Vanuit Campeche reizen we door naar Calakmul in het uiterste zuiden van Yucatan, bijna op de grens met Guatamala. Dit is een uurtje of vijf rijden. We proberen lange ritten altijd te doen tijdens het middagslaapje van Wende, dat lukt over het algemeen heel aardig, maar nu blijft er nog flink wat autotijd over en dus gaat de dvd-speler aan, waar Wende trouwens geen nee tegen zegt.
Haar favoriet tijdens deze vakantie is ‘Nijntje op vakantie’, een theatershow van Ivo de Wijs, met onder andere deze meezinger:
Kindje, kun je met tenen bij je neus?
Tenen bij je neus
Tenen bij je neus
Kindje, kun je met je tenen bij je neus?
Met je tenen bij je neu-heus.
Wij hebben
hiervan gemaakt ‘Kindje, kun je met je vingers in je neus?’ want Wende zit de
godganse dag aan haar neus te pulken. Nou ja, als ze zich maar vermaakt daar op
de achterbank tussen alle tassen en lege snoeppapiertjes.
Ondertussen
rijdt Christel en schrijf ik een nieuw briljant reisverslag, waarna we van plek
ruilen en Christel alvast foto’s selecteert en bewerkt, zodat we, zodra we op
een plek zijn met wifi, in mum van tijd de weblog hebben bijgewerkt. Zo reizen
wij door het ganse land, versie 2.0. Ik bewaar warme herinneringen aan
internetcafé’s, of eigenlijk vooral herinneringen aan warme internetcafé's. Dieptepunt was die kleine inham in de muur met twee computers in
India (Agra, ik weet het nog) waar ineens een muis, een echte, aan m’n teen
begon te knabbelen. En dan de traagheid, de stroomstoringen... Mooie tijden,
maar ik ben blij dat ze voorbij zijn.
Rijden hier in
Mexico gaat prima. De wegen zijn goed. Er zijn een paar tolwegen, maar die
hebben we vermeden, voor de rest is het overwegend tweebaans wat je tegenkomt.
Je mag er 80 rijden of 90 of 100, dat variëert voortdurend. Waar je heel erg
voor moet opletten, ik schreef het al, zijn de ‘topes’, de verkeersdrempels.
Dat is een serieuze zaak hier. Zodra je een dorp binnenrijdt, wordt je eerst
gewaarschuwd door middel van de zogeheten ‘vibradores’, dat klinkt sensueel
maar het zijn gewoon ribbels op het wegdek die zeggen wakker worden, er komen
topes aan. Vervolgens verschijnen er borden die aangeven nog 400 meter, 200
meter, 100 meter tot de volgende tope. En tenslotte staan er dan nog één of
meerdere waarschuwingsborden bij de tope zelf. Kortom, je kunt ze echt niet
missen. En dat is maar goed ook, want het zijn akelige dingen.
Overigens kun je
topes ook van verre herkennen aan de souvenirverkopers die er staan opgesteld,
alsof ze verwachten dat je denkt, okee, ik rij nou toch stapvoets, laat ik
meteen maar even een overbodige ketting kopen of een strohoedje.
Nu we toch aan
het zeiken zijn, een ander minpuntje van de Mexicaanse ruimtelijke ordening is de
bewegwijzering binnen de bebouwde kom. Van dorp naar dorp, geen probleem, alles
prima aangegeven. Maar in dorpen zelf moet je het maar wat uitvogelen. En zelfs
als het simpel lijkt, en je denkt gewoon rechtuit de hoofdstraat te kunnen
volgen, dan blijkt deze opeens versperd door de levendige dinsdagmiddagmarkt,
nou vooruit één straatje linksaf en dan --- héé wegopbreking, weer naar links
dan, kan niet één richting, en voor je het weet ben je helemaal kwijt waar je
bent. Bij gebrek aan TomTom (veel te duur) moet dan ouderwets het raam worden
opengedraaid en de weg gevraagd. Gelukkig zijn de mensen behulpzaam, wat een
wonder mag heten, want het gaat ongeveer zo:
Adios
senor. (Tot ziens meneer.)
Campeche
esta donde? (Kanamperpisse het is waarro?)
Gracia. Ola! (Bedànk. Hallo!)
Een keer loodste
een jongen op een brommer ons een flink eind de goede kant op. Je komt er dus
wel uit, mede dankzij onze fabuleuze talenkennis, maar het kost veel tijd. En
daarom doen we vijf uur over die twintig kilometer naar Calakmul.
Al die kitsch kerstbomen en ook nog eens geen Tomtom. Wat hebben jullie het weer vreeeselijk daar !! Groet, Ankie
BeantwoordenVerwijderen