De Vietnamoorlog is tegenwoordig ondergebracht in musea. Toch zijn er wel plekken waar het litteken nog te vinden is – in de DMZ bijvoorbeeld, de gedemilitariseerde zone. In 1954 werd tijdens een vredesconferentie in Geneve de zogenaamde ‘zeventiende breedtegraad’ aangewezen als tijdelijke grens tussen Noord- en Zuid-Vietnam, exact halverwege het land. Bedoeling was dat de strijdende partijen, op dat moment de Fransen en de Vietminh van ‘Uncle’ Ho, terug zouden keren naar hun plek boven of onder de streep, en dat er dan binnen twee jaar landelijke verkiezingen zouden komen die moesten beslissen over de toekomst van het land. Die verkiezingen zijn er nooit gekomen. Omdat het wel duidelijk was dat Ho Chi Minh de stem van alle Vietnamezen zou krijgen, en er dus een communistisch Vietnam zou ontstaan, traineerde de regering van Zuid-Vietnam die verkiezingen, op aandringen van de Verenigde Staten die er in die Koude Oorlog-tijd alles aan deden een nieuw communistisch land te voorkomen.
In zekere zin is dáár de Vietnamoorlog begonnen, halverwege de jaren vijftig. Field agents van de CIA steunden Zuid-Vietnam in die tijd met training, geld en wapens in de strijd tegen de Vietminh. In de loop der jaren werd die steun groter en groter, zowel financieel als materieel. Miljarden gingen richting Azië en president Kennedy, ik schreef het al, stuurde in 1963 12.000 speciale commando's’ naar Vietnam. Onder president Johnson was het hek van de dam. De eerste mariniers landden in maart 1965 in Vietnam en drie jaar later waren er ruim 600.000 soldaten in het land en zag het op zee zwart van de oorlogsschepen die onvermoeibaar artillerie en bommenwerpers lanceerden. Allemaal bedoeld om…ja, om wat eigenlijk?
De
Vietnamoorlog is minder eenvoudig dan het lijkt. Het was bijvoorbeeld, ik noem
maar wat, géén oorlog tussen Vietnam en de Verenigde Staten – het was een
oorlog tussen Noord-Vietnam en Zuid-Vietnam, waarbij de een gesteund werd door
Rusland en China en de ander door de Verenigde Staten. Je had de Amerikaanse leger,
het Zuid-Vietnamese leger (ARVN), de Vietcong en het Noord-Vietnamese leger
(NVA). Al die partijen vochten met of tegen elkaar benéden die zeventiende
breedtegraad – daarboven is er alleen zwaar gebombardeerd door de Verenigde Staten, maar niet gevochten.
De brug destijds tussen Noord en Zuid |
Het doel van
het Amerikaanse leger was om de communistische opstandelingen (de Vietcong,
gesteund door de NVA) in Zuid-Vietnam uit te roeien, en dat deden ze op twee
manieren. Enerzijds door zogeheten ‘search and destroy’-missies uit te voeren
waarbij ze overdag patrouilles de jungle in stuurden en dorpjes overhoop
haalden om te zoeken naar onvindbare Vietcong-strijders en daarna zorgden dat ze als de
donder weer terug waren voor het donker werd en die Vietcong-strijders ineens te voorschijn kwamen, als bloeddorstige vampiers. En anderzijds door Noord-Vietnam hermetisch af te
sluiten. Langs de DMZ, waar Vietnam slechts 90 kilometer breed is, legden ze
een heel cordon aan van militaire posten, prikkeldraad, mijnenvelden en
elektronische waarschuwingsapparatuur, ook wel de McNamara-fence geheten.
Sowieso bombardeerden ze eerst de hele zone plat met bommen, napalm en Agent Orange,
zodat ze beter zicht hadden. Zo! Knappe spleetoog die daar nog langs komt.
Maar
natuurlijk werkte het niet, omdat er zoiets bestond als de Ho Chi Minh-trail,
een vlechtwerk van wegen waarlangs dag en nacht mannen en materieel van noord
naar zuid glipten. In het begin waren het echt uitgehakte junglepaden en duurde
het tien maanden om de route af te leggen; later bestond de Ho Chin Minh-trail
uit geasfalteerde wegen waarover vrachtwagens en tanks reden die in tien dagen
in het zuiden waren. De route liep deels door buurlanden Laos en Cambodja en vermeed
daarmee die zo zwaarbewaakte DMZ. Natuurlijk hebben de Amerikanen de Ho Chi
Minh-trail meedogenloos gebombardeerd, ook Laos en Cambodja werden niet
gespaard, maar ze konden de stroom niet stuiten.
Loopgraven langs het tunnelcomplex |
Ons ‘dagje
DMZ’ bestaat eruit dat we evenwijdig aan de scheidslijn rijden, de Ben Hai River,
tot we diep landinwaarts zijn, zo’n vijftien kilometer van de grens met Laos. Dit
was ooit allemaal jungle, vertelt mevrouw Thanh, onze gids met hetzelfde
geboortejaar als ikzelf, 1968. Wij kijken naar buiten: ooit? We zien nog steeds
een hoop bomen. Allemaal recent aangepland, zegt mevrouw Thanh.
Eucalyptus en acacia, geïmporteerde bomen die het goed doen in slechte grond.
Tot twintig jaar geleden groeide hier niets.
