Thailand 2010

Twee weken in Thailand doorgebracht. Het was bedoeld als korte tussenstop richting Laos, want we hadden het eigenlijk niet zo op Thailand: het land lijkt een cliché van fout toerisme met z'n sex, drugs en back packers rock 'n roll. Maar tot onze verrassing vonden we het een heerlijk land en daarom willen we er zeker nog eens naar terug, maar dan een ietsiepietsie langer.



Bangkok

Catastrofes treden zelden in hun eentje op. Het liefst overvallen ze je in groepsverband. Ze trommelen elkaar op en kondigen elkaar aan: de ene ramp is jobsbode namens de andere.
Aldus de fraaie opening van A.F.Th. Van der Heijdens ’Vallende ouders’.

Het was een catastrofe die ons in Bangkok bracht. Geen toeval: het leven van Christel draait om rampen, ‘crisisbeheersing en rampenbestrijding’ luidt officieel de naam van haar vakgebied. Ze werkt in Zaandam en de ergste ramp die ze daar heeft meegemaakt, toevallig ook de eerste, is het afbranden van een cacaofabriek.  Geen lolletje natuurlijk, maar gemeten op wereldschaal –aardbevingen, ontploffende kerncentrales, vliegtuigcrashes– kan het erger.

Neem bijvoorbeeld een tsunami. Dat was nog eens een ramp, 230.00 dodelijke slachtoffers. Reden waarom de internationale rampenbestrijders van deze wereld,  lees de Verenigde Naties, zich zijn gaan toeleggen op het onwikkelen van een Tsunami Warning System: een combinatie van boeien met sensoren, training en voorlichting, evacuatieplannen die de volgende grote golf te snel af moeten zijn. Als die komt. Een axioma uit het rampgebeuren, zo heb ik van Christel geleerd, is dat je je altijd voorbereidt op de vorige ramp.


Chiang Rai

We namen afscheid van elkaar. Gerda keerde terug naar Nederland en wij reisden door naar Laos, via een plaats die Chiang Rai heette. Dat was een tip van Lieke.

Ze had nog een heleboel andere tips voor ons, hielp ons met hotel en vliegtuig enzovoorts, dat was ontzettend prettig voor ons. Maar haar basistip, namelijk dat Thailand veel interessanter was dan Laos, legden we eigenwijs naast ons neer.

Chiang Rai ligt helemaal in het noorden van Thailand. We vlogen er in anderhalf uur naartoe. Het ligt in de zogeheten ‘gouden driehoek’ ofwel het grensgebied van Thailand, Birma en Laos, berucht om z’n productie van opium (voor heroïne bijvoorbeeld). Ons hotel heette dan ook Golden Triangle Inn. Het is een bescheiden plaatsje, niet te verwarren met Chiang Mai dat meer naar het westen ligt en een bekend toeristenoord is, waar je jungletochten kunt maken en op een olifant zitten, van die dingen. Niet dat dat in Chiang Rai niet kan, het is alleen veel kleiner van opzet allemaal. Dan bedoel ik niet de olifanten.




Laos 2010

In november en december 2010 een dikke maand rondgereisd in Thailand en Laos. Eigenlijk was Laos het doel, maar je krijgt Thailand er automatisch bij, want alleen vanuit Thailand kun je naar Laos toe (of je moet je wagen aan China of Birma). De grens tussen beide landen is 1754 kilometer lang en wordt vrijwel geheel gevormd door één rivier, de Mekong, die slechts twee bruggen telt...dat is dus gemiddeld één brug per 877 kilometer! Wij zijn Laos in het noorden binnengekomen en vervolgens per boot en bus zo'n duizend kilometer naar het zuiden gereisd, bijna tot de Cambodjaanse grens, alvorens we terugkeerden naar Thailand en een tropisch eiland in de Indische Oceaan, om te duiken.

Slowboat

Na een verblijf in Bangkok zijn we naar het noorden van Thailand gevlogen en daar de grens, dus de Mekong overgestoken met een bootje. Zo kwamen we in Laos, in het plaatsje Houaxang waar niet veel te beleven viel, behalve dat er de zogeheten ‘slowboats’ vertrokken, lange platte schuiten waarmee Laotianen van oudsher over de Mekong varen. 

Tot voor kort was Laos een land zonder infrastructuur: je had alleen de Mekong als een manier om enigszins gemakkelijk van A naar B te komen. Nog steeds heeft Laos weinig wegen, en geen enkele spoorlijn. Het zal komen door de weerbarstige natuur, veel jungle en bergen, door de armoede en deels wellicht ook door het ontbreken van een Westers ambitiekader. Bij oude en nieuwe kolonisatiemachten als Frankrijk en Verenigde Staten lees je steeds dezelfde verzuchting: ze zijn heel aardig en vriendelijk, de Laotianen, maar niet vooruit te branden!

Maar dat toch ook dit kalme, afgelegen hoekje aarde inmiddels flink globaliseert ontdekten wij al op dag één in Houaxang: we stuitten namelijk op een pinautomaat! Volgens onze reisgids van drie jaar geleden waren die er nog niet in Laos. En zo bleken er de afgelopen jaren wel meer nieuwe dingen in Laos te zijn gearriveerd. Toeristen, met name.



Louang Prabang

Louang Prabang is de mooiste stad van Laos. Het is de oude hoofdstad van Laos (inmiddels is dat Vientiane) en de naam betekent 'groot heilig beeld', waarmee gedoeld wordt op de Pha Bang, een gouden Boeddhabeeldje dat geldt als het belangrijkste religieuze symbool van het land en tentoongesteld is in het voormalige koninklijk paleis. Er wonen ruim 100.000 mensen en het is een oase van rust, zelfs het centrum.

Kalme, lommerrijke straatjes naast de Mekong met nauwelijks verkeer. En tempels, heel veel tempels.

Laos hoort tot het zogenaamde Theravada of zuidelijke Boeddhisme, dat zich vanuit de geboorteplaats van het Boeddhisme (Noord-India) in zuidelijke richting heeft verplaatst naar Thailand en Laos, dit in tegenstelling tot het Mahayana (noordelijke) Boedhhisme dat naar Tibet, China en Japan is gegaan. De zuidelijke stroming zou orthodoxer zijn, strenger in de leer, maar de finesses ontgaan je als buitenstaander. Meest opvallende verschil is dat de monniken hier oranje zijn gekleed, niet rood. Verder zien de tempels in Laos er anders uit, sierlijker en meer versierd, en zijn ze iets anders ingericht. En ze heten Wat.



Vientiane

We gaan naar Vientiane, zo’n 350 kilometer ten zuiden van Louang Prabang. Dat betekent een volle dag reizen, met de bus, langs de enige noord-zuid-verbinding van Laos, Route 13. Een heftige rit, met veel bergen en haarspeldbochten, en hier en daar wrakken van vrachtwagens in het ravijn.

In het donker komen we aan. Ook in de bus zat medelander Gert met zijn Thaise bruid. Hij weet een geschikt hotelletje en we delen een taxi er naartoe. Daarna stelt hij voor samen uit eten te gaan, een uitnodiging waar we even over twijfelen, want we hebben zo onze (voor)oordelen over oude blanke mannen en jonge Thaise vrouwen en die geven we niet zomaar prijs natuurlijk. Maar we doen het toch, gelukkig, en beleven een buitengewone avond. Daarover later meer.




Champasak

Reisdagen zijn altijd spannend. In de zin van: opwindend, omdat je weet dat er iets nieuws en onbekends komt en je nieuwe vergezichten zult zien. Maar ook in de zin van: onzeker, omdat...er iets nieuws en onbekends komt.

Je kunt niet overzien waar je terecht zult komen. Over het algemeen speelt de opwinding in het begin van de reis een rol en de onzekerheid pas helemaal aan het eind. Daartussen, ja daartussen zit de eigenlijke reis: een lange periode van...niets. Wachten. Op mij heeft dat een kalmerend effect, ik word altijd heel rustig van reizen, ongeacht of het nou in een saai vliegtuig zonder uitzicht is of in een Afrikaanse bus vol kakelende kippen en lokalen. Met dank aan Primatour, ook. Deze pillen tegen reisziekte slik ik altijd voorafgaand aan boot- en busreizen. Jarenlang heb ik me afgevraagd waarom ik, eenmaal onderweg, al na vijf minuten overvallen werd door een onbedwingbare behoefte tot slapen. Tot ik een keer de bijsluiter van Primatour laszzzz. Hoe dan ook, reisdagen zijn dus prettige, ontspannen dagen met een geheel eigen dynamiek.

Ubon Ratchathani

Geluk zit -net als ongeluk- in een klein hoekje. Onverwacht springt het naar voren. Ook hoogtepunten van reizen kunnen onvoorspelbaar zijn: vaak zijn het toevallige ontmoetingen, plekken waar je komt als je fout loopt, zaken die anders gaan dan je had gepland.

Zo bewaar ik een warme herinnering aan Ubon Ratchathani, een provincieplaats waar weinig te beleven valt en eigenlijk niemand komt, maar waar wij een middagje moesten doorbrengen omdat we er ’s ochtends per bus aankwamen en ons vliegtuig pas ’s avonds laat vertrok. Het grappige is dat het vliegveld(je) zich midden in de stad bevindt. Nadat we ’s ochtends onze bagage in bewaring hadden gegeven en een taxi naar het centrum hadden genomen, bleek dit zo dichtbij dat we ’s avonds gewoon zijn teruggelopen.




Koh Lipe

Gezocht: tropisch eiland… Helaas is Laos ‘landlocked’, zoals de Engelsen zo mooi zeggen, dus moeten we uitwijken naar Thailand. Na flink wat surf- en vliegwerk in Laotiaanse cyberspace valt onze keuze op Koh Lipe, een miniscuul paradijsje in de Indische Oceaan, helemaal in het zuiden van Thailand, zo’n beetje op de grens met Maleisië.

Het vereist dus nogal wat gereis om er te komen. Op een rijtje gezet, in anderhalve dag: een tuctuc, een bus, een taxi, een vliegtuig, een taxi, een hotelbusje, nog een vliegtuig, nog een taxi, een veerboot… En dan nog vijf minuten lopen op een knisperend wit tropisch strand.