Vientiane

We gaan naar Vientiane, zo’n 350 kilometer ten zuiden van Louang Prabang. Dat betekent een volle dag reizen, met de bus, langs de enige noord-zuid-verbinding van Laos, Route 13. Een heftige rit, met veel bergen en haarspeldbochten, en hier en daar wrakken van vrachtwagens in het ravijn.

In het donker komen we aan. Ook in de bus zat medelander Gert met zijn Thaise bruid. Hij weet een geschikt hotelletje en we delen een taxi er naartoe. Daarna stelt hij voor samen uit eten te gaan, een uitnodiging waar we even over twijfelen, want we hebben zo onze (voor)oordelen over oude blanke mannen en jonge Thaise vrouwen en die geven we niet zomaar prijs natuurlijk. Maar we doen het toch, gelukkig, en beleven een buitengewone avond. Daarover later meer.




Vientiane is de hoofdstad en enige echte stad van het land, er wonen 750.000 mensen en als je alle voorsteden meetelt zelfs 1,5 miljoen. Op het eerste gezicht oogt Vientiane ook grootstedelijk, er is zelfs een soort Champs Elysees genaamd Lang Xang Avenue, een koningsweg die even breed is als lang en wordt bekroond met, jawel, een kolossale Arc de Triomph (Patuxai). Het is een imposant gevaarte, maar als je dichterbij komt ontdek je dat het eigenlijk heel veel beton is en heel weinig versiering - het verhaal wil dat het gebouwd is van Amerikaans beton dat bestemd was voor een vliegveld, vandaar dat het in de volksmond ook wel ‘de verticale landingsbaan’ wordt genoemd. Er staat zelfs een bordje bij waarop de autoriteiten zich verontschuldigen voor de onbeholpenheid van hun eigen monument! Het is een van die dingen –naast baquettes, croissants en jeu de boule- waaraan je merkt dat Laos een Franse kolonie is geweest. O, het genot om in dit verre, exotische land toch gewoon te kunnen ontbijten met verse koffie en stokbrood! 

Op de brommert bij Patuxai

Toch voelt ook Vientiane bescheiden aan, het centrum is klein en goed te belopen en er is -los van een paar hoofdstraten- niet veel verkeer. Maar Vientiane zit in de lift, dat is duidelijk. Veel elektronicazaken, internetcafés, winkels met luxegoederen. Door de hoofdstraten denderen SUV’s. De waterkant langs de Mekong is een grote bouwput, want er wordt een moderne boulevard gebouwd. Jarenlang is Laos verstikt geweest door communistisch wanbeleid, maar na een paar volledig mislukte vijfjarenplannen is de deur naar het kapitalisme opengegooid en zijn ondernemers en hun geld in rap tempo  neergestreken op de hoofdstad. Vaak betreft het gevluchte ex-pats uit de Verenigde Staten of Thailand. Al met al is Laos bezig een soort geliberaliseerde eenpartijstaat geworden, vergelijkbaar met China.


En met al die nieuwe bedrijvigheid is ook het toerisme de laatste jaren enorm aangezwollen en is het land niet meer die onontdekte Boeddhistische parel die wij hadden verwacht. In Vientiane bijvoorbeeld komen veel toeristen uit Thailand dat aan de overkant van de rivier ligt. De eerste brug, letterlijk, tussen beide landen werd voltooid in 1994 met Australisch geld. Hij heet de Friendship Bridge en ligt iets buiten Vientiane. De enige andere brug van Laos ligt 1000 kilometer naar het zuiden.


Pha That Luong
In Vientiane weer veel Wats, de een nog ouder en mooier dan de andere. Ook bevindt zich hier een enorme stoepa,  Pha That Luang, wiens gouden spits prijkt op postzegels en bankbiljetten, want het is een nationaal monument. We huren ook weer een brommertje om de omgeving te verkennen. Het eerste uurtje doorkruisen we vooral voorsteden, autowegen en een kleine industriezone. Onder andere passeren we de Lao Brewery Company, niet te missen vanwege de zware zoete geur die er omheen hangt: hier wordt Beer Lao geproduceerd, het immens populaire bier van Laos en omgeving, overal te krijg in halve liters en niet te versmaden in de tropische hitte. Pas daarna rijden we onder de Friendship Brug door en gaat de weg landelijk doen, met zand, hobbels en kuilen, en bereiken we ons eigenlijke doel: Buddha Park.

Buddha park is de hobbytuin van een excentrieke monnik-verzamelaar met allemaal merkwaardige beelden en bouwwerken, gemaakt van beton. Vooral de enorme liggende Buddha is imposant. Deze houding (reclining) is een van de vier traditionele houdingen -naast staand, zittend of lopend- waarin de Buddha wordt afgebeeld en toont hem rustend of, zoals ook wel wordt gezegd, in staat van verlichting. Verder zijn er ook nog allerlei betekenisvolle posities van hand en vingers (mudra's) waarmee ik niemand zal vermoeien, vooral mijzelf niet. Voor iconografie ben ik te ongeduldig, of laten we zeggen te vogelvlucht van geest. Geef mij maar, eh, een enorme stenen pompoen waar je op kunt klimmen en over het park kunt uitkijken.

Zoek Arthur...


Zoek Christel...


Nadat de brommers zijn ingeleverd en we nog wat hebben gegeten wacht de nachtbus naar het zuiden van Laos. We zien er een beetje tegenop, twaalf uur lang draaien en dommelen op krappe stoelen...maar bij aankomst op het busstation blijken we een echte slaapbus te hebben geboekt, de King of Bus zelfs, met 'bedden', nou ja, compartimenten waarin je kunt liggen als je niet al te lang en al te breed bent, of een hele lange neus hebt. Wij passen er precies in met z'n tweetjes. Onze blijdschap is niet te beschrijven. En weliswaar beleven we nog steeds een zweterig nachtje met veel wederzijds duw- en stootwerk, we worden toch prinselijk meegevoerd, urenlang, naar een héél ander deel van het land.



Hij was ons in de bus al opgevallen, onze landgenoot Gert K. Het was moeilijk hem niet op te merken: hij was druk, onrustig en begon met iedereen een gesprek, in Nederlands, Engels, Thais dan wel Laotiaans. Het leek een malloot, eerlijk gezegd, maar tijdens het etentje waarmee we schoorvoetend instemden leerden we een weliswaar drukke, maar ook hele authentieke, ontwikkelde en vooral wereldwijze man kennen.
Gert was een rasecht kind van de sixties en seventies. Met zijn vrouw, met wie hij al veertig jaar was getrouwd, had hij de hele wereld bereisd, nou ja, de hippiewereld: Noord-Afrika, Midden-Oosten, Azië. Vier keer was hij overland naar India gereden en had al die plekken ontdekt die nu zo toeristisch waren geworden, Goa voorop. Van oorsprong was hij timmerman, maar al sinds z'n veertigste afgekeurd wegens rugklachten; inmiddels was hij in de zestig. Z'n vrouw had een drukke baan als raadslid in Den Bosch. De helft van het jaar woonde Gert bij haar, in Nederland; de andere helft zat hij in Azië met, jawel, zijn Thaise bruid.
Ze was een stuk jonger dan hem, maar zeker niet piep meer, ergens halverwege de dertig. Ja, hij was getrouwd met haar; ja, hij had een huis laten bouwen in haar dorp; ja, dat huis stond op haar naam; ja, hij werd financieel gebruikt. Hij wist het allemaal. En tegelijkertijd kon het hem niets schelen. Hij speelde open kaart, met iedereen, genoot van z'n vrijheid en bestudeerde met gretige, antropologische nieuwsgierigheid de Thaise manier van leven, inclusief het subcultuurtje van de foute Europese mannen.
Gert kon vreselijk boeiend vertellen en kende heel Zuid-Oost-Azië op z'n duimpje. Na een avondje met hem voelden we ons warm en verrijkt, onder andere met een hele lijst tips en adressen.