Louang Prabang

Louang Prabang is de mooiste stad van Laos. Het is de oude hoofdstad van Laos (inmiddels is dat Vientiane) en de naam betekent 'groot heilig beeld', waarmee gedoeld wordt op de Pha Bang, een gouden Boeddhabeeldje dat geldt als het belangrijkste religieuze symbool van het land en tentoongesteld is in het voormalige koninklijk paleis. Er wonen ruim 100.000 mensen en het is een oase van rust, zelfs het centrum.

Kalme, lommerrijke straatjes naast de Mekong met nauwelijks verkeer. En tempels, heel veel tempels.

Laos hoort tot het zogenaamde Theravada of zuidelijke Boeddhisme, dat zich vanuit de geboorteplaats van het Boeddhisme (Noord-India) in zuidelijke richting heeft verplaatst naar Thailand en Laos, dit in tegenstelling tot het Mahayana (noordelijke) Boedhhisme dat naar Tibet, China en Japan is gegaan. De zuidelijke stroming zou orthodoxer zijn, strenger in de leer, maar de finesses ontgaan je als buitenstaander. Meest opvallende verschil is dat de monniken hier oranje zijn gekleed, niet rood. Verder zien de tempels in Laos er anders uit, sierlijker en meer versierd, en zijn ze iets anders ingericht. En ze heten Wat.



De mooiste is Wat Xieng Thong, die we midden op de dag bezochten, in de moordende hitte. We zijn ook naar dat koninklijke paleis geweest dat inmiddels een museum is. Officieel is Laos een volksrepubliek, communistisch dus, en het eerste wat de communisten deden toen ze in 1975 aan de macht kwamen was de koning afzetten. Ze sloten hem en z’n familie op in een grot in het oerwoud waar ze op een nare manier zijn doodgekwijnd. Het is een vreemd gezicht om in dit blakerende Aziatische land rode vlaggetjes met hamer en sikkel tegen te komen.



Aan het eind van de middag beklommen we Phousi Mountain, een heuveltje midden in de stad, om de zon in de Mekong te zien zakken. Ooit, ik weet niet meer precies wanneer, hebben Christel en ik besloten nooit meer op te staan voor zonsopkomsten, maar alleen nog zonsondergangen te doen, die zijn  een stuk relaxter. Maar deze zonsondergang hadden we ons ook kunnen besparen. De zon was rood en rond en deed zijn ding, maar dat gold ook voor alle toeristen die massaal waren toegestroomd.


Op dag twee hebben we het pontje genomen naar de andere oever van de Mekong en daar gewandeld en tempels bezocht, die een stuk armer en eenvoudiger waren dan in de stad zelf.
De derde dag ging de mobiel al om 6:15, want we wilden vroeg op om de dagelijkse bedelronde van de monniken mee te maken. Ze gaan dan in een lange stoet door de straten, waar vrouwen klaar zitten met tonnetjes rijst en groente om de bedelnappen te vullen. Het is een eeuwenoud ritueel, maar anno 2010 is het een hele heisa geworden van opgewonden toeristen en toeterende busjes Japanners met fotocamera’s.  De monniken, van  jong tot oud, ondergingen het stoïcijns, maar we vroegen ons af wat ze ervan dachten, als ze er al iets van dachten. Heel anders was de sfeer toen we de avond daarvoor op kousenvoeten een tempel binnenslopen en toeluisterden hoe zo’n tien monniken hun gebeden reciteerden, een eindeloos sansongwangdongsanhansan…  waarbij ze nieuwsgierig achterom keken, naar ons die een pijnlijke poging tot lotushouding deden.


Later hebben we voor het eerst brommertjes gehuurd en zijn naar een bekende waterval gereden, Kuangsi Waterfall. En s’avonds zijn we uit eten gegaan met…een collega van Christel. Welja, je komt ze overal tegen, die collega's van Christel, van Zaandam tot Laos, eigenlijk overal waar het fikheet is... Deze jongen, Erik, was bezig met een rondtocht door Zuid-Oost-Azië en onze paden kruisten zich hier in Louang Prabang, deze ochtend, toen we hem op de markt tegen het lijf liepen. We hebben een restaurantje langs de Mekong uitgezocht en onze ervaringen uitgewisseld tijdens een genoeglijk etentje met vis en -de plaatselijke delicatesse- gefrituurd Mekong zeewier met sesamzaad.