Het verhaal van Yadu

Zaterdag 6 november 2004. We zijn net door de taxi afgezet in Bhaktapur en lopen naar de toegang. Zoals gebruikelijk werden we besprongen door jongens die hun diensten als gids aanboden.

We wimpelden iedereen af, even geen zin in een Engels stamelende local die nauwelijks meer wist dan jij,  iets wat overigens de nodige assertiviteit vereiste want nee is nooit in één keer nee in Nepal. Maar het lukte, we betaalden en waren binnen, op het plein aan de ándere kant van het hek. Operatie geslaagd, dachten we...en op dat moment sprak Yadu ons aan. Een kleine tengere jongen in spijkerbroek en rood trainingsjack, zeventien jaar oud. Hij wilde ons rondleiden, om z’n Engels te oefenen, niet voor geld, nee nee, zei hij. Ja ja, dachten wij. Waarom we dan toch akkoord gingen mag een raadsel heten. Misschien was onze voorraad ‘nee’ even uitgeput na die veldslag bij de ingang, of misschien voelden we op een bepaalde intuïtieve manier aan dat Yadu bijzonder was. Hoe dan ook, we gingen met hem op pad.




Yadu liep een standaard rondje. Paleis, tempel, thangka painting school, pottenbakkers. Zijn Engels viel mee. Hij praatte met zachte stem en kwam bescheiden over, verlegen zelfs. Aan het eind namen we hem mee naar een restaurantje ergens op een balkon en trakteerden hem op een drankje. Het gesprek verliep moeizaam, zoals meestal met mensen uit een Aziatische cultuur, voor een vlotte conservatie is er kennelijk te weinig gemeenschappelijks. Onderling babbelen Nepalezen elkaar de oren van de kop, maar richting Westerlingen worden ze stilletjes en lijken ze een beetje gegeneerd. Dus heel erg rouwig waren we er niet om om afscheid van Yadu te nemen. We bedankten hem en gaven hem een fooi en dat was het dan.


Tenminste: dat had het kúnnen zijn, ware het niet dat hij de fooi weigerde. Hij wilde geen geld, zei hij. Het ging toch om z’n Engels? Nogmaals stak ik hem het geld toe, 200 roepie was het. (Ik zie de scene nog duidelijk voor me.) Hij bedankte opnieuw. Verbluft liepen we weg, richting uitgang. Bijzonder, zeiden we tegen elkaar. Jammer dat we geen foto van hem hebben, zei Christel. Na enige aarzeling pakte ze de camera en liep terug en bleef vervolgens opvallend lang weg, misschien wel twintig minuten. Naar bleek was Yadu alweer weggelopen en moest Christel half Bhaktapur door voor ze hem, verrast en ook een beetje blij, terugvond en fotografeerde, poserend voor een tempel. Christel besloot haar e-mailadres aan hem te geven. Toen we tenslotte met de taxi wegreden passeerden we hem nog een keer, samen met een paar vrienden. We zwaaiden. Hij zwaaide vrolijk terug. Christel vertelde dat Yadu had gevraagd of zij zijn didi wilde worden, zijn grote zus, en om een of ander reden emotioneerde haar dat.



En eigenlijk is dat zo’n beetje wat er is gebeurd: wij zijn een soort grote broer en zus geworden. Al in Nepal zelf ontvingen we het eerste mailtje van Yadu. Daarmee begon een correspondentie die nooit is opgehouden. Yadu bleek vreselijk attent, onthield onze verjaardagen en onze (christelijke) feestdagen en stuurde vaak kaartjes. Gaandeweg verbeterde zijn Engels en kon hij steeds beter –en meer– schrijven over zijn familie, zijn omgeving, zijn leven. Hij woonde niet in Bhaktapur, maar in een klein dorpje, Jaukhel, een uurtje verderop, samen met zijn moeder en broertje, in een bakstenen huisje met twee koeien en een geit. Zussen had hij niet. Zijn vader was weggelopen naar een andere vrouw. Als oudste zoon voelde hij zich daardoor verantwoordelijk voor zijn familie. Toch vroeg Yadu nooit om geld, op één keer na: toen zijn moeder veel pijn had en naar het ziekenhuis moest voor onderzoek. Ze bleek te lijden aan artritis. Met medicijnen kreeg ze dat weer aardig onder controle.


Op een gegeven moment schreef Yadu dat hij naar een school voor thangka painting wilde en vroeg of wij hem konden helpen. We moesten hem teleurstellen: daar zagen we geen brood in, letterlijk. Maar het zette ons wel aan het denken. Hoe kon je Yadu nou helpen? Wat konden wij, rijke Westerlingen met goede bedoelingen, doen om het leven van deze straatarme jongen en zijn familie structureel te verbeteren? We kwamen toch uit op: een opleiding. Alleen wel een opleiding die echt nut had. Maar wát heeft nut in een land als Nepal, waar nauwelijks industrie is, nauwelijks een dienstensector, nauwelijks ambtenarij, waar men leeft van landbouw, subsidies van de Verenigde Naties en toerisme. ..


Gelukkig dacht Yadu met ons mee. Hij kwam met NCTTM op de proppen, Nepal College Of Travel & Tourist Management, een hogeschool voor toerisme, gelieerd aan de enige universiteit van Nepal en, zacht gezegd, behoorlijk elitair. Na ampele overweging besloten we het te doen. Linksom of rechtsom: toerisme is de enige industrie in Nepal met geld en toekomst, en NCTTM is dé toegangspoort. In drie jaar tijd heeft Yadu er z’n bachelorstitel gehaald. Drie jaar lang verliet hij elke ochtend zijn kamertje naast de koeienstal waarin hij slaapt en nam de bus naar NCTTM in Kathmandu waar hij zich mengde tussen alle rijkeluiszoontjes en –dochtertjes wiens ouders deze school kunnen veroorloven. Het zegt iets over zijn fenomenale social skills. Én over zijn intelligentie, want we hebben zijn lesboeken gezien en die zijn niet mals, en allemaal in het Engels. Gedurende deze periode hebben we zijn Engels dan ook met sprongen vooruit zien gaan. Na het halen van z’n diploma heeft hij kort gewerkt op een reisbureautje, maar inmiddels werkt hij op Tribhuvan Airport, als grondsteward voor Fly Dubai waarmee hij een kleine 10.000 roepie per maand verdiend, zo’n 100 euro. Dat is een wereldsalaris in Nepal waarmee hij ruimschoots zijn familie kan onderhouden. En het is nog maar het begin, want Yadu is inmiddels begonnen aan de masteropleiding op NCTTM die hem ongetwijfeld de managementrichting opdrijft. Zijn droom is een eigen reisbureau. Wij, grote broer en zus, zijn apetrots op hem.


Sinds onze ontmoeting hebben we hem eenmaal teruggezien, in 2008, toen we een weekje zijn teruggeweest naar Nepal, min of meer voor hem. We hebben toen zijn dorp bezocht en bij hem thuis gelogeerd, naast die koeienstal. Dat was een onbeschrijflijke ervaring waarover ik elders al heb geschreven (zie hier). Het maakte ons nog eens duidelijk onder welke elementaire omstandigheden Yadu verkeert en hoeveel discipline en doorzettingsvermogen hij moet bezitten om te presteren wat hij heeft gepresteerd. Maar een beetje toeval is ook nodig. Het toeval dat we hem troffen daar in Bhaktapur en het toeval dat Christel terugliep om een foto te maken. Zonder dat was het allemaal niet gebeurd. 


Yadu in 2011

Geen opmerkingen:

Een reactie posten