Op de dag van
de Melbourne Cup zijn we weer on the road. The Melbourne Cup blijkt een
paardenrace te zijn, maar niet zomaar een: it's the race that stops the nation, zoals ze dat hier noemen. Iedereen praat
erover, iedereen kijkt ernaar. Misschien verklaart dat de uitgestorven wegen
onderweg.
Met haar gaan we ’s avonds mee terug naar Kallangur en logeren in the house that John built. De benedenverdieping bestaat uit een fitnessruimte vol apparaten, een kantoortje en een soort loungeruimte met biljart en megatelevisie. Boven bevinden zich woonkamer, keuken, slaapkamers, allemaal gedecoreerd met een hoop familiefoto’s, tegels met spreuken en afbeeldingen van Boeddha. Achterin de tuin een houten terras met een zwembad. Wij krijgen Lily’s kamer. Lily en Grace (‘Kwace’ zoals Wende haar noemt) mogen een dagje vrij van school zodat ze met ons op stap kunnen; eerst naar een indoor speeltuin en daarna picknicken bij een meertje met de niet te verbeteren naam Lake Eden.
Lizards struinen over het gras, in het water zwemmen vissen en schildpadden voorbij. Mooie plek. Daarna moeten we terug omdat Kwace naar gymnastiek en dansles moet. Avondeten bestaat uit nacho’s, gemaakt door Phoebe, de oudste dochter.
Hiervoor twee
dagen bij familie doorgebracht. Eerst een dagje naar het strand op Bribie
Island met Leanne en de kinderen plus haar oudste zoon Joel en z’n vrouw, die
hier wonen. (Niet lang meer, trouwens: zoals iedere Frieswyk verhuizen ook zij binnenkort.) Leanne, de (ex)vrouw van mijn neef John, is een ontzettend hartelijke
vrouw met meer energie dan een gemiddeld Australisch dorp. Ze is
fitnessinstructeur met praktijk aan huis, staat dagelijks om half vijf op zodat
ze even later met de eerste klanten kan beginnen en knettert door tot laat in
de avond. Een dagje strand met haar betekent niet wat luieren en een teen in
het water, maar racen op de jetski tot je kont zo beurs is als een
overreden kangoeroe. Hoe wilder hoe beter, is haar motto. Behalve de jetski
heeft ze bergen eten meegenomen, want ze is ook dol op eten, vooral gezond
eten. Als fitnessgoeroe zorgt ze goed voor haar lichaam.
Met haar gaan we ’s avonds mee terug naar Kallangur en logeren in the house that John built. De benedenverdieping bestaat uit een fitnessruimte vol apparaten, een kantoortje en een soort loungeruimte met biljart en megatelevisie. Boven bevinden zich woonkamer, keuken, slaapkamers, allemaal gedecoreerd met een hoop familiefoto’s, tegels met spreuken en afbeeldingen van Boeddha. Achterin de tuin een houten terras met een zwembad. Wij krijgen Lily’s kamer. Lily en Grace (‘Kwace’ zoals Wende haar noemt) mogen een dagje vrij van school zodat ze met ons op stap kunnen; eerst naar een indoor speeltuin en daarna picknicken bij een meertje met de niet te verbeteren naam Lake Eden.
Lizards struinen over het gras, in het water zwemmen vissen en schildpadden voorbij. Mooie plek. Daarna moeten we terug omdat Kwace naar gymnastiek en dansles moet. Avondeten bestaat uit nacho’s, gemaakt door Phoebe, de oudste dochter.
Daarna gaan
we zoals gezegd zelf weer op pad. Wel lekker even na anderhalve week logeren
hier en daar. Hoe gastvrij en hartelijk iedereen ook is, je merkt dat ze het
druk hebben allemaal, met werken, verhuizen en echt scheiden. John is het hele
weekend met z’n belastingaangifte bezig, Leanne moet ’s avonds laat haar
boekhouding nog doen, Felix en Sandy zijn bij het krieken van de dag, als zelfs
de kookaburra nog moet beginnen met lachen, al op om te beginnen aan de eerste batch vaatwasmiddel. Iedereen staat
vroeg op in Australië en werkt hard, zo is onze conclusie. Precies wat je als
reiziger probeert te vermijden.
We rijden een
uurtje of vijf naar het noorden, grotendeels via de Bruce Highway, de
levensader van de staat Queensland. Het klinkt trouwens heel wat, highway, maar
het is gewoon tweebaans met soms een tijdelijke inhaalstrook en verder een hoop
waarschuwingen om niet in slaap te vallen achter het stuur. Queensland is een
van de acht staten van Australië (waarvan twee ‘territory’ heten) en is zo
groot als half Europa, wij zijn nu wat aan het aanrommelen in het zuidoostelijke
hoekje ervan, laten we zeggen de Benelux. De Sunshine Coast wordt dit gebied
genoemd, een naam als van een marketingcampagne, maar geen woord van gelogen.
Eenmaal van de Bruce Highway af rijden we nog een tijd door het verlaten landschap
rond Bundaberg. Er wordt hier veel suikerriet verbouwd, waar rum van wordt
gestookt.
Onze
bestemming heet Agnes Water/Town of 1770: twee kustplaatsjes naast elkaar,
waarvan de laatste –niettegenstaande de naam– eigenlijk geen plaatsje mag
heten. Als je het plaatsnaambord passeert komt er eerst een kilometer niks, dan
een jachthaven en dan houdt de weg op. Vergeleken daarbij is Agnes Water een
bruisende metropool, hoewel dat feitelijk ook weinig voorstelt. Een klein
winkelcentrum, een residential area met vooral hotelletjes en een mooi strand. Wat
heeft een mens meer nodig, zou je zeggen? Wij hebben een chaletje in Captain
Cooks Holiday Resort, gevestigd aan Captain Cook Drive – je kan wel raden wie
de grote man is in deze streek. Je krijgt de indruk dat zijn voorbijvaren in
1770 het hoogtepunt is geweest van de afgelopen drie eeuwen. Wat mensen hier
brengt –los van het ontdekken van continenten– is vooral surfen en de camper na
een lange rit ergens parkeren.
Na een dagje
niksen, en daar foto’s van maken, rijden we weer een stuk terug naar het zuiden.
Hervey Bay is onze volgende stop. Dit is een
grotere plaats, ruim vijftigduizend inwoners, maar zoals alle plaatsen
in Australië lijkt het veel kleiner dan het werkelijk is, en dat heeft te maken
met ruimte. Het muntje viel toen we in de etalage van een makelaarskantoor naar
advertenties voor huizen zaten te kijken. (Niet dat we plannen hebben in die
richting… hoewel Hervey Bay populair is bij gepensioneerden.) De gemiddelde
perceelgrootte hier is zo’n 800 vierkante meter (40 x 20), waar dat in
Nederland ergens tussen 100 en 150 is aldus mijn natte vinger – laten we zeggen
5x zo weinig. Dat betekent dat vergeleken met Nederland een gemiddelde straat hier
5x zo weinig huizen telt en 5x zo veel groen. Het effect daarvan is dat je continue
het idee hebt door een luxe villawijk te rijden en nooit precies weet waar een
stad begint of eindigt – voor ons gevoel waren we Hervey Bay al driemaal weer
uitgereden voor we parkeerden voor ons
resort, dat toch echt ín de stad lag. Naar een ‘centrum’ hoef je al helemaal
niet te zoeken in een Australisch stadje. De enige centra die ze kennen zijn
winkelcentra.
Behalve
tochtjes naar Fraser Island is Hervey Bay vooral in trek vanwege het whale watchen
dat je er kunt doen. Onderweg van noord naar zuid, en andersom, dobberen
walvissen een paar maanden hier in de baai. Helaas is het seizoen net afgelopen.
Wij behelpen ons daarom wat onderwaterfauna betreft met fish and chips, én het Reef World waar ze aquariums hebben met tropische
vissen en een paar kleine haaien; ook kunnen we blaadjes sla voeren aan
reuzenschildpadden.
Voor Wende bezoeken we een charmant waterspeeltuintje met glijbanen en fonteinen. Hervey Bay maakt verder een uitgestorven indruk: veel restaurants zijn gesloten en ook in ons resort staan de meeste chaletjes leeg. Met de walvissen zijn ook de toeristen gemigreerd.
Voor Wende bezoeken we een charmant waterspeeltuintje met glijbanen en fonteinen. Hervey Bay maakt verder een uitgestorven indruk: veel restaurants zijn gesloten en ook in ons resort staan de meeste chaletjes leeg. Met de walvissen zijn ook de toeristen gemigreerd.
Onze kleine
road trip nadert z’n einde. Op de terugweg naar Kin Kin doen we nog Maryborough aan.
Een écht stadje, met winkelstraten en zo, en voor Australische begrippen oud
en historisch. Even los van
miljoenen jaren boemerangs en didgeridoos begint de geschiedenis van Australië op
26 januari 1788, toen de ‘first fleet’ met gevangenen arriveerde in wat
tegenwoordig Sydney heet. (26 januari is trouwens Australia Day, een nationale feestdag, hoewel er voor de Aboriginals weinig te vieren valt...) Maryborough dateert uit 1847 en zit dus redelijk
dicht tegen de Australische oorsprong der tijden aan hier. Langs de uitvalswegen vind je veel zogeheten ‘Queenslanders’ ofwel mooie houten huizen met een
veranda, en het centrum, waar het bloedheet is, heeft wel een soort van ouderwetse charme.
Maar de grootste claim of fame van Maryborough is dat het de geboorteplaats
is van een wereldberoemde Australiër, namelijk P.L. Travers. Eh sorry...P.L. wie?!? Aha, de schrijfster van Mary Poppins. Bij haar
geboortehuis staat een beeld van de nanny met haar toverparaplu, veel meer is
er van haar niet terug te vinden. Travers zelf vertrok al vrij vlotjes naar Engeland.
Tot zover
even, op dag 62 van onze reis. Het gaat goed met ons, los van een verkoudheid die
ons één voor één te pakken krijgt. De tijd vliegt en hoewel we al ruim over de
helft zijn hebben we het gevoel vorige week pas te zijn vertrokken. Nu nog één
week in Australië om een laatste rondje te maken langs iedereen die we kennen, als ze niet stiekem verhuisd zijn ondertussen. Daarna vertrekken we naar Vietnam. De tickets zijn inmiddels geboekt.
Maandagochtend. Eerst de krant? Nee, eerst het digitale feuilleton Friesreis. Veel leuker.Mooiere plaatjes ook.Liefs A
BeantwoordenVerwijderen