Khe Sang is
onze bestemming. Een vallei midden in de jungle waar in de jaren zestig een
enorme legerbasis was gevestigd. Tegenwoordig groeien er koffiestruiken en
staat er een klein museum met foto’s van de strijd die hier is gevoerd; in het
omringende veld staan Amerikaanse vliegtuigen, tanks, een helikopter. Als we rondlopen worden we
belaagd door twee mannetjes die oorlogssouvenirs verkopen: oude lintjes en Vietnamese
speldjes, kogels, buttons van Ho Chin Minh. We kopen er een paar, om de
verkopers een goede dag te bezorgen. Verder is er helemaal niemand. Onze ogen strijken
over het panorama van groene heuvels waartussen grijze mistbanken drijven en we
kunnen niet anders concluderen dan dat het een mooie, vredige plek is.
Een heel
verschil met februari 1968. Toen woedde hier de slag om Khe
Sang, begonnen eind januari toen het Noord Vietnamese Leger met Russische tanks een
voorpost overrompelde en doorstootte naar de legerbasis zelf, waar maanden
gevochten zou worden totdat de Amerikanen de basis in juni ontruimden. Het zou
het keerpunt van de oorlog blijken. De aanval op Khe Sang was namelijk een afleidingsmanoeuvre.
Terwijl de Verenigde Staten met man en macht naar Khe Sang trok, viel
Noord-Vietnam op 30 januari meer dan 100 steden in Zuid-Vietnam aan, waaronder
Saigon en Hue, een aanval die volkomen onverwachts kwam en de geschiedenis is
ingegaan als het Tet-offensief. De meeste steden gingen vrij snel weer
verloren, maar de grote winst was publicitair: als wij de oorlog aan het winnen
zijn, zoals onze militairen zeggen, hoe the fuck kan dit dan gebeuren? vroegen
alle kranten in Amerika zich af. President Johnson trok zijn conclusies. Hij
stopte de bombardementen, besloot geen nieuwe troepen meer naar Vietnam te sturen én kondigde tijdens een dramatische toespraak, live op televisie, aan zich niet meer als president herkiesbaar te stellen. Helaas zou het met Nixon na hem bepaald niet beter worden.
De DMZ was
dus, paradoxaal genoeg, zo’n beetje de meest militaire zone van Vietnam. Tóch
leefden er ook nog mensen – onder de grond. Van Khe Sang rijden we terug naar
zee, naar het plaatsje Vinh Moc dat aan de overzijde van de rivier ligt, dus
feitelijk in wat vroeger Noord-Vietnam heette. (Tegenwoordig is het allemaal
provincie Quang Tri.) De dorpelingen hier wilden niet vluchten, maar besloten
een tunnelsysteem te bouwen waar ze konden schuilen voor de onophoudelijke bombardementen
van de Amerikanen.
Hun eerste tunnel groeven ze op 10 meter diepte, tot ze ontdekten dat Amerikaanse bommen 10 meter diep kwamen, waarop ze een tweede tunnel groeven op 22 meter diepte, en uiteindelijk, voor de zekerheid, nog een tunnel op 30 meter diepte. Tien maanden deden ze erover. Van 1966 tot 1972 leefden hier zo’n zestig families en er werden 17 baby’s geboren, in een speciale ‘kraamkamer’, een hol van twee bij twee – ‘tunnel baby’s’ worden ze genoemd, vertelt mevrouw Thanh die ze heeft geïnterviewd. Eén bom heeft ooit direct de tunnels geraakt, maar ging niet af; het bomgat werd prompt gebruikt als ventilatieschacht.
Hun eerste tunnel groeven ze op 10 meter diepte, tot ze ontdekten dat Amerikaanse bommen 10 meter diep kwamen, waarop ze een tweede tunnel groeven op 22 meter diepte, en uiteindelijk, voor de zekerheid, nog een tunnel op 30 meter diepte. Tien maanden deden ze erover. Van 1966 tot 1972 leefden hier zo’n zestig families en er werden 17 baby’s geboren, in een speciale ‘kraamkamer’, een hol van twee bij twee – ‘tunnel baby’s’ worden ze genoemd, vertelt mevrouw Thanh die ze heeft geïnterviewd. Eén bom heeft ooit direct de tunnels geraakt, maar ging niet af; het bomgat werd prompt gebruikt als ventilatieschacht.
Het is grappig
om door de tunnels te lopen, maar om dan te bedenken dat hier jarenlang mensen
hebben gewoond, in krappe holletjes, in het donker…daar word je niet vrolijk
van. En dan hebben we het nog niet eens over de bombardementen. Een keer is het
hele dorp tien dagen lang de tunnel niet uit geweest wegens een aanhoudend
bombardement. Toen zullen die 17 baby’s wel verwekt zijn, denk ik. Niemand die
wat hoorde…
Aan het eind van een indrukwekkende dag zetten we mevrouw Thanh af in Dong Ha, weer aan de zuidkant van de DMZ. Ze was een fantastische gids die uitstekend Engels sprak en op iedere vraag een antwoord wist. Al meer dan twintig jaar leidt ze bezoekers rond, ook regelmatig Vietnamese of Amerikaanse oorlogsveteranen. De eersten stappen trots rond in Khe Sang; de laatsten worden vaak emotioneel en krijgen tranen in hun ogen, vertelt ze. Maar nu moet ze dringend naar huis: ze moet koken voor haar zonen van 18 en 21, de nieuwe generatie van het land. Genoeg oorlog voor vandaag.
21 november 2016
Indrukwekkend. Liefs Ankie
BeantwoordenVerwijderen