Koh Lipe

Gezocht: tropisch eiland… Helaas is Laos ‘landlocked’, zoals de Engelsen zo mooi zeggen, dus moeten we uitwijken naar Thailand. Na flink wat surf- en vliegwerk in Laotiaanse cyberspace valt onze keuze op Koh Lipe, een miniscuul paradijsje in de Indische Oceaan, helemaal in het zuiden van Thailand, zo’n beetje op de grens met Maleisië.

Het vereist dus nogal wat gereis om er te komen. Op een rijtje gezet, in anderhalve dag: een tuctuc, een bus, een taxi, een vliegtuig, een taxi, een hotelbusje, nog een vliegtuig, nog een taxi, een veerboot… En dan nog vijf minuten lopen op een knisperend wit tropisch strand.





Koh Lipe (‘Koh’ is Thais voor ‘eiland’) is een klein driehoekig eilandje, misschien de helft van Schiermonnikoog, met stranden aan alle kanten die worden verbonden via de ‘Walkway’, een soort miniatuur-koopgoot, ofwel een betonnen wandelpad waarlangs je alles vindt wat de vermoeide reiziger nodig heeft: restaurantjes, winkeltjes, bakkerijen, massagesalons, internetcafé’s, duikshops, noem maar op. Het eiland is klein en rustig, maar beslist niet leeg. Er woont een kleine inheemse populatie, aangevuld met een collectie buitenlanders die hier semi-permanent is neergestreken, waaronder de onvermijdelijke hippie-entrepreneurs. Een zo’n buitenlander is de eigenaar van ons strandresort, een vreselijke Italiaan die naast een pietepeuterig hondje ook z’n eigen mama heeft meegenomen.

Verder ook de uitbaters van Lotus Dive, de duikschool waar wij ons vervoegen. Er werken een Zuid-Afrikaan, een Australier, een Oostenrijker en twee Engelsen. Maar de echte eigenaar is wel weer ‘van het eiland’, wat heet, eigenlijk is het eiland zo’n beetje ‘van hem’.  Pooh wordt hij genoemd en hij runt een heel imperium van guesthouses, restaurants, cafe’s etcetera. En de zaken gaan goed kennelijk, want er wordt hard gewerkt aan een nieuwe locatie voor de duikschool, aan de overkant van de ‘Walkway’. Er zijn toeristen, natuurlijk, Scandinaviërs vooral, maar niet overdreven veel, en het eiland lijkt zelfs een beetje aan de onderbezette kant. Waarschijnlijk komt dat door het weer. Onze tropische idylle wordt namelijk de hele week regelmatig verstoord door regen en onweer.



We hebben één keer een rondje over het eiland gemaakt, maar verder hebben we ons hoofdzakelijk ónder water opgehouden. Koh Lipe maakt deel uit van het Tarutao National Marine Park, een maritiem natuurgebied, en de veelzijdigheid en ongereptheid van het onderwaterleven wordt geprezen. Een mooie plek om te duiken.


De bedoeling is dat ik ga doorpakken en na m’n duikbrevet voor beginners (Open Water), vorig jaar in Tanzania gehaald, nu meteen ook maar die voor gevorderden (Advanced) binnensleep – een hele stap voor mij, want eigenlijk heb ik een rothekel aan dingen leren. Dat betekende dus weer met een instructeur op pad en oefeningen doen. Ik trof Amanda, een ex-financieel expert uit de Londonse City met lange blonde dreads en ontuitputtelijke energie, dit laatste ondanks het feit dat ze nog herstellende was van dengue.

Met haar deed ik onder andere een ‘fish recognition dive’. Dat kwam erop neer dat zij onderweg allerlei vissen aanwees en ik die moest opzoeken op een herkenningskaart en aankruisen op een soort schrijfplankje dat met een kettinkje aan m’n duikvest vastzat - dit alles tien meter onder water, uiteraard. Op zich ging het allemaal prima en ik kreeg er lol in om van de vele Butterfly-fishes, allemaal even vlindervormig en even geel-zwart, de juiste soort te determineren, tot ik weer een  interessante ontdekking wilde opschrijven en ontdekte dat ik alleen nog een los kettinkje in handen had. Plankje weg. In haaiebek? Afgedreven naar Japan? In ieder geval Fu-zi. Einde oefening. Ik begon te zwaaien naar Amanda, beginnersfout nummer één, want die dacht meteen dat ik vreselijk in de problemen zat en kwam aan’snellen’, voor zover mogelijk onder zoveel kuub water. Maargoed, zo erg was het dus niet. En geloof of het niet, twee dagen later, eh, ‘dook’ m’n half ingevulde notitiekaart gewoon weer op, want een duiker van een andere school kwam hem tegen op de bodem en leverde hem keurig weer in bij Lotus Dive.

En zo haalde ik dus m’n Advanced en ben ik er klaar mee, met ‘dingen’ leren.



Het tropenbestaan verliep verder heel overzichtelijk. Ontwaken in onze bamboehut aan het strand waar het altijd klef is. Klamme kleren aantrekken, want alles wordt nat overdag en niets droogt in dit zompige seizoen. Ontbijten in de bakkerij, bij de serveerster die -zoals alle Thai- zo lijzig Engels spreekt dat het nauwelijks te verstaan is. (Christel kan een hilarische imitatie doen van haar uitspraak van clubsandwich.) Daarna naar Lotus Dive en alle spullen en zuurstoftanks naar de boot dragen, een simpel houten geval met een afdakje. De hele dag op en onder zee: 29 graden warm, helder blauw en vol koraal, vissen en imposante rotsformaties, zoals bij Stonehenge, een duiklocatie met enorme leistenen platen onder water. Lunchen met broodjes en bananen op een strandje. En aan het eind van de middag terug naar Koh Lipe, douchen en een maaltje eten en vroeg naar bed. Duiken is allemachtigst vermoeiend, zeker de eerste paar dagen, wanneer het lijf erg moet wennen aan de stikstof die je lijf moet verwerken. Maar het was prachtig allemaal en we hebben genoten.

THAILAND TIP TOP 6: DUIKEN
Prima duikbestemming. Of zoals de Oostenrijker bij Lotus Dive elke ochtend tegen ons zei: "Lekker doiken!"



Na een week begon de terugreis. Ditmaal echter geen vlucht, maar de trein van Hat Yai naar Bangkok, een rit van 18 uur, belachelijk goedkoop. Onze coupe had aan weerszijden van het gangpad twee stoelen: Christel en ik zaten ieder aan een kant van het gangpad, en ieder tegenover een eigen monnik. De mijne was een oude, zwijgzame, op het oog norse man, die duidelijk wist dat het leven lijden is en dat lijden wordt veroorzaakt door verlangen, maar die van Christel was jonger en praatte vrolijkuit en bezorgde Christel een paar genoeglijke uurtjes, terwijl de lange trein rammelend voortboemelde en het landschap als een groen decor voorbij trok. Vroeg in de avond verscheen er een klein mannetje in livrei-achtig wit dat onze bedden opmaakte met schoon linnengoed: de monniken sliepen boven en wij beneden, op duurdere plekken, met raam. We hebben heerlijk geslapen, wat een luxe manier om te reizen. De volgende ochtend was de praatgrage monnik ineens z’n tong verloren en het leek alsof hij op z’n kop had gehad van de ander, die hem kennelijk even fijntjes op de Vier Edele Waarheden had gewezen, zo tijdens het tandenpoetsen.


Christel heeft weer een vriendinnetje...

Zo waren we weer terug waar we begonnen waren, in Bangkok. Even opgefrist in het appartement van Lieke en Ruben (die op dat moment juist in Nederland waren voor de kerstdagen), daarna naar het centrum gegaan om wat souvenirs te kopen, onder andere zo’n kleurig zitmatje met rugleuninkje dat je handig kunt oprollen. ’s Avonds tenslotte naar Suvarnabhumi Airport. Ons leuke opgerolde matje passeerde semi-onopvallend de Thaise douane, maar eenmaal in het vliegtuig paste het natuurlijk no way ergens in, zodat de KLM-steward het geval na een lichte bestraffing wegborg in het bagageruim, zonder verdere kosten.

Met warme gevoelens over Thailand keerden we terug naar Nederland.  Het land verraste ons: we vonden het prettig en ontspannen, veelzijdig en ontzettend goed te bereizen. We zetten alle Thailand Tip Tops nog even voor u op een rijtje:
1) Het eten
2) Ko van Kessel Bangkok Tours
3) De mensen
4) Goedkoop
5) Tempels
6) Duiken
Lieke had dus gelijk. In Thailand moet je zijn.