Bodhanath

Goed, we hadden dus een spannend dagje Patan gehad. Daarmee hield ons Oad-arrangement op. De volgende dag moesten we het hotel uit, en Nepal ín. Brrr...

Gelukkig hadden we die, eh, mobiele monnik nog. We belden hem. Hij nam nog op ook. Hij woonde in Bodhanath, een andere voorstad van Kathmandu, een half uurtje met de taxi. We spraken af bij de grote stupa, we konden hem herkennen aan een rode pet, zei hij in krakkemikkig Engels. Eenmaal aangekomen bij die stupa werden we overlopen door honderden monniken, allemaal bezig rond te cirkelen rond het enorme bouwwerk, allemaal identiek gekleed, en velen met een rode pet. Gelukkig waren wij als toerist makkelijker te herkennen en vond Karma óns. Hij was een kleine, pezige man met een knap gebruind uiterlijk, jaartje of vijfendertig, gekleed in de traditionele rode monniksmantel met daaronder stevige sandalen, op z’n hoofd inderdaad een grote rode honkbalpet. Karma leidde ons naar een hotel dat hij had geregeld. Op de prima hotelkamer, met uitzicht op de stupa, voerden we een eerste gesprek, dat ietwat moeizaam verliep: niet alleen liet het Engels van Karma dus te wensen over (vooral z’n uitspraak), maar hij dacht diep na voor hij sprak, liet lange stiltes vallen en reageerde soms helemaal niet. Het was een beetje werken, vonden we. Monnikenwerk zogezegd.

Kamer met uitzicht



Niettemin bleek Karma een fantastische gastheer. Hij regelde alles voor ons en liet ons Bodhanath van binnen en van buiten zien. Zoals gezegd is de hoofdattractie de stupa. Van oudsher is een stupa een simpele steenhoop waaronder een relikwie van de Boeddha ligt begraven, maar die van Bodhanath, daterend uit de 14e eeuw, is een majestueus bouwwerk, een van de grootste stupa’s ter wereld: een reusachtige witte koepel rustend op een mandala-vormig vierkant platform en bekroond met een torentje vanwaar de kleurrijke ogen van de Boeddha je overal volgen. Hij wordt omgeven door een muur vol gebedsmolentjes en je kunt er dus helemaal omheen lopen, draaiend aan de molentjes en op die manier de geest van de Boeddha (om mani padme hum) de lucht in slingerend, op die manier punten scorend voor je karma. Iedereen doet dat ook: monniken, bewoners, toeristen, bedelaars, van 's ochtends tot 's avonds draait er een kring van mensen omheen, eensgezind met de klok mee. Bijzonder is dat de stupa volledig is ingebouwd tussen huizen. Dus terwijl je er omheen loopt en rechts van je devoot de gebedsmolens beroert, kun je links van je gezellig de winkeltjes bekijken. De middenstand heeft zich uiteraard aangepast. Veel winkeltjes met religieuze snuisterijen, wierook, houtsnijwerk, tangka’s plus muziekzaakjes waar Om mani padme hum uit de boxen schalt. Alleen horeca zul je er niet vinden, die is verbannen naar boven: restaurants en café’s mogen zich niet aan de straat bevinden dus die vind je veelal op de daken. Menige lunch en diner hebben daar we genoten met fantastisch uitzicht op de stupa..



Voor ons werd deze plek een beetje ‘thuis’. Tussen de trekkings door keerden we steeds terug naar Bodhanath en voegden ons naadloos weer tussen de rijen monniken die hun rondjes draaiden om de stupa, als ijverige bijen rond een zoete bloem. Honderden rondjes moeten we gedaan hebben. Het werd een beetje een verslaving. ‘Nog even een rondje’ zeiden we tegen elkaar als we op het punt ergens heen te gaan, en dat werden er dan twee, drie, vier… Het voelde heel prettig om daar te lopen, je werd er kalm en ontspannen van, opgenomen als je je wist in de kring van bordeauxrode figuren met tanige gezichten en vriendelijke ogen wier innerlijke rust zich leek te verzamelen tot een collectieve energie van vrede die bijna tastbaar, als een koepel, heel Bodhanath overwelfde. Je liep letterlijk even ‘mee’. ‘Mee’ met elkaar, met de omgeving, met de stroom… Heel anders dan lopen door een drukke winkelstraat, waar iedereen door elkaar krioelde en je voortdurend bezig was botsingen te ontwijken, met als gevolg dat je afgemat thuiskwam.


Vooral de avonden waren bijzonder. Om half zes was het donker en werden overal de boterlampjes aangestoken, op de stupa zelf en op tafels op het trottoir. Flakkerend licht. Het geluid van schuifelende voeten en ruisende mantels en, vanuit de achtergrond, de vreemde kloostermuziek van aritmische trommels en cimbalen. De walm van zoete wierook die in het donker nog zwaarder leek. Het kostte ons iedere keer weer moeite ons los te rukken uit deze bijna onwereldse wereld. Utrecht leek op zo’n moment heel ver weg.



Vanwege de stupa zijn er in de loop der jaren duizenden Tibetaanse vluchtelingen neergestreken in Bodhanath. Er is een levendige Tibetaanse gemeenschap ontstaan en er zijn ook tientallen kloosters gebouwd. Karma heeft ons een aantal laten zien, inclusief zijn eigen. Overigens bleek hijzelf niet uit Tibet te komen, maar uit Bhutan (een land dat ons destijds weinig zei) en overigens woonde hij zelf niet in een klooster, maar huurde ergens een kamertje. In zijn kielzog slopen we een keer een ‘dienst’ binnen, letterlijk op kousenvoeten, onopvallend naar we hoopten, maar nauwelijks zaten we of een monnik kwam naar ons toe en trakteerde ons op fruit en koekjes, onder het oog van de verzamelde monniken die ons vriendelijk en een beetje nieuwsgierig toeknikten, tussen het slaan op de gong en het blazen op de schelphoorn door. Ook heeft hij ons naar Swayambunath gebracht, een andere grote stupa, in Kathmandu zelf, ook wel de ‘apentempel’ genoemd vanwege de talloze apen die er rondspringen en je zonnebril van je kop jatten als je niet oppast.




Met Karma

Zelf hebben we een wandeling gemaakt naar Pashupatinath. Dit is een tempelcomplex aan de rand van Kathmandu, langs de Bagmati-rivier, waar de hindoes hun doden verbanden. Ze doen dat op de trappen aan het water, de ghats, en je kunt toekijken vanaf de andere oever. Saddhu's en apen vechten er om je aandacht. Het is een speciale plek waar een speciale sfeer hangt. Vanaf Bodhanath is het een half uurtje wandelen, maar we vonden het behoorlijk spannend om zomaar de stupa achter ons te laten en links, rechts, links onze weg te zoeken over steenpaden langs rommelige wijken en velden.


Saddhu's

Pashupatinath


Op deze manier verlegden we langzaam, op bescheiden wijze onze grenzen. Geleidelijk wenden we aan dit onwennige land en durfden grotere cirkels te trekken over de terra incognito om ons heen. De volgende stap was een tripje naar Bhaktapur, in principe een obligaat toeristisch uitstapje, maar in ons geval met een heel bijzondere nasleep.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten