Italie 1998

September 1998

De eerste vakantie met mijn eigen auto, in 1996 naar Spanje (HIER), was overschaduwd geweest door panne. Een herkansing kwam in 1998 toen ik een nieuwe, betere auto kocht en naar Italië reed, ook deze keer weer met mijn vriendin uit die jaren, Fijtje.  

Wat die relatie betreft was er eveneens sprake van een herkansing: tussen die beide vakanties in waren we namelijk een jaartje uit elkaar geweest. Pas sinds een paar maanden waren we weer samen, maar die doorstart zou me nooit helemaal lekker zitten en weer een paar maanden later zou ik onze relatie alsnog beëindigen, ditmaal definitief. Maar twijfel of niet, in de zomer van 1998 waren we een stelletje en als stelletje ga je op vakantie natuurlijk. Met je ronkende nieuwe karretje! 

Het was een donkerblauwe Peugeot 106, weer Frans dus, maar deze bleek speciaal ingericht door sportmodeontwerper Sergio Tacchini, Italiaans dus, ofwel de reis naar Italië was een beetje thuiskomen, al bepaalde dat niet de keuze voor het land. Nee, het ging om cultuur. F. was groot fan van kunstenaar Niki de Saint Phalle en wilde graag haar pas geopende openluchtmuseum in Capalbio bezoeken, ergens halverwege Florence en Rome; en ook wilde ze de monstertuin in Bomarzo bezoeken waarover Hella Haasse een boekje had geschreven. Ik vond het prima, zolang ik maar lekker kon rijden in m’n sportieve blitsblauwe Peugeotje. 


We vertrokken op dinsdag 1 september vanuit Friesland, waar ik bij mijn ouders wat kampeerspullen had geronseld. De eerste dag vorderden we tot Koblenz, de tweede dag tot Como. De auto deed het prima, dit in tegenstelling tot mijzelf die ziekjes was en in Como een dagje voor pampus in de tent lag. Daarna vervolgde we onze weg naar het zuiden en brachten een nachtje door in Pisa nadat dat we het Campo dei Miracoli (met de scheve toren) hadden bezocht. Niet het beste nachtje… We konden niet slapen van de herrie – blaffende honden, discomuziek, verkeer – en bovendien zaten we elkaar ook nog eens dwars, zo blijkt uit mijn dagboek. "En daarbij een ontzettende scène met F.  die 'teleurgesteld'  was toen ik onvoldoende reageerde op haar knuffel en ging liggen mokken. Op het laatst ging ze zelfs buiten liggen, maar daar kwam ze snel op terug. Uiteindelijk uitgepraat, maar ook daarna weinig geslapen." De camping in Pisa is trouwens vreselijk, een overvol grindperk waar de zon op staat te blakeren, maar het grote voordeel is dat ze pal naast de stad ligt, op tien minuutjes lopen van de scheve toren bijvoorbeeld. Om die reden ben ik er al 3x knarsetandend terecht gekomen.

Voor pampus...

Pisa

De volgende dag reden we verder langs de kust en vonden, een stukje voorbij Orbetello, een rustige camping aan zee met mooie plaatsjes in de duinen. Uitzicht op zee, rieten zonnescherm boven ons hoofd, kortom een prima plek, zeker na dat drama in Pisa. Het was vlakbij Capalbio Scala waar we 's avonds een biertje dronken. Er bleek een liefdadigheidsfeest gaande op een heuveltje midden in het dorp en we maakten dankbaar gebruik van het buffet terwijl we tussen de Italiaanse families plaatsnamen en keken hoe er werd gedanst. Een leuke avond.

Aan zee


Toen we wakker werden was het zondag. Het park van Niki de Saint Phalle, hier niet ver vandaan, was gesloten, dus maakten we er een stranddagje van. Maandag bezochten we dan eindelijk Il giardino dei tarocchi (de Tarottuin) zoals het beeldenpark officieel heette. Het park is het levenswerk van Niki de Saint Phalle die het in twintig jaar tijd – van 1979 tot 1998 – samen met haar man, beeldhouwer Jean Tinguely, ontwierp aan de hand van het tarotspel. Er staan 22 enorme beelden (sommige 20 meter hoog) geïnspireerd op de 22 tarotkaarten; ze zijn opgetrokken uit beton en ijzer, maar afgewerkt met keramiek, mozaïek en glas in duizend en een kleuren, waardoor ze ontzettend speels overkomen en het hele park een buitengewoon vrolijke, vitale indruk maakt. Dat was ook de bedoeling van De Saint Phalle: mensen moesten blij worden van haar tuin.


Nana

Groot!

De kunstenares, een bankiersdochter en voormalig fotomodel, werd wereldberoemd met haar zogeheten 'nana's', enorme voluptueuze vrouwenbeelden in bonte kleuren die symbool stonden voor de vrije, sterke vrouw; een van haar eerste was in 1966 de Nana Hon die zo groot was dat bezoekers door de vagina naar binnen konden stappen (en dan tot hun verbijstering een bioscoop aantroffen, een bar en een aquarium). Dat F. fan was van juist deze kunstenares – even feministisch als kleurrijk – was voor mij geen verrassing.

We verlieten nu de kust. Met ons boeltje weer ingepakt reden we landinwaarts richting Viterbo en bezochten Il parco dei mostri ofwel het monsterpark, een landgoed vlakbij het dorpje Bomarzo. Was de tarottuin van Niki de Saint Phalle een feestje voor F. geweest – ik vond het wel geinig– zo bleek deze monstertuin in Bomarzo mijn feestje: ik vond haar geweldig. Uit mijn dagboek: "Het is een uiterst merkwaardig oord, een prachtig rustiek stuk natuur met de vreemdste bouwwerken.  Twee vechtende giganten, een vrouw op een schildpad die aangevallen wordt door een walvis, vechtende draken, een olifant die een Romeinse legionair te pakken heeft, monsterhoofden... Al deze beelden hebben iets klassieks (...)  maar zijn toch anders. Er zit een verwrongenheid in, een cynisme, die ze modern maakt. Het is een beeldhouwkunst met een knipoog, en dat zou je twintigste-eeuws kunnen noemen, postmodernistisch bijna."


Vechtende draken...

...en in de muil van het monster!

Het park werd in de 16e eeuw ontworpen door de steenrijke Graaf Orsini, een voormalig legerleider die zich later terugtrok op het landgoed en samen met een architect en beeldhouwer alle rariteiten bedacht. De bedoeling was bezoekers te verwonderen en te betoveren en dat is zeker gelukt, getuige de vele kunstenaars – Dali, Cocteau, Willink, Niki de Saint Phalle – die zich hier hebben laten inspireren. In 1954 werd het zwaar verwaarloosde landgoed opgekocht door de plaatselijke familie Bettini die het sindsdien stukje bij beetje heeft opgeknapt en heeft opengesteld voor publiek. Met als gevolg dat ik me nu ook kon vergapen aan het fraaie park en al die rare beelden die, verweerd en bemost, natuurlijk uit de grond leken gegroeid. Ja, Bomarzo maakte zoveel indruk dat ik acht jaar later, toen ik met Christel naar Rome fietste, een omweg van een dag maakte door het hete, heuvelachtige Italiaanse landschap om de monstertuin nogmaals te bezoeken. (Zie HIER)



Daarna reden we naar Montefiascone, op een heuvel boven het meer van Bolsena, en aten daar ergens een pizza. Vervolgens daalden we weer af naar beneden en volgden de oever met de bedoeling een rustige camping aan het meer te vinden, maar dat duurde en duurde maar. De weg werd steeds kleiner, de hemel steeds schemeriger, het asfalt veranderde in grind, en toen we het al niet meer durfden te hopen stuitten we onverwachts toch nog op een heerlijk stille, kleine camping – Tre Gradini – waar we ons tentje konden neerzetten op een mooi plekje onder de bomen, met uitzicht op het meer. Ons geduld was beloond. Prompt beloonden we onszelf met een extra dagje luieren en lezen aan de oever van het meer. Il Lago Bolsena, een volgelopen vulkaankrater, is een flink meer, het vijfde van Italië, een dankbare natte plens in het droge centrum van Italië. In 2006, toen we op de fiets in Italië waren, kampeerden we ook aan het meer, maar toen precies aan de andere kant, op een familiecamping bij Bolsena. We passeerden toen ook Montefiascone, wat op de fiets een stuk pittiger was dan met de auto, kan ik je verzekeren.

Florence

In Florence


Na deze laatste verpozing gingen we weer toeristisch aan de slag. We bezochten Florence en San Gimignano, bekend van de middeleeuwse ‘flatgebouwen’; zelf maakte ik nog een dagtripje naar het plaatsje Vinci, waar Leonardo vandaan kwam, om het ietwat bescheiden Leonardo da Vinci-museum te bezoeken. Daarna reden we door naar het noorden en brachten een dagje of wat in Venetië door. En toen zat onze vakantie erop. In één dag – ik meen een vrijdag – reden we terug naar huis. Bedoeling was onderweg nog ergens te overnachten, maar zoals zo vaak kwam het er niet van, we schoten aardig op, niet in de minst omdat ik lekker ‘sportief’ reed in mijn nieuwe auto – ik herinner me verlaten Franse snelwegen in de Elzas waar ik met 160 per uur overheen blies. Wat een verschil met twee jaar geleden toen we onderweg naar huis steeds langzamer gingen rijden en strandden bij een praatpaal!

Toch kwamen we uiteindelijk nog heel laat thuis. Want toen we tegen elven Maastricht naderden, zagen we op een hele ongelukkige plek langs de weg een auto met knipperende alarmlichten staan en daarnaast een zwaaiende man; we stopten; het bleek een Fransman te zijn met een lege tank. Natuurlijk namen we hem mee, maar tot onze frustratie bleek de eerstvolgende benzinetank zich pas voorbij Maastricht te vinden, langs de A2, dus moesten we daarna nog een heel eind doorrijden voor er een afslag kwam en we konden omkeren. Op die manier, met grote lussen, reden we 's nachts drie keer door het slapende Maastricht, wat ons bijna twee uur kostte. Maar wat gaf het, we hadden die man gered.

Zo, met deze onverwachtse goede daad, eindigde onze vakantie naar Italië. Het was een vakantie waar ik met gemengde gevoelens op terugkijk, want hoewel F. en ik het goed met elkaar konden vinden, voelde ik de onduidelijke status van onze relatie toch wel als een slagzwaard boven mijn hoofd hangen en dat remde op een subtiele, half onbewuste manier de gezamenlijke beleving. Bovendien voelde ik me de hele tijd fysiek niet optimaal. Niettemin, ik had mooie nieuwe dingen gezien en lekker kunnen rijden, dus een straf was het zeker niet geweest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten