Toetanchamon

December 1999
 
-"Kunt u iets zien?
-Ja, prachtige dingen.”
    Howard Carter, ‘The tumb of Tutankhamen’

In 1914 geloofde Theodore Davis het wel. Hij had 12 jaar gegraven in de Vallei der Koningen, ontelbaar kuub steen verplaatst en 30 tombes gevonden. Het gebied was uitgeput, zei hij. Er was niets meer. Hij pakte z’n spullen in en vertrok.

De concessie ging naar een ander, een steenrijke Engelsman die sinds een auto-ongeluk in een rolstoel zat: Lord Carnarvon. Het werk deed hij uiteraard niet zelf, maar liet hij over aan de archeoloog die hij sinds een paar jaar inhuurde, Howard Carter. Carter was een doorgewinterde archeoloog, die op z’n zeventiende, in dienst van de grote Flinders Petrie, al in Egypte aan de slag was met het overschilderen van grafversieringen. Flinders Petrie geldt als de vader van de moderne archeologie. Waren archeologen tot dan toe vooral avonturiers en schatgravers geweest, met Petrie deed zorgvuldigheid en methodologie z’n intrede. Carter zou die aanpak van hem overnemen en perfectioneren.



Carter had redenen te geloven, op grond van een gevonden beker bijvoorbeeld, dat er een graf van ene Toetanchamon moest zijn. Hij vermoedde ook waar: ergens in het midden van de vallei, nabij het graf van Ramses VI. Helaas gooide de Eerste Wereldoorlog roet in het eten en moest hij wachten tot 1917 voor hij eindelijk aan de slag kon in Egypte. Hij begon tegenover het graf van Ramses VI, maar stuitte al snel op antieke arbeidershuisjes uit de faraonische tijd, gooide de boel dicht en ging elders verder. Vervolgens vond hij vijf jaar lang geen en moer. Had Davis toch gelijk? Was de vallei leeg?

Lord Carnarvon had er in 1922 in ieder geval tabak van. Z’n geld verdween in een bodemloze put, letterlijk. Maar Carter, die niet van opgeven wist, haalde hem over het nog één seizoen te proberen. (Vanwege het klimaat werd alleen ’s winters gewerkt.)  Op 1 november 1922 ging de schep weer in de grond. Als locatie voor deze allerlaatste kans koos Carter de plek tegenover het graf van Ramses VI waar hij in 1917 was begonnen. Weer trof hij de arbeidershuisjes, maar nu groef hij door, en met succes: drie dagen later, op 4 november 1922 om 10 uur ‘s ochtends, vonden werklieden de bovenste trede van een trap. Ze groeven de trap, die 16 treden had, snel verder uit en kwamen bij een gepleisterde deur met het teken van Anubis, de jakhals-god wiens taak het was de doden te beschermen. Carter maakte een kleine opening en toen hij daar doorheen keek zag hij een gang vol steen en puin. Hij wist genoeg. Hij had een graf gevonden en –mooier nog– het leek ongeschonden.


Carter liet het hele zaakje weer dichtgooien, zette bewakers neer en stuurde een telegram naar lord Carnarvon: Eindelijk in de Vallei een schitterende en intacte tombe gevonden die ik veilig heb gesteld voor uw komst, gefeliciteerd. En toen wachtte hij. En wachtte. En wachtte nog wat langer. Bijna drie weken duurde het voor zijn financier uit Engeland eindelijk met de stoomboot was gearriveerd – de langste weken uit Carters leven.

Op 23 november werden trap en deur weer uitgegraven. Pas nu zag Carter onderaan de deur de zegels van Toetanchamon. En hij zag nog iets: de zegels waren deels verbroken – er waren wel degelijk indringers geweest. Gevangen tussen hoop en vrees liet Carter de deur openen en de met puin gevulde gang leeghalen tot hij, zo’n acht meter verder, op een tweede verzegelde deur stuitte. Hij maakte een opening in de linkerbovenhoek, testte met een vlammetje of er gassen vrijkwamen en toen dat niet het geval was tuurde hij met behulp van een kaarsje naar binnen. Z’n ogen moesten wennen aan de duisternis.
“Eerst kon ik niets zien, aangezien de hete lucht die uit de kamer ontsnapte de kaarsvlam deed flikkeren, maar geleidelijk wenden mijn ogen aan het licht en zag ik details van de kamer langzaam opdoemen uit de mist, vreemde dieren, standbeelden en goud – overal de glinstering van goud. Een ogenblik –wat een eeuwigheid moet hebben geleken voor de anderen die stonden te wachten– was ik stom van verbazing, en toen Lord Carnarvon, niet meer in staat de spanning te verdragen, opgewonden vroeg ‘Kunt u iets zien?’ was het enige dat ik kon uitbrengen: ‘Ja, prachtige dingen. ‘

De archeologische ontdekking van de eeuw was een feit. De ruimte waar Carter in keek was een voorvertrek. Van daaruit leidt een deur naar de grafkamer, en van daaruit weer eentje naar de schatkamer. In totaal telt de tombe, met nog een zijvertrek, vier ruimtes. Voor faraonische maatstaf is dat peanuts. Er zijn tombes van 100 meter lang, met tientallen kamers. Het bevestigt het feit dat Toetanchamon, de jonggestorven kindfarao, onbeduidend is geweest. Vanwege zijn snelle overlijden was er geen tijd geweest een koninklijke rustplaats te bouwen (waar men een paar jaar over deed) en heeft men de stakker bijgezet in wat er toevallig net voorhanden was: het bescheiden graf van een edelman.


Niettemin, in die kleine kelders zou Carter een schat aantreffen die ieders voorstellingsvermogen te boven ging. Meer dan vijfduizend objecten werden omhoog gesleept. (Carter vond sporen van grafrovers, maar veel hadden ze kennelijk niet meegenomen – zijn vermoeden is dat ze gestoord werden en de benen namen.) Alleen al de voorkamer van 7 bij 3 meter waar Carter z’n “prachtige dingen”-blik op wierp bevatte 1700 voorwerpen en het kostte bijna drie maanden om alles te verwijderen. Want Carter pakte het grondig aan. Hij liet ieder item tekenen en zo nodig –bij kwetsbare spulletjes zoals kleding– eerst prepareren voor het op brancards naar buiten werd gebracht en opgeslagen in een tombe die als magazijn was ingericht, waarna het werd gefotografeerd, gerubriceerd etcetera. De klus begon op 26 november. De avond daarvoor, het is een welbekend geheim, slopen Carter, Carnarvon en diens dochter de tombe binnen en kozen alvast een paar kleinoden uit, die beslist níet geregistreerd werden. Hun vindersloon.

De voorkamer zoals Carter hem vond

Op 16 februari kon Carter vanuit de leeg geruimde voorkamer eindelijk doorsteken naar de grafkamer. En daar begon een archeologische nachtmerrie. Deze ruimte (6 bij 4 meter) werd bijna volledig in beslag genomen door de enorme sarcofaag van Toetanchamon en het bereiken van de mummie bleek een heidens karwei: niet alleen door de beperkte ruimte, maar ook doordat de farao als een Matroesjka was ingepakt en uit iedere sarcofaag weer een nieuwe sarcofaag tevoorschijn kwam. In totaal moesten er zeven verschillende altaren en kisten worden opengebroken en afgevoerd, waarvan de laatste van puur goud was – 110 kilo goud. (Goudprijs anno 17 maart 2016: € 35.761,63 per kilo.Die laatste kist was dus € 3,8 miljoen waard.) Dit werk gebeurde grotendeels in het tweede seizoen, 1923-924. 

Inmiddels was Lord Carnarvon overleden, onverwachts, aan een infectie na een insectenbeet. Later zou dit de legende van ‘de vloek van Toetanchamon’ de wereld in helpen. Zijn dood creëerde een reëel probleem: gesteggel over de concessie. Als gevolg daarvan lag het werk enkele jaren stil en zou Carter pas in 1926 toekomen aan het openen van de laatste kist en het ‘uitpakken’ van de farao. In zijn boek ‘The tomb of Tutankhamen’ schrijf hij: “Op zulke momenten zijn er geen woorden voor emoties, complex en roerend als die zijn. Meer dan drieduizend jaar zijn verstreken sinds de ogen van de mensheid in die gouden doodskist hebben gekeken. Tijd, gemeten naar de kortheid van een menselijk leven, leek z’n gebruikelijke perspectief te verliezen bij een schouwspel dat zo levendig de plechtige religieuze rituelen opriep van een verdwenen beschaving.” En vervolgens gaat hij verder: “Maar het is zinloos uit te weiden over zulke sentimenten, die voortkomen uit gevoelens van ontzag en mededogen. De emotionele kant maakt geen deel uit van archeologisch onderzoek. “ Carter ten voeten uit – zijn boek, hét boek over de spectaculairste ontdekking uit de archeologie, blinkt uit in zakelijkheid. Geen sentimenten zeg, asjeblieft.

Carter en Toetanchamon

Toetanchamon bleek 1,68 lang en ongeveer 19 jaar oud. Aanvankelijk dacht men dat hij vermoord was, vanwege een duidelijke schedelbreuk. Later onderzoek, met steeds geavanceerder middelen, heeft dit echter verworpen: de beschadiging van de schedel heeft  post-mortem heeft plaatsgevonden, tijdens het mummificeren. De arme jongen had, zo heeft men vastgesteld, een aangeboren rugafwijking (scoliose), een klompvoet en één been dat langer was dan het andere – hij hinkte, wat waarschijnlijk verklaart waarom er tientallen wandelstokken zijn mee begraven in zijn graf. Tevens had hij malaria én een ontstoken knie. Die laatste twee dingen, of de combinatie daarvan, moet hem fataal zijn geworden. Aanvankelijk was Toetanchamon voor onderzoek naar Caïro gebracht, maar op uitdrukkelijk verzoek van Carter is de mummie later teruggebracht naar Luxor, naar zijn laatste rustplaats in de Vallei der Koningen, tombe KV62. Daar ligt hij nu nog. Mooi te wezen.



Tien jaar kostte het Carter om het hele gaf te ruimen en alles een plek te geven. Het was de vondst van zijn leven en daarna was hij klaar met de archeologie. Hij keerde terug naar Engeland, schreef boeken, adviseerde musea over Egyptische kunst en overleed in 1939 op 64-jarige leeftijd. Rijk, beroemd, gelauwerd – voor hem bleek Toetanchamon een zegen, geen vloek.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten