7 - 9 december 2016
Het einde
komt in zicht. We zijn in Thailand, het zevende en laatste land van onze reis.
Op Suvarnabhumi Airport in Bangkok pikken we een auto op en rijden naar
Ayutthaya, de oude koningsstad zo’n 80 kilometer boven Bangkok.
Op
de kosten wat te drukken hebben we het kleinste en goedkoopste voertuig
gehuurd, in de stille hoop een upgrade te krijgen. Om een of andere reden
krijgen we namelijk altíjd een upgrade van autoverhuurders. En ja hoor, daar
komen de magische woorden…we
have given you a free upgrade zegt het meisje achter de balie. Fijn…voor
Wende vooral, dan hoeft ze niet bedolven onder bagage op de achterbank naar
adem te happen. Voor het eerst –doe eens gek, dachten we– nemen we er zelfs een
gps bij, maar het Hertzmeisje schudt haar hoofd. Hun gps’sen zijn verouderd, je
hebt er niks aan. En dus verlaten we gewoon weer zwetend met een kaart op
schoot de luchthaven, proberend om vooral niet in Big Bangkok verzeild te raken.
Het lukt. Alles staat goed aangegeven, de wegen zijn prima, zonder moeite komen
we in Ayutthaya.
Van de vorige
keer herinner ik me dat Thailand een prettig land is. Spotgoedkoop, lekker
eten, schoon en georganiseerd, barstensvol prachtige tempels en bevolkt door
beschaafde mensen die op hun eigen, minzame wijze behulpzaam zijn. Dat de Thai
ook affectief zijn merken we nu we met een kind op stap zijn. Veel lachjes voor
Wende en aaien over de wang (over het hoofd strijken zullen ze nooit doen hier,
dat geldt als een zware belediging) en in het eerste het beste hotel meteen een
cadeautje. Erg aardig allemaal.
Het land is
nog in de rouw vanwege het overlijden van koning Bhumibol, de Koning die Nooit
Lachte getuige de foto’s die je overal ziet. Op veel plekken –tempels,
overheidsgebouwen, zelfs een elektriciteitscentrale – hangen witte en zwarte
doeken bij zijn afbeelding. Hij was zeer geliefd bij de bevolking, waarvan iedereen
onder zeventig nooit een andere koning heeft meegemaakt. In een land waar
regeringen zo stabiel zijn als de Indische Oceaan op tweede kerstdag 2004 was
Bhumibol (ook wel Rama de Negende) een anker van rust en redelijkheid. Zijn
eretitel van langst regerende monarch ter wereld zal nu naar Queen Elisabeth
gaan denk ik, die inmiddels ook al bijna 65 jaar op de troon zit.
Christel is
al eens eerder in Ayutthaya geweest en vond het zo bijzonder dat ze er met mij
nog eens heen wilde. Pakweg vierhonderd jaar, van 1350 tot 1767, was dit de
hoofdstad van koninkrijk Ayutthaya, waar feitelijk Thailand uit voortgekomen is.
De overstap van Angkor naar Ayutthaya, zoals wij nu in een dagje gedaan hebben,
is historisch gezien zeer verantwoord: de ondergang van Angkor betekende namelijk
de opkomst van Ayutthaya als de big boss van Zuidoost Azië – sterker, het was
het Ayutthayaanse leger dat in 1431 de doodsteek gaf aan het al wegkwijnende
Angkor.
Behalve oorlogsbuit sleepten de Thai ook een deel van de Khmercultuur
mee naar huis: architectuur, dans, koninklijke gebruiken en een sport die
beroemd is geworden als Thaiboksen, maar eigenlijk, als geschiedenis niet door
overwinnaars werd geschreven, Khmerboksen had moeten heten. Het westelijke
Khmerrijk, dus inclusief Angkor, werd geannexeerd en zou eeuwenlang bij
Thailand horen. Pas begin twintigste eeuw stond Thailand dit gebied weer af,
toen de Fransen vonden dat het bij ‘hun’ Cambodja hoorde en het terugvroegen
door, vriendelijk en voorkomend als Fransen nou eenmaal zijn, met een
oorlogsschip Bangkok binnen te varen.
Van dat eens
glorieuze Ayutthaya met zijn vele tempels zijn tegenwoordig, nadat de Birmezen
er eens goed overheen zijn gegaan, alleen nog de ruïnes over. Een hoop ruïnes,
verspreid over de hele stad, gescheiden door kanaaltjes, bruggetjes, parkjes.
We bezoeken er een paar en het is zeer de moeite waard. Vooral Wat Chai
Wattanaram is indrukwekkend. We arriveren er aan eind van de middag, wanneer de
drommen toeristen zijn verdwenen en we rustig kunnen rondlopen. Zacht
avondlicht strijkt neer op de stenen en geeft de baksteenrode torens een mooie,
gloedvolle tint. Langs de muren staan 120 boeddhabeelden, de meeste onthoofd.
Duiven nestelen zich tussen de ornamenten, vogels fluiten. Mooi. Vinden Christel en ik.
Tja... Hoeveel
ruïnes kun je een kind van vier aandoen? Wanneer begint mishandeling? Bestaan er
wetten op dit gebied? Zo ja, dan hebben we ze overschreden vrees ik. Gelukkig
voor Wende is Ayutthaya echt de laatste plek van deze reis met oude stenen. Het
tropische eiland komt er namelijk aan, een weekje zon, zee en strand. En vooruit, zelfs twee dagen Holiday Inn met Kids Club, om het goed te maken. Niet verder vertellen. Maar éérst...eerst nog één tussenstop, en wel in het plaatsje Kanchanaburi. Wat je dáár in godsnaam moet? Laat
ik dit zeggen: er stroomt een rivier doorheen, de Kwai, en het heeft een brug.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten