Indonesië 2011

Indonesië als reisbestemming stond nooit zo op ons netvlies. Té bekend, misschien. Uit de boeken van Multatuli, Couperus, Haasse en -niet te vergeten- Jeroen Brouwers, wiens meesterwerk 'De zondvloed' over zijn jeugd op Borneo onderwerp van mijn afstudeerscriptie was. En dan nog die verhalen over massatoerisme op Bali, brr... Toch, toen we weer eens de wereldkaart bekeken en dat uitgestrekte eilandenrijk bestudeerden werden we toch nieuwsgierig. We lazen over vulkanen, oerwouden, onderwaterparadijzen. Over varanen, orang-oetangs, tarsiërs. Over de Borobudur en Prambanan. Over nasi en goreng. De beslissing om te gaan was snel genomen, moeilijker was de keuze naar welk eiland. Uiteindelijk zijn we in een maand van Java naar Bali naar Lombok gereisd, en vandaar met het vliegtuig naar Sulawesi. Veel te kort, natuurlijk, voor zo'n ontzettend veelzijdig land. Hoogtepunt was ons verblijf op het kleine en bescheiden Lombok waar we de Gurung Rinjani hebben beklommen (bijna, dan) en ons -tijdens een brommertocht- hebben gelaafd aan de hartelijkheid van de bewoners. En aan gado gado, natuurlijk...

Jakarta

Woensdag 28 september

Aangekomen in Jakarta, na een vlucht van 24 uur met overstap in Frankfurt en Doha (Qatar). In die laatste plaats liepen we twee uur vertraging op, omdat op het laatste moment, toen het vliegtuig al zo’n beetje opsteeg, besloten werd iemand eruit te zetten. Dat betekende terugtaxieën, security aan boord halen en met enige discussie een Arabische man met zijn vrouw in boerka afvoeren.


Daarna werd alle handbagage gecontroleerd door ieder stuk omhoog te houden en te vragen wie de eigenaar was. Zo ontdekten ze de vastgebonden staven dynamiet met het eierwekkertje... Naar het leek had de man ruzie gemaakt met zijn buurman en bleef hij amok maken. Het opvallende is dat je jezelf op zo’n moment toch even afvraagt of er misschien sprake is van een terrorist. Vóór 9-11 was dat waarschijnlijk niet bij je opgekomen. Dit even los van de vraag of de Jihad er veel mee opschiet als een Arabisch vliegtuig vol Indonesische moslims wordt opgeblazen...

Jakarta 2

Zaterdag 1 oktober


Een paar dagen Jakarta achter de rug. Een drukke en lawaaiïge stad, die als een stevige roker de hele dag een vieze wolk uitblaast, afkomstig van het verkeer dat zonder ophouden rondraast. Auto’s, taxi’s, tuctucs, busjes, brommertjes, heel veel brommertjes.

De eerste dag hebben wij ons gered met lopen en taxi’s, maar op dag twee kregen we de Transjakarta in de smiezen, hét antwoord van de stad op haar vervoersverstopping: een aparte busbaan op de hoofdwegen waar bussen af en aan rijden, naar vaste haltes die ongeveer een kilometer uitelkaar liggen, vergelijkbaar met een metrosysteem. Simpel, maar het werkt prima. Het loste alleen niet het probleem op hoe je in Jakarta een straat oversteekt waar drie rijen auto’s voorbij scheuren...


Monas...maar kom er maar eens...

Onderweg

Woensdag 5 oktober

Vier dagen in Yogyakarta gebleven. We mogen nu 'Yogya' zeggen, want we kennen de stad een beetje. Ontzettend veel gezien, daarovereen andere keer meer.

Inmiddels zijn we weer verder gereisd in oostelijke richting. De Bromo, een actieve vulkaan en ook een grote trekpleister hier, laten we links liggen. We hebben vreselijke verhalen gehoord over oplichterij en moeilijkdoenerij bij de Bromo, en waar rook is is vuur...zeker bij vulkanen. In plaats daarvan gaan we naar de vulkaan Ijen, morgen, en vandaar door naar Bali. Binnenkort hopelijk meer nieuws.

Yogyakarta

Vrijdag 7 oktober


Yogyakarta ligt in het midden van Java en geldt als het culturele ‘hart’ ervan: hier zijn de Javaanse cultuur en tradities het meest bewaard gebleven. Als ik zoiets lees gaat er altijd een alarmbel af in m’n hoofd, want vaak is zoiets juist een eufemisme voor uitverkoop van cultuur. Ofwel, hier is ‘cultuur’ ons plaatselijk product en we gooien je dood met toeristentourtjes naar hetzelfde showfabriekje of showoptreden.

Maar in Yogyakarta (vanaf nu verder Yogya genoemd) is er wel iets van waar. Dat wil zeggen, de stad puilt uit van batik-winkels en we werden binnen een uur al tweemaal doorverwezen naar dezelfde ‘speciale’ batik-school, maar we hebben dat opgelost door daar inderdaad maar meteen naartoe te gaan en iets te kopen, zodat we verder het hele batikgebeuren achter ons konden laten. De aanval is de beste verdediging, soms. Maar een culturele stad is het verder zeker.

De weg naar Bali

Dinsdag 11 oktober


Reizen bestaat toch wel erg vaak uit…reizen. Die tautologie gaat regelmatig door m’n hoofd als ik weer eens in een hobbelbus zit. Reizen is geen vakantie.

Het is hard werken, soms. Christel en ik gebruiken doorgaans lokaal openbaar vervoer en dat is niet altijd de snelste manier, noch de meest confortabele, maar beslist de interessantste. Goedkoop en tegelijkertijd onbetaalbaar. Is het niet fantastisch om in een busje vol Indonesiërs te zitten die allemaal een gesprekje willen aanknopen met die rare lui uit Belanda, in slecht Engels, half Engels, geen Engels? Of een aubade te krijgen, waarschijnlijk zeer poëtisch maar helaas onverstaanbaar, van een jongeman met een gitaar in het gangpad? (Ze hebben hier trouwens de gewoonte om straatartiesten meteen geld toe te stoppen, al na het eerste akkoord, om er maar vanaf te zijn waarschijnlijk...)   Of dan die oude man die ineens opstond en in keurig, ouderwets Nederlands een gesprekje begon, waarbij hij trots vertelde dat hij in 1926 was geboren, om na een beleefd ‘goedenmiddag’ kwiek de bus uit te stappen. Geboren in 1926, dan was hij nu...85! Dat hadden we hem niet gegeven! Hooguit 79. En dat dus allemaal in een en dezelfde bus.

Ubud

Woensdag 12 oktober

Ubud is even wennen. Ten eerste zitten alle hotels vol. Pas de zesde of zevende waar we ’s avonds laat aankloppen heeft nog één kamer vrij. (Maar wel een schitterende, een bungalow van twee verdiepingen in een tropische tuin.)

Vreemd, want het is laagseizoen en op Java was het half leeg overal. We krijgen te horen dat het komt omdat er een festival gaande is in Ubud, het International Ubud Writers and Readers Festival. Komt iedereen daar op af? Eerlijk gezegd hebben we niet de indruk dat wat wij zoal aan homo touristicus op straat zien rondlopen van die fanatieke lezers zijn, laat staan schrijvers. En dat is het tweede waar we aan moeten wennen: erg toeristisch, Ubud. Veel luchtig geklede buitenlanders die door een decor lopen van galerieën, souvenirwinkels, moderne restaurants en loungecafé’s, over sierlijk geplaveide stroepen en straten. Het lijkt zo’n stadje zonder ‘gewone’ mensen, waar iedereen een taxi heeft of een shop, of beide, en jou alleen maar ziet als iemand met een portemonnaie die ontzettend dringend verlegen zit om een stuk houtsnijwerk of een stenen Boeddha. (Hoe nemen mensen zulke dingen mee naar huis?). We hebben de aandrang weg te vluchten, maar we zijn moe en blijven. En gelukkig maar, want er is meer aan Ubud than meets the eye.

Gili Meno

Zondag 16 oktober

Vlak voor de noordkust van Lombok liggen de Gili-eilanden, drie tropische zandkorrels in het azuur van de Indische Oceaan. Gili Meno is de middelste. Het is het kleinste en rustigste en je komt er door vanaf een andere Gili, Gili Trawangan, een vissersbootje te charteren.

Daarbij zijn we trawangineus opgelicht. Na onderhandelen hadden we een prijs bepaald van € 25. Rondvragen leerde ons dat dat ook écht de prijs is voor een boot. Maar we vonden het nog steeds veel geld (het is namelijk maar 20 minuten varen), dus we aarzelden of we dan misschien toch een paar uur zouden wachten, want twee keer per dag gaat er een ‘public boat’ en ja, die kost misschien € 2. Toen de verkoper dat merkte stelde hij voor te kijken of hij anderen kon vinden die óók naar Meno gingen, dan konden we die € 25 delen. Prima. Hij bleef een tijdje weg, kwam terug, nee, niemand gevonden. We geloofden hem, want het is laagseizoen en betaalden hem dus die € 25. En je raadt het al. Toen we bij de boot kwamen, zaten daarin natuurlijk al twee andere toeristen te wachten. Nou ja, weer wat geleerd. Niet betalen vóórdat je in de boot wordt genomen.

Gurung Rinjani

Maandag 17 oktober
Multatuli noemde Indonesië ‘gordel van smaragd’. ‘Gordel van vuur’ had ook gekund, want in feite bestaat Indonesië uit een lint van vulkanische eilanden. Geen wonder dat het land zo vruchtbaar is met al die vulkanische grond.

Maar overvloedig zon en overvloedig regen helpen natuurlijk ook. Ze oogsten 3x per jaar hier. Rijst wordt het meest verbouwd en je treft de rijstvelden in ieder denkbaar stadium aan: als hoog opgeschoten grasachtige groene planten, als kleine sprietjes in het water, als enkel een waterplas of als een kleiïge akker waar de boer een gemotoriseerde handploeg als een grasmaaier doorheen duwt. Alleen velden kant en klare nasi goreng ontbreken...


Lombok

Donderdag 20 oktober
Bandar Gudara Internasional Airport, woensdagochtend. Alle mooie praatjes over pittoresk lokaal vervoer ten spijt gaan we toch echt vliegen naar Sulawesi (voorheen Celebes). De veerboot doet er namelijk een paar dagen (!) over: dat is een soort postboot die ieder eilandje onderweg aandoet, en Indonesië telt verrekte veel eilandjes. 

Verder heeft deze boot de reputatie wel eens te willen zinken. Overigens duurt vliegen naar Sulawesi ook nog zo’n drie tot vier uur, zo groot is Indonesië.
Lombok heeft een nieuw internationaal vliegveld, pas drie weken geleden geopend. Gisteren en vandaag was de president op bezoek (die Yudhoyono dus), te merken aan alle politie en leger langs de weg en geblindeerde wagens met escort die soms passeren...en ook aan de danseressen en gamelan-artiesten met trommels en xylofoons op hun schouder die net het vliegveld verlieten, kennelijk na een welkomstconcert.

Sulawesi

Dinsdag 25 oktober 2011


Ooit gehoord van de Wallace-lijn? Dat is een denkbeeldige lijn die Indonesië in tweeën deelt: aan de ene kant vind je Aziatische fauna, aan de andere kant de fauna van Oceanië (Australië). Dieren aan de ene kant vind je niet of nauwelijks aan de andere kant, en omgekeerd.

Sulawesi zit precies in het midden. Het heeft kenmerken van beide biosferen, maar tegelijkertijd leven er ook dieren en planten die nergens anders ter wereld voorkomen, waardoor het qua natuur totaal uniek is.  Degene die deze scheidslijn ontdekte, je raadt het al, was de Engelsman Alfred Russel Wallace.

Bunaken

Woensdag 26 oktober
We zijn aanbeland bij onze laatste halte: Tongkeina. Weer een klein dorpje aan zee en toegangspoort tot Bunaken National Park, een van de mooiste duikgebieden ter wereld, zo wordt gezegd. Hier vind je allemaal koraalmuren die –vlak voor de kust ineens steil naar beneden lopen, honderden meters diep.

Inmiddels hebben we er zes duiken opzitten. Het is inderdaad prachtig, alleen jammer dat het weer niet helemaal meewerkt: veel bewolking en af en toe pittige regen- en onweersbuien. Je kunt merken dat het regenseizoen nadert. Daardoor is het zicht onder water minder ver dan op een mooie zonnige dag. Maargoed, met 15 tot 20 meter mag je nog steeds niet klagen.

Duiklocaties rond Bunaken

Fietsen naar Berlijn 2011

Fietsen naar Berlijn, leuk! 
Vijf jaar na Rome hadden we zin weer eens een stukje te fietsen en te klooien in een tentje. We hadden een weekje over en op zoek naar een interessant doel kwamen we uit op Berlijn. 
Het vertrek verliep echter moeizaam: we zouden de eerste week van augustus gaan, maar IVF-perikelen dwongen ons een week later te gaan. De weersvoorspelling voor die week later bleek echter zó dramatisch dat we tot op het laatst twijfelden of we wel zouden vertrekken. Op donderdagochtend dachten we, okee, laten we het er op wagen morgen. 
Tot 's middags het bericht kwam dat Christel’s opa in kritieke toestand was opgenomen en we 's avonds ineens in het ziekenhuis zaten. Een dag bleven we in de buurt, in afwachting van nader nieuws. Toen de situatie stabiel leek, dat wil zeggen stabiel-zorgwekkend maar niet levensbedreigend meer, vertrokken we zaterdag alsnog, in de wetenschap dat het ‘maar’ Duitsland was en we in een paar uur terug konden zijn. Met de trein, dan...

Enschede - Dorenther klippen

Zaterdag 6 augustus
Dag 1, 72 kilometer
Omdat we niet zo veel tijd hebben besluiten we de eerste 150 kilometer in Nederland over te slaan en de trein naar Enschede te nemen, om vandaar te starten. Rond een uur of één zitten we op de fiets. Via Glanerbrug rijden we Duitsland binnen.
 
Die eerste middag rijden we door het coulissenlandschap van het grensgebied, via wegen die te druk zijn naar onze zin. Gelukkig treffen we wel veel fietspaden. Ook maken we kennis met de Duitse gewoonte om fietspaden binnen de bebouwde kom op de stoep te laten lopen, zodat je continue, bij iedere kruising en uitrit, omlaag en omhoog hobbelt, en verdomd goed moet oppassen geen voetgangers op je stuur te spietsen als een Deutsche Bratwurst.

Dorenther klippen - Herford

Zondag 7 augustus
Dag 2,  91 kilometer

Er gaat een lange-afstand-fietsroute van Arnhem naar Berlijn, met boekje en bordjes en zo, maar die loopt teveel zuidelijk naar onze zin en zou daardoor teveel tijd kosten, vandaar dat we eigenwijs onze eigen, rechtstreekse route zoeken. 
Vandaag, na start, proberen we wat fietsbordjes te volgen van routes door het Teutoburger Wald en dat levert een hoop gezoek op en pittoresk geploeter over glibberige bospaadjes. Na tien kilometer geloven we dat wel en kiezen voor asfalt. Vervolgens krijgen onze ongetrainde benen wat klimmetjes voor de kiezen, waardoor we tegen lunchtijd, half twee, nog maar 32 kilometer verder zijn en behoorlijk opgebrand.


Herford - Bodenwerder

Maandag 8 augustus
Dag 3, 89 kilometer

Grijze lucht vandaag bij opstaan en ook wat druppels. In het douchehok word ik aangesproken door een Nederlander, hij blijkt bij een van de caravans te horen en int namens de kanovereniging het stageld. 
Een klein klimmetje brengt ons uit Herford en dan koersen we richting Hameln, maar met een grote boog noordwaards, langs de Weser, om de heuvels te vermijden. Een paar keer moeten we schuilen voor korte, hevige regenbuien. ’s Middags klaart het ietsje op. Het blijft echter de hele tijd jas aan-jas uit-jas aan-jas uit en daar worden we een beetje simpel van.

Bodenwerder - Langensheim

Dinsdag 9 augustus
Dag 4, 88 kilometer

Verder vandaag, weer onder een grijze hemel waar opnieuw buien uit vallen. We koersen op de Harz aan.
 Na wat kilometers golvende plattelandsweg om warm te worden krijgen we tussen Eschershausen en Alfeld de eerste serieuze beklimming (én afdaling) voor onze kiezen: een kilometer of vijf met 8% omhoog. Het is echter goed te doen. Later, in Berlijn, kunnen we constateren dat dit meteen de zwaarste klim van de hele tocht is geweest, op één na. Maar daarover straks.

Langensheim - Wolmirsleben

Woensdag 10 augustus
Dag 5, 107 kilometer

Veel regen ’s nachts, maar ’s ochtends is het droog en zien we een hemel vol dikke, witte wolken met een vermoeden van blauw daarachter. Vol goede moed stappen we op.

We hebben een flinke rit voor de boeg, want we hebben een ‘campingprobleem’: er zijn erg weinig campings op onze route. Iedere ochtend, als ik koffie drink (echte koffie, gezet met een filtertje) en Christel het onvermijdelijke nog even uitstelt, bestudeer ik nauwgezet de kaart, op zoek naar de verlossende rode driehoekjes die er nauwelijks zijn. Natuurlijk kunnen we in noodgevallen altijd een pension induiken, maar om een of andere reden staat ons dat tegen. En dus weten we dat we vandaag minstens 100 kilometer zullen moeten fietsen.


Wolmirsleben - Rädigke

Donderdag 11 augustus
Dag 6, 113 kilometer

Hetzelfde verhaal als gisteren: met de wind in de rug flink in de beugels, om de volgende camping te halen. Enige complicatie is dat m’n ene landkaart ophoudt en de andere pas 30 kilometer verder weer begint. Onbegrijpelijk dat dit me overkomt, want ik heb toch zorgvuldig kaarten uitgezocht in de beste kaartenwinkel die ik ken, Pied A Terre aan de Overtoom in Amsterdam. En de zon zit achter de wolken, m’n kompas is niet gecallibreerd, kortom het moet op gevoel. Dat laat ons echter niet in de steek, want zonder veel omwegen bereiken we kaart nummer twee.


Rädigke - Berlijn

Vrijdag 12 augustus
Dag 7, 106 kilometer


Vroeg op vandaag. Lichte opwinding bij het inpakken: vandaag rijden we Berlijn in! Half negen zitten we op de fiets, zonder ontbijt, want de camping had geen frische brötchen
In Niemegk, een half uurtje verderop, slaan we in bij een bakker en we ontbijten aan de rand van het bos, in de zon, met brood en een Quarki. We koersen nu noordwaarts. Wind is er nauwelijks meer en het fietst prima. Alle wegen zijn uitstekend, kennelijk is er een inhaalslag geweest de laatste jaren, na de Wende. Ook treffen we nauwelijks meer verwaarloosde huizen of straten zoals in de (voormalige) grensstreek. Opvallend is dat ieder dorp, hoe klein ook, z’n eigen kazerne van de freiwillige Feuerwehr blijkt te hebben; dat lijkt goed geregeld, maar Christel, onze meefietsende brandweerexpert, zet toch vraagtekens bij de professionaliteit en training van zoveel vrijwilligers.




Berlijn

Zaterdag 13 augustus 2011
Voor het eerst worden we wakker met een zonnetje. De nacht is rustig verlopen, niks dronken gefeest van losgeslagen jongeren, alleen een enkele snurker in de tent naast ons - dat is trouwens een opvallende tent, niet een van de vele standaard koepeltje of Qechua-wegwerptentjes, maar een heuse tipi, de snurker zal dan wel een een verkouden indiaan zijn... 

Er is een klein barretje bovenop de tribunes naast het zwembad. Twee jonge meisjes verkopen verse broodjes, koffie en vruchtensap, en we ontbijten er terwijl we naar de loungemuziek luisteren. In het zachte ochtendlicht ziet de omgeving er vriendelijk uit en al met al moeten we ons vooroordeel bijstellen en toegeven dat het helemaal geen slechte plek is hier. Toch hebben we al besloten een hotel te gaan zoeken, dus pakken we voor de laatste keer de tent in en vertrekken.


Mei 2011

Op de fiets, naar vakantiepark La Boverie in Rendeux.



Een bijzondere constructie ditmaal. De dames -Christel met m'n nichtjes Rafaella en Pharrèl, plus Katelijne met Charlotte en Olivier- gingen met de auto alvast vooruit, en ik zou hen op de fiets volgen. Op Koninginnedag, zaterdag 30 april, zwaaide ik hen dus uit in Utrecht en stapte meteen daarna ter fiets.


Odenwald

 1 - 5 april 2011

Het leek me leuk Christel voor haar verjaardag te verrassen met een weekendje weg. Zo kwamen we terecht in het Odenwald.

Onze vader

Verhaal, ingestuurd naar verhalenwedstrijd 'Verzwegen verhalen: een andere vader of moeder', maar om een of andere rare reden niet gewonnen.

Januari 2011

Ik beroep mij op m’n zwijgrecht. Ik ga jullie niet vertellen wat ik weet of waarom ik het heb gedaan. Het interesseert jullie niet. Voor jullie ben ik toch schuldig, een moordenares, het Huntington-monster zoals de kranten zeggen. Ik heb mijn kinderen vermoord, nu moet ik op de stoel. Maar het kan me niet schelen. Verlos me van deze wereld, van dit wrede bestaan dat enkel uit lijden en onechtvaardigheid bestaat. Ik weet dat mij iets beters wacht hierna. Een nieuwe wereld, een goede wereld waarin ik Josh en Jacob zal terugzien en we samen heerlijk kunnen rennen en stoeien en Hem een schop onder Z’n valse reet kunnen geven.

Alleen de gedachte aan m’n meisjes maakt me verdrietig. Sarah, Ruth, kleine Abbie. Hun lot is onzeker en dat is triest. Ik zag hun gezichtjes aan de andere kant van het glas, wit van de spanning. Ze verlangden naar me, ik kon het zien, en tegelijkertijd waren ze bang. Bang voor hun eigen monstermama. Ik weet dat Richard ze ophitst. Richard is…oudtestamentisch. Woest als een aartsvader. Z’n ogen spuwden vuur die ene keer dat ik hem nog heb gezien. Als ze het hem vragen, zal hij geen moeite hebben eigenhandig de schakelaar om te zetten. En het ergste is, ik begrijp hem ook nog.