji-tempel, rood oplichtend in de ondergaande zon, waar we eerder vanmiddag zijn geweest, onderweg naar die televisiemast. Het is een populaire boeddhistische tempel waar een carnavaleske sfeer hangt en veel toeristen rondlopen in een gehuurde kimono. 


 

Rondom de tempel bevindt zich het uitgaansgebied van deze wijk (Asakusa) en later op de avond zoeken we hier een restaurantje. Om sushi te eten natuurlijk, want daarvoor komt ons Wendekind. We belanden in een klein zaakje terecht waar alleen een paar Japanners zitten door te saké-en en een jonge sushi-chef lekker aan het hakken is. We ontdekken snel wat de etiquette is in Japan: de ober zegt irrashaimase (welkom), vervolgens steek je 3 vingers op (van het aantal gasten) en dan leidt hij je naar een tafeltje en brengt je een glas water of thee en een voorverpakt nat doekje. En dan bestellen maar en genieten! Nergens ter wereld smaakt sushi beter dan in Japan zelf en ook het afrekenen is trouwens een feest, want Japan mag dan niet zo goedkoop zijn als andere Aziatische landen, de enige uitzondering is eten.

 

De tweede dag bezoeken we een aantal plekken die illustreren hoe divers, om niet te zeggen schizofreen, Tokyo eigenlijk is. Allereerst Shibuya Crossing, naar men zegt het drukste kruispunt ter wereld: vijf zebrapaden op het kruispunt voor het station waar tijdens spitsuren wel een paar duizend mensen tegelijk oversteken (en een hoop filmende toeristen). Het plein wordt wel de Times Square van Tokyo genoemd. In een rustig hoekje ervan vind je het standbeeld van het beroemde hondje Hachiko, dat in de jaren dertig elke dag bij dit station zijn baasje opwachtte als die uit zijn werk kwam en dat nog tien jaar trouw bleef doen toen zijn baasje niet meer kwam omdat hij verongelukt was. Het woord ‘hondstrouw’ schiet hier eigenlijk nog tekort.

 

Vanaf hier hoeven we maar een metrohalte verder te gaan om misschien wel de stilste plek van Tokyo te vinden, de Meiji-tempel die gevestigd is in een heerlijk park met brede gravelpaden. Dit is de belangrijkste Shintotempel van het land. Shinto is de oorspronkelijke religie van Japan, voor het boeddhisme vanuit China de zaak overnam; het is een natuurgeloof in goden (kami geheten) die wonen in bergen, rivieren, bomen et cetera. 


De Meiji-tempel is vooral ook belangrijk omdat het de laatste rustplaats is van de aanbeden keizer Meiji en zijn vrouw. Deze Meiji stond eind 19e eeuw aan de wieg van Japans verbluffende metamorfose van traditionele, totaal geïsoleerde samoerai-staat tot een uiterst moderne, westerse georiënteerde natie die een reus in Azië zou worden. De ‘Meiji-restauratie’ wordt dit tijdperk genoemd en de Japanners kregen dit voor elkaar door alles wat westerse landen deden te imiteren en te verbeteren. Helaas kopieerden ze ook de westerse kolonialistische mindset wat er toe zou leiden dat ze in de jaren dertig op zoek gingen naar ‘Lebensraum’ (in Korea en China) en uiteindelijk, tijdens de Tweede Wereldoorlog, overal vreselijk tekeer gingen. Maar toen was keizer Meiji allang dood.

 

De tempel is heerlijk rustig en het is een mooie, sfeervolle plek. Onze volgende bestemming is weer het andere uiterste, want we nemen de metro naar de wijk Akihabara, om precies te zijn naar het gebied dat ‘Electric City’ wordt genoemd. Je weet niet wat je ziet! Straat na straat vol gamerooms, luide elektronicawinkels, shops met manga (strips) en anime (animatiefilms), alles flikkerend en blikkerend in neonlicht. 

 

Merkwaardigst zijn nog wel alle ‘maiden’ op straat, dit zijn opvallend uitgedoste meisjes – zwarte blokhakken, kinderjurkje, soms poezenoortjes - die je proberen te verleiden naar hun ‘maiden café’ te komen waar niets spannender gebeurd dan dat je er kunt eten en drinken, maar dan in een of ander themadecor, sciencefiction of heel kitscherig. Het typisch Japanse woord dat hier bij past is ‘kawai’ , het betekent ‘lief, schattig’, en zulke meisjes worden wel ‘kawai’ genoemd. Een paar dagen later Wende ook trouwens, tot haar chagrijn.

Wat dat betreft is Japan echt een land van uitersten. Van traditioneel tot hypermodern, van minimalistisch tot overdadig, van beheersing en discipline tot ongebreidelde mangafantasiëen, van zenboeddhisme tot popcultuur… Het bestaat hier allemaal naast elkaar en door elkaar in een unieke mix en Tokyo is het brandpunt daarvan.

Dag drie hadden we gepland om naar een waterpark te gaan, maar die blijkt toch verrekte lastig te bereiken met openbaar vervoer en bovendien is Christel snipverkouden. In plaats daarvan trekken Wende en ik erop uit naar een binnenzwembad in de buurt. Het blijkt vrijwel geheel te bestaan uit een langzaam stromend rondje, daar houden Japanners van zullen we ontdekken. En we verbazen ons over de Japanse grondigheid: drie, vier badmeesters die nauwlettend op alles toezien. Toppunt volgt dan nog: op een gegeven moment worden we gesommeerd het water te verlaten, als we verbaasd op de kant klimmen zien we dat het hele bad leegloopt en een badmeester op zijn dooie gemak het hele bad gaat controleren, even schudden aan de trapjes, onder de randjes kijken, aan de touwen voelen, enfin, er vindt een grondige inspectie plaats terwijl honderd Japanners  - en wij, twee gaijin - vanaf de kant toezien. Een kwartier later mogen we weer te water. Bizar, maar geheel in lijn met de Japanse obsessie met veiligheid. Overal bordjes, ofwel opschriften, overal do’s en dont’s, tot aan de wc aan toe. Normaal gesproken word ik daar een beetje recalcitrant van, maar je voelt hier dat het voortkomt uit een oprechte bezorgdheid voor je welzijn.

‘s Avonds is Christel een beetje bijgetrokken en wandelen we naar het centrum van Asakusa op zoek naar een kaiten-restaurant, zeg maar zo’n sushi-restaurant met een lopende band. We komen terecht bij een klein tentje dat vol zit zodat we uitgenodigd worden te wachten op stoeltjes die buiten voor de deur staan. Dit is heel normaal in Japan, je ziet overal mensen voor restaurants op stoeltjes wachten tot ze naar binnen kunnen. 

 

Na een kwartiertje zijn we aan de beurt en kunnen plaatsnemen aan de lopende band waarachter twee sushi-chefs (de baas en een laten we zeggen sous-sushi-chef) voortdurend lekkernijen prepareren die wij even later voor onze neus voorbij zien schuiven - aan de kleur van de schaaltjes kun je de prijs aflezen. Voor Wende is dit de hemel op aarde. En maki hier, een ngiri daar, zwart duur nee afblijven!...de schoteltjes stapelen zich rap op. Aan het eind komt de serveerster ze tellen en kunnen we afrekenen bij de kassa. Het is een grappig concept en ik las later dat het bedacht is door een restauranteigenaar die geen personeel kon vinden.

 

Na dit hoogtepunt lopen we terug naar ons appartementje. Tokyo mag dan mega zijn, toch maakt de stad – los van de uitgaanscentra - geen drukke indruk. De hoofdwegen zijn rustig en in de woonwijkjes is het zelfs uitgesproken stil. De straatjes ogen ook leeg en dat komt vooral omdat er niet op straat geparkeerd mag worden; inwoners parkeren de auto op eigen erf, vaak in een carport die, zoals alles hier, uiterst klein is wat inparkeren tot een verfijnd en aandachtig klusje maakt, iets waar Japanners natuurlijk heel goed in zijn - het helpt ook dat ze allemaal een compacte auto hebben zonder motorkap. Opvallend ook is hoe schoon de straten zijn, je ziet werkelijk nul komma nul afval liggen, nog geen snippertje papier. En dat terwijl er helemaal geen vuilnisbakken zijn, nee je wordt geacht je afval zelf mee naar huis te nemen. Kenmerkend verder is dat je op iedere straathoek een felverlichte drankautomaat aantreft en dat het wemelt van de convenience stores zoals Lawson, Seven Eleven en Family Mart wat heel erg, eh, convenient is.

 

Toch, rustig of niet, we zijn wel even toe aan iets anders. Na al die grote steden – Beijing, Xi’an, Tokyo - en al dat ondergrondse gehobbel in de metro, trapje op, trapje af, bochtje links, bochtje rechts, poortje in, poortje uit, wordt het weer tijd voor frisse lucht en weidse vistas. Dus ’s ochtends voor de laatste keer instappen bij metrostation Shin-Okachimachi en op weg naar de mooiste berg van de wereld, Mount Fuji. Maar eerst maken we nog een belachelijke tussenstop.

22 – 26 juli 2024

2 opmerkingen:

  1. Ik zou verhongeren in deze landen. Maar voor jullie en vooral voor Wende: Eet smakelijk ! Itadakimasu !

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ter info: mijn Japans wordt geleverd door Google. Groet, Ankie

    BeantwoordenVerwijderen