Australië 2002

Onze eerste verre reis samen ging naar Australië en stond in het teken van familie. We bezochten mijn oom en neven in Townsville, geëmigreerd in de jaren zestig. En we vierden Kerst met de ouders en zus van Christel die tegelijkertijd in het land waren. Tussendoor reden we achtduizend kilometer met vier verschillende auto's, langs imponerende decors van oerwoud, oceaan en woestijn, ons vergapend aan kangoeroe en koala, papegaai en possum, Aboriginal en Australiër.



Vliegen

20 - 23 november 2002

Australië betekent vliegen. Heel ver vliegen. Voor mij was het pas de derde keer in m’n leven dat ik in een vliegtuig stapte en nog nooit had ik zo’n lange intercontinentale vlucht gemaakt.

Eerst naar London, vandaar met Quantas naar Singapore en dan nog eens met Australian Airways voor het laatste ‘stukje’ naar Cairns... Anderhalve dag waren we onderweg en ik vond het een geweldige belevenis. Veel mensen zeggen een hekel te hebben aan vliegen, en ik kan me dat ook wel voorstellen, maar zelf vind ik vliegen heerlijk. Lezen, films kijken, muziek luisteren...eindelijk kun je naar hartelust bezig met je hobby’s, urenlang, ongestoord, zonder je schuldig te hoeven voelen omdat je eigenlijk iets nuttigs hoort te gaan doen, zoals een van die klusjes die thuis altijd wachten. Eten en drinken komt vanzelf je kant op, persoonlijk uitgeserveerd door een leuke stewardess. En natuurlijk, het is niet ideaal om urenlang in zo’n stoel te moeten zitten, maar als je klein bent zoals ik gaat dat best en daarnaast heb ik het geluk altijd te kunnen slapen, in iedere houding en in ieder soort vervoer, dus ook in een vliegtuigstoel.


Cairns

23 - 24 november 2002

Cairns dus. Een bescheiden plaatsje aan zee. Vierkant stratenpatroon, zoals overal in Australië.

Verkeer kabbelde rustig door de langgerekte straten, in het centrum een kleine voetgangerszone waar het niet druk was. Het stadje voelde ontspannen aan. Bij het VVV informeerden we naar mogelijkheden om Kuranda te bezoeken, een tropisch regenwoud, en een uurtje later werden we al opgepikt door een klein toeristenbusje met een vriendelijke chauffeur die kakhi shorts droeg en precies zo sprak als Crocodile Dundee. No worries, zei hij steeds. Geen zorgen. Een standaard uitdrukking in Australië, we zouden het nog vaak horen. No worries. Eenmaal bij onze bestemming aangekomen (The Skyrail) stapte de man razendsnel achter het stuur vandaan en de bus uit, liep met verende tred naar de ingang, hield de deur voor ons open, wees naar de kassa, zei bye bye have a nice day en liep weer terug, dit alles in één vloeiende, elegante choreografie . We waren met stomheid geslagen. Wat attent! Wat aardig! Wat was dit voor sprookjesland? En dan moest het regenwoud nog beginnen!


Townsville

24-30 november 2002

Het is een fraai oxymoron: verre naasten. Familie die eigenlijk vreemd is. We gingen op bezoek bij familie die we helemaal niet kenden, te weten de broer van mijn vader (Klaas) en diens zonen John en Nick.

Klaas, mijn oom dus, had ik eenmaal ontmoet een jaartje of tien geleden toen hij een tijdje over was vanuit Australië en bij mijn ouders logeerde. John en Nick, mijn neven, had ik nog nooit gezien of gesproken en ik had zelfs nog nooit een foto gezien. Kortom, een warme familieband kon je het niet noemen.

Uiteraard kwam dat door de afstand, Australië lag nou eenmaal aan het einde van de wereld, zeker in de tijd voor internet, goedkoop bellen en Skype. Maar meer nog kwam dat omdat ikzelf om wat voor psychologische kronkel dan ook nooit echt interesse in m’n familie heb gehad, ook niet in familie hier te lande, dus laat staan in die verre verwanten down under die je nooit per ongeluk op een verjaardag of jubileum tegenkwam.  Ik koesterde dan ook weinig verwachtingen over de aanstaande ontmoeting en we gingen er zo’n beetje vanuit na een dag of drie wel weer ons weegs te kunnen gaan. Hoe zouden we ons vergissen! Want vanuit de Australische kant bestond wèl grote interesse in dit –behoorlijk zeldzame– familiebezoek vanuit Nederland en we werden met zoveel hartelijkheid en warmte ontvangen, en met zoveel verlangen om ons hun Australisch leven te laten zien, dat we tijd te kort kwamen en uiteindelijk een week zouden blijven.


Met Leanne, Carissa en Phoebe


Naar Brisbane

 30 november - 6 december 2002

Australië is groot. Heel groot. De oostkust is zo’n 3300 kilometer lang en dat is dan de kòrte zijde van de rechthoek die het land vormt.

En die oostkust gaan we nu helemaal afrijden. Eerst naar Brisbane om de camper op te halen en dan verder naar het zuiden, richting Sydney en Canberra, om uiteindelijk in Melbourne aan de zuidkust uit te komen. Daar gaat namelijk een andere familiereünie plaatsvinden, met de zus en ouders van Christel. Maar dat is pas over drie eeuwen, met kerstmis.

Naar Sydney

 6 – 10 december 2002

Een camper betekent voor mij pure nostalgie. Ik ben ermee grootgebracht. M’n ouders hadden er eentje en als ik aan vakanties van vroeger denk komen onherroepelijk herinneringen boven aan die grote jaren zeventig Toyota-bus, bijvoorbeeld aan mijn vaste slaapplek, een hangmat boven de achterbank waarin ik deed alsof ik sliep terwijl ik ondertussen luisterde naar het gestommel van m’n ouders die aan tafel zaten te drinken en te kaarten.

Het voelde veilig, vertrouwd, knus, een universum op wielen. Stripboeken lezen op de bank, luisteren naar een bandje van André van Duin, bladeren in Het Beste Boek van de Weg, en ondertussen vlogen de kilometers voorbij en waren we alweer bij een nieuw meertje om te zwemmen. Regelmatig gingen we zomaar ergens staan, bij een rivier, een strand, zo lang er maar water in de buurt was. Wat leek ons huis ineens groot en leeg als we na een maand camperen weer thuiskwamen!


Sydney

10 – 13 december

Sydney is de plek waar Australië is ‘begonnen’. Het was hier dat dat verre, geïsoleerde eiland door een handvol Europeanen  ruw werd wakker geschud uit z’n prehistorische sluimer en meegesleurd naar een nieuwe tijd en een nieuwe bestemming, als de grootste gevangenis van de wereld, een perfecte dependance van het overvolle gevangeniswezen van Engeland waar iedereen die iets van de adel stal, al was het maar een appel, meteen jaren vastzat.

De geschiedenis startte met James Cook, die er in 1770 als eerste Europeaan voet aan wal zette. Hoewel, als eerste? Robert Hughes schrijft daarover in zijn klassieker ‘The fatal shore’: “Het tijdstip om aan land te gaan was gekomen. Een jonge adelborst, Isaac Smith genaamd, stond in de voorsteven. Nog jaren later, na vele bevorderingen, zou admiraal Smith –een neef van Cook’s vrouw- trots aan iedereen vertellen hoe de grootste zeevaarder van de geschiedenis geaarzeld had alvorens uit de barkas te stappen, zijn schouder had aangeraakt en tegen hem had gezegd: ‘Isaac, jij gaat het eerst aan land. ‘ ” De locatie werd eerst Stingray harbour genoemd (vanwege de vele stingrays, roggen), maar dat veranderde snel in Botany Bay.
 

Blue Mountains

13 - 14 december 2002

Het plan is om vanuit Sydney naar Melbourne te rijden, via hoofdstad Canberra. Dan hebben we gelijk alle Australische steden gehad die de gemiddelde Nederlander kan opnoemen. Goeie vraag is dan welke van die drie de hoofdstad is, dat zal voor de meesten een gok zijn.

We hebben zo’n 1000 kilometer voor de boeg, en dat terwijl je eigenlijk alleen maar wat aanklooit in het uiterste zuidoostelijke hoekje van Australië. Je blijft je verbazen over de grootte van dit land.


Canberra

14 - 16 december 2002

Canberra is een lachende derde. Toen er een hoofdstad gekozen moest worden vochten Sydney en Melbourne, de twee reuzen in Australië, om de eer en de pegels, en ter voorkoming van problemen werd besloten de vette kluif dan maar ergens in de outback te gooien en op die plek, zo’n beetje halverwege beide rivalen, een hele nieuwe residentie te bouwen. 
 
Vanaf 1915 werd een regeringsstad geassembleerd, stukje bij beetje, gehinderd door wereldoorlogen en ‘the great depression’. Pas in de jaren vijftig bereikte Canberra iets wat op voltooiing ging lijken. Het ontwerp kwam van Amerikaanse architecten en lijkt op een soort raderwerk bestaande uit grotere en kleinere tandwielen (rotondes, pleinen) verbonden met spaken (hoofdwegen). Daartussen een hoop groen en een stuwmeer. De hond die een eeuw geleden met het bot wegliep is dus een nieuw, breed uitgemeten stadsproject dat behalve parlement en ministeries ook nog het hooggerechtshof herbergt en de nationale bibliotheek, plus tal van nationale musea. Bewoners zijn politici, ambtenaren en studenten. Daardoor is Canberra ook de rijkste stad van het land.


Uitzicht vanaf Capital Hill

Naar Melbourne

16 - 20 december 2002

Ons campertje zet koers naar Kosciuszko National Park. Dit is een nationaal park rondom de hoogste berg van Australië, Mount Kosciuszko, 2228 meter hoog. Gelegen in de Snowy Moutains, de enige plek in Australië waar wel eens dat witte spul ligt waarover schoolkinderen hier lezen in de boeken. 

Mocht je het vage gevoel hebben dat de naam niet helemaal Australisch klinkt, you’re dead right, de berg is genoemd naar een of andere Poolse vrijheidsstrijder uit de achttiende eeuw. Beetje raar misschien…maar niet raarder dan een berg in Nepal noemen naar een Engelsman, en niet naar de koning of een ontdekkingsreiziger of enige andere beroemdheid, maar naar een ambtenaar, het hoofd van de landmeterdienst, George Everest.


Great Ocean Road

20 - 25 december 2002

Het was eigenlijk Merel die ons naar Australië had gebracht. Zij, de zus van Christel, 25 jaar, was klaar met haar studie, had geen baan, woonde nog thuis op zolder en dacht kom, laat ik m’n ouders eens een hartverzakking bezorgen, ik zeg gewoon dat ik naar de andere kant van de wereld vertrek voor een jaar. In februari was ze op het vliegtuig gestapt.

Dat was op hetzelfde moment dat Christel en ik onze levens gingen delen, en het grappige feit deed zich voor dat ik Merel pas in Australië voor het eerst ontmoette. Ik kende alleen de foto’s van een steeds bruiner wordend meisje met een grote grijns. Ze werkte hier, ze werkte daar, en in december werkte ze in Melbourne en woonde in het appartement van een vriendinnetje.

Melbourne Central Station


Ayers Rock

25 - 31 december 2002

Het hart van Australië is een woestijn. Droog, kaal, bar. Onverbiddellijk.

De temperatuur loopt er op tot 50 graden, regenen doet het er zelden. Wat er leeft zijn woestijndieren: hagedis, slang, geïmporteerde kameel. En Aboriginals. Net als de dieren om hen heen zijn ze volledig aangepast aan hun leefomgeving, het land past hen, als een handschoen. Tussen de wolkenkrabbers van Sydney valt je dat nog niet zo op. Maar hier, in het hart van Australië, is het duidelijk.


Herfst 2002

Huisje in Sosoye




Maart 2002

Voor het eerst een weekendje weg met Christel...naar de Ardennen natuurlijk!