Angkor werd gedurende een paar eeuwen gebouwd, de bulk zo tussen 1100
en 1250. Om dit een beetje perspectief te geven: in die tijd telde Parijs (waar
ze net begonnen waren met de bouw van de Notre Dame) nog maar 110.000 inwoners.
De grootste Europese stad uit die periode had slechts 130.000 inwoners en het
is trouwens een leuke quizvraag welke dát was. (Het eindigt op alermo.) Dichter
bij huis, in Nederland, had Utrecht zo’n 5000 inwoners en Amsterdam minder dan
1000. En in mijn opgroeidorp, het Friese Kimswerd dat nog stééds de 1000 niet
heeft gehaald, waren ze bezig de kerk te bouwen. Met wat meer ambitie had dit
het Angkor Wat van Europa kunnen worden, zet ‘m op jongens! Maar nee. It sil se
de sek net jokje daar in Friesland.
De vraag is
dan ook hoe je zoiets aanpakt. Onze Lonely Planet (een gekopieerde roofdruk,
opgepikt in Ho Chi Minh City – Vietnamezen kopiëren alles) is er duidelijk
over: Alles in één dag? Heiligschennis! Drie dagen heb je nodig, als je
opschiet. Maar in gezelschap van een kleuterpuber gaat dat natuurlijk niet gebeuren.
Wij kunnen Wende hooguit één dag blootstellen aan wereldberoemde architectuur, maar
dan wel een dag die niet te lang mag duren en die bovendien, waar het
persoonlijke tempeltijd betreft, door de helft gedeeld moet worden omdat Christel
en ik om de beurt op verkenning gaan.
Mijn definitie van reizen met een kind:
een hoop tijd en moeite investeren –om nog maar te zwijgen van je kostbare salariscentjes–
om op de bijzonderste plekken van de wereld te komen en vervolgens nauwelijks
tijd te hebben om ze te bekijken. Nou ja, we weten niet beter inmiddels. Grrr.
Voor dat ene
dagje heiligschennis huren we een tuctuc voor 15 dollar. Je kunt ook fietsen,
veel mensen doen dat, maar zoals we vaker hebben gemerkt bezitten fietsen nooit
kinderzitjes of zelfs maar een bagagedrager (het hotel in Hoi An was echt een
uitzondering) dus dat is geen optie. (Je kunt trouwens ook hardlopen – de dag
dat we hier aankomen vindt de Angkor Wat International Half Marathon plaats.
Had ik best mee kunnen doen op m’n 20-dollarschoenen van de Big W in Hervey
Bay…) ) Achteraf trouwens helemaal niet erg van dat fietsen, want het is bloody
hot en bovendien zijn de afstanden niet misselijk. Het totale terrein beslaat
400 km2 en al bezoeken we maar een fractie ervan, nog steeds tuctuccen we
aardig wat kilometertjes weg, over rechte wegen die strepen trekken door het jungleachtige
terrein, langs verweerde muren en poorten, stoffige souvenirstalletjes, de weidse
slotgracht van Angkor Wat.
We doen het
klassieke rondje. Eerst Angkor Thom, het grootste complex, met onder andere die
Bayontempel met de vele gezichten en het ‘terras van de olifanten’, een met talloze
olifantenbeelden versierde straat waar destijds koninklijke parades werden
gehouden met, ja, olifanten.
Daarna rijden we naar de Ta Prohm-tempel, geheel
overwoekerd door het oerwoud en om die reden bijzonder: hier is een oorlog
gaande tussen steen en natuur, tussen dood en leven – en de laatste lijkt aan
de winnende hand. Enorme bomen klauwen zich met hun wortels vast aan de muren
en duwen millimeter voor millimeter de bliksemse Khmerboel uit elkaar. Prachtig
gezicht. Hollywood heeft het ook ontdekt, ‘Tomb raider’ is hier opgenomen.
En we
eindigen bij het meesterwerk, Angkor Wat, de belangrijkste tempel van allemaal
en de enige die altijd in gebruik is geweest –eerst door Hindoes, later door
Boeddhisten– waardoor hij het best bewaard is gebleven. Wende zal dat echter allemaal
worst wezen. Ze valt onderweg in slaap in de tuctuc en blijft anderhalf uur
lang slapen op de parkeerplaats, tussen het geroezemoes van toeristen,
passerende tuctucs en minivans die hun motor stationair laten draaien vanwege
de airco.
Het geeft Christel en ik elk drie kwartier dit wereldwonder te
bekijken – waarvan de helft al opgaat aan de lange toegangsweg. Niettemin. De
torens zijn imposant, de decoraties prachtig. Er zijn alleen al zo’n
tweeduizend apsara’s afgebeeld,
hemelse waternimfen. Toch wel mijn favoriete aspect van het Hindoeïsme…
Op de
terugweg gaat de zon onder, in het donker zijn we terug bij ons hotel. We geven
Cham, de tuctuc-rijder die de hele dag met ons op stap is geweest, een fooi van
5 dollar, waar hij blij mee is. Gauw een duik in het zwembad, naar een
restaurantje en een biertje drinken, merk Angkor uiteraard. My country, my beer, staat er op het
blikje. Tegen tienen leggen we Wende op bed. Een beetje laat, maar ja…ze heeft ’s
middags natuurlijk al een flinke tuctuc-tuk gedaan. We doen het licht uit, gaan
naast haar liggen en doen een wedstrijdje – wie het eerst slaapt.
5 december 2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten