Reizen met
een nachttrein is het mooiste dat er is. Vanuit je eigen bedje het landschap
voorbij zien rollen, hoe comfortabel is dat? Als het kan maken we er graag
gebruik van.
En in Vietnam
kan het. Het land heeft een merkwaardige vorm, een beetje als een zeepaardje:
de kop aan de bovenkant en daaronder een lange, dunne krulstaart. Van noord naar
zuid is het 1600 kilometer, terwijl het van oost naar west op z’n smalst
slechts 50 kilometer is, dus met andere woorden we hebben het over een land dat
4x zo lang is als Nederland, maar tevens 4x zo smal. Omdat Hanoi helemaal in
het noorden lig en Ho Chi Minh Stad helemaal in het zuiden is de gemiddelde
reiziger veroordeeld tot die lange ruk over de lengte, en dan komt een
nachttrein uitstekend van pas.
Wij nemen de
trein van Hanoi naar Hue, ongeveer in het midden van het land. Een rit van ruim
13 uur: we vertrekken ’s avonds om 19:30 en zouden volgens de officiële
dienstregeling de volgende ochtend om
8:56 aan moeten komen. Voor 90 euro hebben we drie bedden gereserveerd in een
soft sleeper, de beste categorie: een slaapcoupé met vier bedden voorzien van
een mooi wit lakentje en vergezeld van kussen en deken. In eerste instantie kiest
Wende –zoals alle kinderen– het bovenste bed, maar als na ons nog die
Vietnamese man opdaagt en eveneens omhoog klimt, naar het andere bed, vindt ze
het ineens een beetje spannend worden en wil uiteindelijk beneden slapen, samen
met mama. Laat papa maar naast die vreemde snurker liggen.
Hue is de
oude koningsstad van Vietnam. Van 1802 tot 1945 was dit de hoofdstad van het
land en de keizers van toen, de Nguyen-dynastie, bouwden een enorme citadel gemodelleerd
naar de Verboden Stad in China. Het was de stad van de aristocratie, de plek
waar kunst en cultuur, onderwijs en filosofie zich ontwikkelden – of niet ontwikkelden, want de Nguyens waren
confucianistisch en het confucianisme legt veel nadruk op traditie en historie.
In de citadel groeiden kind-keizers op tussen concubines en eunuchen terwijl
strenge mandarijnen met sikjes de zaken bestierden. Het was de eerste keer in
de geschiedenis dat Vietnam in z’n geheel vrij en onafhankelijk was, en lang duurde het niet, want aan de horizon verschenen al de schepen van de Fransen.
Helaas is Hue
volledig weggeblazen in de Vietnamoorlog. Omdat de stad precies in het midden
van Vietnam ligt, dicht tegen de toenmalige scheidslijn tussen Noord- en
Zuid-Vietnam, is er zwaar gevochten om de stad en hebben de Amerikanen het
platgebombardeerd. Van de 148 gebouwen in de citadel waren er in 1975
nog 20 over. Inmiddels is er het nodige gerestaureerd, maar als je de citadel
bezoekt –die trouwens ongelooflijk uitgestrekt is, de omtrek van de muren
bedraagt 10 km2, goddank hadden we Wende’s fietsje mee– zie je vooral een hoop
braakliggend terrein.
Vergeleken
met Hanoi is Hue een klein stadje (340.000 inwoners) en het maakt een veel
rustiger indruk, de brommertjes even daargelaten. Het ligt langs een brede
rivier, de Perfume River. Hue heeft de reputatie de natste stad van Vietnam te
zijn, met name in de periode tussen oktober en december, nú dus, wanneer de
straten regelmatig blank staan. Inderdaad maken we een paar oorverdovende
wolkbreuken mee, maar gelukkig alleen ’s avonds en ’s nachts – overdag schijnt
er een waterig zonnetje en vallen er slechts af en toe wat spatjes. En warm is
het sowieso, rond de dertig graden.
Gelukkig
hebben we weer eens een hotel met een zwembad, het onvolprezen Rosaleen
Boutique Hotel, een oase van vriendelijk glimlachend personeel midden in de
stad, met een general manager die elke dag komt vragen of alles naar wens is.
We zijn een van de weinige reguliere gasten, het hotel lijkt vooral gebruikt te
worden door reisgezelschappen. Elke ochtend staat er een bus met loeiende motor de
airco op te warmen, klaar om de groep weer in te laden; en ’s avonds zien we een
hele rij cyclo’s, fietstaxi’s, klaarstaan om de verse arrivés te trakteren op
het volgende programmaonderdeel, een rondritje door Hue. Tussendoor is het
hotel verlaten en hebben we het zwembad voor onszelf.
Volgens onze
reisgids is Hue –met z’n aristocratische verleden– nog steeds een beetje high
brow, snobistisch. Dat zal zo zijn…wat wij vooral merken is dat in Hue de
toeristenindustrie geslepener is. Straatverkopers zijn hardnekkiger, mannen met
cyclo’s roepen de hele tijd naar je, iedereen probeert tourtjes te slijten, en
als je op straat loopt stoppen er voortdurend brommerrijders naast je die hun
diensten aanbieden. Vooral toen ik even alleen rondwandelde werd ik lastig gevallen.
Waar ga je heen, wat zoek je, hoe lang blijf je? Een ander kwam meteen ter
zake: massage, sexy woman boom boom? Eh…eigenlijk was ik meer op zoek naar een
kapper.
Uiteindelijk
ben ik inderdaad bij zo’n vent achterop de brommer gestapt zodat hij me naar
een kapper kon brengen. Xe om heet
deze vorm van openbaar vervoer. Ik kwam terecht in een achterafstraatje waar
iemand op een kleine patio, tussen de geparkeerde brommers, met kam en schaar
klaarstond bij een lege stoel. Voor de zekerheid had ik een pasfoto meegenomen, gemaakt in Kuala Lumpur, twee centimeter haar geleden, zodat de man enig idee had wat de bedoeling was, want
we hebben inmiddels wel ontdekt dat de gemiddelde Vietnamees vrijwel geen
Engels spreekt. Hij knikte en ging aan de slag, en hier en daar geholpen door
wat handgebaren mijnerzijds leverde hij een acceptabele coupe af, een beetje in
de stijl van een Amerikaanse marinier. Dát voorbeeld kennen ze natuurlijk.
Achteraf denk ik dat ik voor deze knipbeurt teveel heb betaald, maar met een
man met een scheermes in z’n hand onderhandel je niet.
Om de
omgeving te verkennen huren we twee brommertjes voor een middag. In het
verleden mochten we dat altijd graag doen, maar sinds de geboorte van Wende is
het er niet meer van gekomen en we vinden het ook wel een beetje spannend in
het begin. Hoe zal dat gaan met Wende, zit ze wel goed, vindt ze het leuk? Maar
we hoeven ons geen zorgen te maken: Wende zetelt stevig voorop het zadel, haar
helm klemvast gesnoerd bovenop haar Frozen-petje, en lijkt zich prima te
vermaken, want ze kletst honderduit. Wij denken misschien dat het saai voor
haar is, maar waarschijnlijk betekent het voor Wende vooral wat extra quality time, eerst met mama op de rode brommer en op de terugweg met papa op de gele.
We rijden
naar de Thiên Mu Pagoda, een boeddhistisch klooster uit 1601, een van de oudste
van Vietnam. Karakteristiek is vooral de prachtige Chinese pagode met zeven
daken. In de jaren zestig gingen de boeddhisten in Hue actief de straat op om
te protesteren tegen de regering van president Diem in Zuid-Vietnam, die niet
alleen vreselijk corrupt en incompetent was, maar tevens alle geloofsrichtingen
behalve het katholicisme discrimineerde. Nou…om een boeddhist boos te krijgen
moet er wel héél wat gebeuren.
Op een dag
reed een van de oude, wijze monniken uit dit klooster, de 66-jarige Thich Quang
Duc, samen met een aantal medemonniken in een blauwe Austin naar Saigon, ging
op de drukste straat van de stad zitten en liet zich met benzine overgieten en in
brand steken. Dat gebeurde in mei 1963, nog vóór de start van de Vietnamoorlog
(al kun je twisten wanneer die startte). Het was de eerste zelfverbranding in
Vietnam, foto’s gingen de hele wereld over, iedereen reageerde geschokt. Wat gebeurde
hier? Wat was er in godsnaam aan de hand in dat verre Vietnam? De publieke
aandacht bracht de ontwikkelingen in Zuid-Vietnam in een stroomversnelling: de
Verenigde Staten realiseerden zich dat ze van die vreselijke regering af moesten
en steunden een militaire coup waarin president Diem werd vermoord, in november
1963, dezelfde maand waarin ook president Kennedy werd vermoord – vlak nadat
deze toestemming had gegeven 12.000 ‘adviseurs’ naar Vietnam te sturen, ofwel
militairen. Volgens sommigen is dát de start van de Vietnamoorlog geweest. Van
het een komt het ander, zoals het gezegde luidt.
Voorbij Thiên
Mu rijden we een heel stuk langs de Perfume River, door een dorp, langs een
tempeltje, tussen een kudde ossen door. De weg wordt steeds smaller tot het een
onverhard pad is geworden en doodloopt bij een stel roeiboten langs de oever. We
keren terug en nemen een afslag landinwaarts en komen dan op een grote weg
terecht waar vrachtwagens en bussen luid toeterend voorbij denderen. Dit voelt
niet echt prettig, dus draaien we maar weer om en rijden het hetzelfde stuk
terug naar Hue. Als we de stad binnenrijden is het donker geworden. We loodsen
onszelf door het drukke verkeer naar een feestelijk verlicht kermisterrein waar
Wende even haar gang kan gaan in een zweefmolen, waterbotsautootjes, een
piratenschip et cetera.
Daarna brengen we de brommers terug en dineren bij Stop
& Eat, een restaurantje vlak bij ons hotel dat min of meer ons stamcafé is
geworden. Het bier is koud, er liggen spelletjes op tafel en er werken lieve serveersters die Wende vertroetelen en graag
haar blonde haar vlechten. We krijgen zelfs cadeautjes van ze.
En dan is er
nog ons uitstapje naar de DMZ, een dagtocht met een privéchauffeur en een gids,
de fantastische mevrouw Thanh. DMZ staat voor Demilitarized Zone en deze zone,
een niemandsland van een paar kilometer breed langs de rivier Ben Hai, was van
1954 tot 1975 de grens tussen Noord- en Zuid-Vietnam. Als je iets van de Vietnamoorlog
wilt weten, en voelen, dan is dit dé plek. Maar daarover een volgende keer.
20 - 23 november
Schrijft Wende Arabisch ??
BeantwoordenVerwijderen