Voorbereiding

Al vele jaren was Nepal in m’n gedachten. Begin jaren negentig begon ik, als leunstoeltoerist, veel te lezen over bergbeklimmen en andere extreme ondernemingen. Zo ook over de beklimming van de hoogste berg van de wereld, de Mount Everest.

Verslagen van expedities daar naartoe bestaan standaard uit drie delen. Een, er is de cultuurshock bij aankomst in Kathmandu, twee, er is de lange trekking door prachtige natuur naar Everest Base Camp, drie, er is de beklimming zelf. Op mij maakten ál die onderdelen evenveel indruk. Het leek mij een fascinerende andere wereld en ik bewonderde de avonturiers om hun, eh, avontuurlijkheid, terwijl ik daar bij de centrale verwarming zat met een kopje koffie. Dat ik zélf die kant op kon gaan kwam domweg niet bij me op.






Maar toen ontmoette ik Christel. En op een dag stelden we elkaar de vraag: waar zou je het liefst naartoe willen? Wat wil je écht zien? Waarop ik de Mount Everest noemde. En zo werd een mythe een soort van realiteit en begon een periode van reisgidsen en folders van touroperators, een periode die heel onwerkelijk aanvoelde en waarin ik ten prooi was aan tegenstrijdige gevoelens: enerzijds voelde ik grote nieuwsgierigheid en opwinding, anderzijds was ik doodsbenauwd voor het onbekende. Ik lag er soms letterlijk wakker van. Dan zag ik de deur van het vliegtuig opengaan en mezelf de trap aflopen, onherroepelijk, stap voor stap dieper een wereld binnen die ik niet kende maar die ik niet meer kon verlaten, als Orpheus die de onderwereld betrad. Christel had daar minder last van. Ze is sowieso zorgelozer en bovendien was ze al eens in Cambodja geweest, zodat dat grote en onbekende ‘Azië’ voor haar al een gezicht had. Maar hoe benauwd ik soms ook was voor Nepal...nóg benauwder was ik voor groepen. Vandaar dat we besloten op eigen houtje te gaan, niet met een groep mee. En dat vond zelfs Christel wel een beetje spannend.

Ik kocht bergschoenen bij –hoe toepasselijk-  ‘Kathmandu’ aan de Oudegracht. Inlopen deed ik op het werk, waar ik al maandenlang geen lift meer nam maar alleen de trap, om te trainen voor bergwandelingen (ik was nog geen hardloper, toen). We schaften een digitale camera aan. Ik leende de rugzak van m’n schoonzusje, net zoals ik het jaar daarna zou doen, en het jaar daarna, etcetera, tot ze hem maar gewoon aan mij gaf. En Christel kreeg van een kennis de naam door van een Nepalese monnik die ons misschien kon helpen. Karma Wangdi heette hij, en hij had email en mobiel. Een monnik?  Met email en mobiel? Daar keken we van op. We begonnen te beseffen dat dit wel eens een bijzondere reis kon gaan worden...

En zo vertrokken we, op 1 november 2004.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten