Townsville

24-30 november 2002

Het is een fraai oxymoron: verre naasten. Familie die eigenlijk vreemd is. We gingen op bezoek bij familie die we helemaal niet kenden, te weten de broer van mijn vader (Klaas) en diens zonen John en Nick.

Klaas, mijn oom dus, had ik eenmaal ontmoet een jaartje of tien geleden toen hij een tijdje over was vanuit Australië en bij mijn ouders logeerde. John en Nick, mijn neven, had ik nog nooit gezien of gesproken en ik had zelfs nog nooit een foto gezien. Kortom, een warme familieband kon je het niet noemen.

Uiteraard kwam dat door de afstand, Australië lag nou eenmaal aan het einde van de wereld, zeker in de tijd voor internet, goedkoop bellen en Skype. Maar meer nog kwam dat omdat ikzelf om wat voor psychologische kronkel dan ook nooit echt interesse in m’n familie heb gehad, ook niet in familie hier te lande, dus laat staan in die verre verwanten down under die je nooit per ongeluk op een verjaardag of jubileum tegenkwam.  Ik koesterde dan ook weinig verwachtingen over de aanstaande ontmoeting en we gingen er zo’n beetje vanuit na een dag of drie wel weer ons weegs te kunnen gaan. Hoe zouden we ons vergissen! Want vanuit de Australische kant bestond wèl grote interesse in dit –behoorlijk zeldzame– familiebezoek vanuit Nederland en we werden met zoveel hartelijkheid en warmte ontvangen, en met zoveel verlangen om ons hun Australisch leven te laten zien, dat we tijd te kort kwamen en uiteindelijk een week zouden blijven.


Met Leanne, Carissa en Phoebe


Vooral was dat de verdienste van Leanne. Leanne, de vrouw van John, was een enthousiaste vrouw met een hoop pit in haar kleine lijf en zou ons de hele week op sleeptouw nemen. Ze haalde ons op bij het busstation in Townsville en bracht ons naar hun woning, een vrijstaande, okergeel geschilderde kubus in een tropisch tuin met achterin een zwembadje. We maakten kennis met 16-jarige dochter Carissa en de pasgeboren Phoebe en gaven onze sinterklaascadeautjes, een fles beerenburg plus chocola en kruidnoten. Die laatste hadden we onbewust langs de douane gesmokkeld, want je mag geen etenswaren Australië invoeren ontdekten we later. John zelf arriveerde pas laat op de avond, na een lange rit ergens vanuit het binnenland, de ‘outback’ zoals Australiërs dat noemen, waar hij bezig was met een grote schildersklus. John was ongeveer van mijn leeftijd en er werd altijd gezegd dat hij sprekend op mij leek terwijl de iets jongere Nick meer op mijn iets jongere broer zou lijken. Qua haar klopt het in ieder geval als een bus, want John en ik hadden het nog, en Nick en Mario niet meer… John bleek een hele aardige man, inderdaad rustig en serieus zoals ikzelf. Helaas moest hij na deze ene avond weer terug en hebben we hem verder niet meer gezien.


John's huis

Het huis van John & Leanne was onze uitvalsbasis die week, maar we brachten ook een nachtje door bij mijn oom Klaas en diens vrouw Lies. Zij woonden ten noorden van Townsville, helemaal buiten, op een kleine boerderij in wiens achtertuin de Australische wildernis begon. Eind jaren zestig waren ze naar Australië geëmigreerd en na enige ambachten en omzwervingen hadden ze zich hier aan de oostkust gevestigd en ging Klaas als schilder aan de slag. Tegenwoordig had hij een eigen schildersbedrijf, Klaas Painting Contracters & Sons, en die 'sons' waren natuurlijk John en Nick. Een familiebedrijf dus...ook mijn vader was de laatste jaren tweemaal overgekomen om zijn broer te helpen bij grote opdrachten, onder andere op het uiterst exclusieve resort Hayman Island. Klaas nam ons mee naar zijn kantoor, een grote loods helemaal volgestouwd met meubels, want hij deed ook ‘iets’ met meubels en Thailand. Wat dat betreft was hij een geboren ondernemer, opportunist en sjacheraar ineen, zeker niet vies van een uitdaging.



Verder logeerden we ook een dagje bij m’n andere neef, Nick, met z’n vrouw Lisa en zonen Corey, Zac en Nicky jr. Een vrolijke man met pretogen die zo mogelijk nòg Australischer knauwde dan m’n andere neef. De familie woonde in een bungalow met een zwembad waar op de kast in de woonkamer een rijtje typische Hollandse gevelhuisjes stond. Ze namen ons mee naar een BMX-wedstrijd van hun kinderen. BMX, zeg maar fietscross over een parcours, is een grote sport in Australië. Als je een avondje gaat barbecueën en daarna een BMX-wedstrijd bezoekt heb je een aardig idee hoe een Australiër z’n vrije tijd doorbrengt.  Het was erg leuk om mee te maken. Er werd ons van alle kanten verzekerd dat Corey, acht jaar destijds, een groot talent was. Jaja, dachten we, trotse ouders, het zal wel, en lekker belangrijk trouwens op zo’n idioot fietsje rondrijden. Maar toegegeven, overdreven was het niet: anno 2014 is Corey Australisch kampioen en serieuze kandidaat voor de Olympische Spelen van 2016 in Rio de Janeiro.


Corey (rechts) met Zack

Townsville dankt z’n tautologische naam niet aan besluiteloosheid –alsof ze destijds niet konden kiezen tussen Engels en Frans en maar allebei deden– maar is vernoemd naar ene heer Towns die tijdens de stichting van het plaatsje, zo rond 1865, kennelijk iets vermeldenswaardig heeft gedaan. Het is een kustplaats, heeft een werf en een haven, een boulevard (de ‘Strand’) en een groot aquarium (Reef HQ Wonderland) en kijkt uit op een eiland, Magnetic Island, waar je met een veerbootje naartoe kunt. 'Maggie' heet het in de volksmond...Australiërs maken overal verkleinwoorden van, 'mosquitos' bijvoorbeeld worden 'mozzies' en zichzelf noemen ze 'ozzies'. De stad met zo’n 195.000 inwoners is ver landinwaarts gegroeid en bestaat uit uitgestrekte woonwijken met veel groen ertussen. Ruimte is nou eenmaal no worries in dit land. Rijdend van John naar Nick heb je bijna het gevoel alsof je naar een andere stad gaat. Het centrum, achter de jachthaven, bestaat uit winkelstraten met bomen vol groene papegaaien die bij het vallen van de schemering een oorverdovend lawaai maken, vergelijkbaar met het lijstergeschreeuw bij ons. Karakteristiek punt is een kale granietklomp met een ruïne, Castle Hill, die naast het centrum de kop opsteekt.


Townsville

In de loop van de week leren we de stad een beetje kennen. Een dagje zijn we naar Magnetic Island geweest, om rond te kijken en in zee te zwemmen. In het water hingen beschermende netten, bedoeld om de gevreesde boxjelly ofwel ‘dooskwal’ weg te houden. Dit is een uiterst giftige kwallensoort wier meterslange tentakels zweepslagachtige wonden toebrengen. In het Reef Wonderland zouden we daar foto’s van zien die er niet om logen. Het gif is zo krachtig dat het binnen enkele minuten tot hartstilstand kan leiden (bij kinderen vooral). Belangrijkste remedie is zo snel mogelijk azijn over de wonden gieten, dat stopt het chemische proces. Vooral in de Australische zomer, van oktober tot maart, vormt de boxjelly een ware plaag rond de oostkust en vandaar dat overal strandjes en baaitjes zijn afgeschermd met die zware netten. Geadviseerd wordt alleen op zulke plekken in zee te gaan. Uiteraard hebben we dat advies tijdens onze vakantie ter harte genomen, hoewel het soms een tantaluskwelling bleek om bij moordende hitte urenlang langs een heerlijke blauwe zee te rijden en er nìet in te mogen springen...

