Je kunt
natuurlijk een visum regelen bij de Vietnamese ambassade in Nederland, maar
omdat we niet wisten wanneer we het land zouden bezoeken, ja of we er überhaupt
zouden komen, besloten we het anders te doen en via internet een zogenaamde
‘letter of approval’ aan te vragen waarmee je ter plekke, op een van de drie
internationale luchthavens van Vietnam, een visum kunt krijgen. Met die brief,
formulieren en paspoorten stonden we op de luchthaven van Hanoi in de rij voor
de Vietnamese autoriteiten, tevreden spinnend over ons goede huiswerk, toen het
ons begon te dagen dat er cash afgerekend moest worden, in Amerikaanse dollars.
En die hadden we dus nìet. Nou ja, zegt Christel, optimistisch als altijd: Ik
kan me niet voorstellen dat ál deze mensen hier met dollars in hun hand
klaarstaan. Ze liep langs de rij naar voren om een kijkje bij de balie te
nemen, kwam even later terug en zei verbouwereerd: Al deze mensen stáán klaar
met dollars in hun hand.
Al met al
duurde deze procedure anderhalf uur. Al die tijd stond bij de uitgang van het
vliegveld een arme Vietnamees met een bordje ‘Cools’ op ons te wachten – de
hotel pick-up. In ons hele reisbestaan is dit geloof ik pas de tweede of derde
hotel pick-up die wij hebben gehad. Om een of andere reden lukt ons dat nooit:
of we denken er niet aan, of we zijn te laat, of we kunnen hem niet vinden…er
is altijd wat met die pick-ups. Maar deze jongen stond er nog steeds en bracht
ons zwijgend –hij sprak geen woord Engels– naar onze bestemming, het Hanoi
Evergreen Hotel. Een klein hotelletje, spotgoedkoop, midden in het oude centrum
van Hanoi. Kamer met balkon aan de straatkant: druk en lawaaiig, maar leuk om
het straatleven op te snuiven. We kijken uit op een zogeheten bia hoa, een
van de dranklokalen die hier erg in trek zijn. Op straat zitten groepjes
mensen, mannen voornamelijk, op kleine krukjes glazen bier te drinken uit een
vers vat. Wow, denken we. Geslaagde hotel pick-up, goedkoop bier, nog drie ton
op zak…wat een land!
Die eerste
dag hebben we een stuk gewandeld. Eerst door dat oude centrum, dat bestaat
uit allemaal kleine straatjes die iets met ‘Hang’ heten, waarbij dat ‘iets‘ staat
voor een specifieke gilde: eeuwen geleden hadden alle gildes –de meubelmakers,
de zilversmeden– hier hun eigen straatje en eigenlijk zie je dat patroon nog
steeds terug. In Hang Vai doet iedereen iets met bamboe, in Hang Thiec iets met
ijzerwaren et cetera.
Alleen het moderne gilde van de motorrijders heeft geen eigen straat, die claimt alle straten tegelijk. Vietnam telt 90 miljoen inwoners en 40 miljoen brommertjes; Hanoi telt 7 miljoen inwoners dus als ik dat extrapoleer kom ik op 3 miljoen brommertjes in deze stad. Daar komen dan nog de auto’s bij, de taxi’s, elektrische busjes, fietstaxi’s, gewone fietsers…dat alles wurmt zich door die smalle straatjes dus je kunt je voorstellen dat het een tikkeltje chaotisch is. Chaotisch en leuk. Iedereen zit buiten voor z’n nerinkje en de stoep staat vol met verkoopwaren, geparkeerde brommers, stoeltjes zodat je wel op straat moet lopen, slalommend tussen het verkeer en de dieselwalmen. Geuren, kleuren, geluiden – het is levendig zoals alleen Azië dat kan zijn.
Alleen het moderne gilde van de motorrijders heeft geen eigen straat, die claimt alle straten tegelijk. Vietnam telt 90 miljoen inwoners en 40 miljoen brommertjes; Hanoi telt 7 miljoen inwoners dus als ik dat extrapoleer kom ik op 3 miljoen brommertjes in deze stad. Daar komen dan nog de auto’s bij, de taxi’s, elektrische busjes, fietstaxi’s, gewone fietsers…dat alles wurmt zich door die smalle straatjes dus je kunt je voorstellen dat het een tikkeltje chaotisch is. Chaotisch en leuk. Iedereen zit buiten voor z’n nerinkje en de stoep staat vol met verkoopwaren, geparkeerde brommers, stoeltjes zodat je wel op straat moet lopen, slalommend tussen het verkeer en de dieselwalmen. Geuren, kleuren, geluiden – het is levendig zoals alleen Azië dat kan zijn.
Uiteindelijk
komen we uit bij het Hoan Kiem meer, dat geldt als het culturele en spirituele
hart van Hanoi vanwege een of andere legende met een schildpad en een zwaard. Je
kunt er in een half uurtje omheen lopen via een mooi lommerrijk wandelpad, maar
niet vandaag, want het is zondag en afgeladen vol. Heel Hanoi is uitgelopen,
lijkt het, om ons te verwelkomen.
De straten rond het meer zijn afgezet voor
verkeer en het ziet zwart van de flanerende mensen; her en der treden bandjes
op; er lopen ballonnenverkopers rond; vrouwen met punthoedjes verkopen snacks
vanuit twee grote rieten manden die ze als een weegschaal over hun schouder
laten bungelen; en overal poseren mooi opgetutte meisjes in ao dai’s –strakke zijden jurkjes– voor
fotografen. (Ook Wende wordt weer regelmatig op de foto gezet, tot haar
chagrijn.)
Het lijkt alsof er een speciaal feest gaande is, misschien ter ere
van de volle maan die belangrijk schijnt te zijn in Vietnam, maar als we navraag
doen krijgen we te horen nee hoor, zo gaat het hier ieder weekend. We vallen
dus met onze neus in de boter.
Laat wordt
het echter niet voor ons, we zijn een beetje op na anderhalve dag reizen en
twee korte nachtjes. Terug naar ons hotel waar we nog een kopje noedelsoep naar
binnen lepelen voor we crashen. Vietnam is begonnen.
12 - 13 november
Wat een leuk "Vietnammeisje" hebben jullie bij je.
BeantwoordenVerwijderenGroetjes M&P
Prachtig deze Hanoihoney. Liefs Ankie
BeantwoordenVerwijderen