Tja, welkom in Australië. De giftigste kwallen ter wereld, de giftigste slangen, de giftigste spinnen, haaien en krokodillen, je vindt het er allemaal. Het is niet alleen maar kangoeroe en koala wat de klok slaat.


Op 'Maggie'

Het plan was om te gaan duiken. Voor de kust van Townsville ligt immers het Great Barriër Reef,  het grootste koraalrif ter wereld. We hadden een fantastische trip geboekt waarbij je naar een soort platform in zee gaat, een paar uur uit de kust, en daar een aantal dagen blijft: Christel (die haar brevet al had) om te duiken en ik om mijn brevet te halen. Voor dat brevet moest ik een medische verklaring halen bij een dokterspost. Paar testjes, vragenlijstje, klaar. Maar ik voelde nattigheid toen de assistente bij een soort blaastestje verrast naar de uitslag keek en mij drie keer liet overblazen. Er volgde een gesprek met de dokter, die mij zakelijk meedeelde dat ik geen goedkeuring kreeg: mijn longen zouden inflexibel zijn en derhalve moeite kunnen hebben met grote luchtdrukverschillen. Duiken en parachutespringen waren te riskant voor mij. 'Permanently unfit' kruiste hij aan op het briefje waarmee ik teleurgesteld naar buiten stapte. Christel, Leanne en Carissa hoorden het nieuws met ongeloof aan, ze dachten dat ik een grapje maakte. Maar helaas, de duiktrip moest worden afgezegd.


Permanently unfit: obstructive lung disease

(Jaren later, in 2009, heb ik alsnog m’n duikbrevet gehaald. Dat was HIER, op een klein eilandje voor de Afrikaanse kust zonder doktoren, verklaringen en testjes. Het risico nam ik bewust. Vier jaar daarvoor was ik gestopt met roken en begonnen met hardlopen, en inmiddels was ik duizenden kilometers en een marathon verder en ging ik er –terecht of niet– vanuit dat mijn getrainde longen wel tegen een stootje zouden kunnen.)



In ieder geval gaf het ons ruim de gelegenheid om aan de zijde van Leanne Townsville en omgeving te verkennen. En we zijn nog wel een dagje de zee op geweest, naar het Kelso Reef, zodat Christel in ieder geval nog een beetje kon duiken en ik kon snorkelen. Al bij al vloog de week voorbij en voor we het wisten zaten we alweer in een huurauto, op weg naar het zuiden. Thuis in Nederland hadden we bedacht om de reis met een camper te doen, maar toen ik in eenmaal in Townsville ging rondbellen bleek er tot onze schrik geen camper meer te krijgen. Onze reis viel grotendeels in de Australische zomervakantie, het hoogseizoen. Even dreigde het vooruitzicht te moeten rondrijden in een zogeheten ‘Wicked Camper’, een psychedelisch beschilderd hippiebusje, te wow als je er van houdt maar wel erg opzichtig. Na uren bellen lukte het alsnog om een saai wit campertje te reserveren, maar pas een week later, en in Brisbane, 1300 kilometer zuidelijker. Daarom huurden we bij Hertz voor de eerste week een gewone auto.

Links rijden, even wennen. Stuur zat aan de andere kant en richtingwijzer en ruitenwisser waren ook omgedraaid. Bij de eerste vijf bochten gaven we dus keurig ruitenwisser aan, tot grote hilariteit van Leanne die –op de terugweg van Hertz– voor ons uit reed. Met nog wat laatste tips en adressen op zak namen we afscheid van Leanne. Het was een verrassende week geweest, waarin mijn zogenaamde verre familie dichterbij was gebleken dan ik had gedacht. Al noemden ze Frieswijk hier Frieswyk (spreek uit Fries-woe-iek), het bleef dezelfde naam, dezelfde clan, en dat schiep een voelbare band.

Toch waren we blij weer on the road te zijn. Er wachtte ons nog erg veel Australië...let's go!

2 opmerkingen: