Blue Mountains

13 - 14 december 2002

Het plan is om vanuit Sydney naar Melbourne te rijden, via hoofdstad Canberra. Dan hebben we gelijk alle Australische steden gehad die de gemiddelde Nederlander kan opnoemen. Goeie vraag is dan welke van die drie de hoofdstad is, dat zal voor de meesten een gok zijn.

We hebben zo’n 1000 kilometer voor de boeg, en dat terwijl je eigenlijk alleen maar wat aanklooit in het uiterste zuidoostelijke hoekje van Australië. Je blijft je verbazen over de grootte van dit land.


Eerst zetten we echter koers in westelijke richting, omdat we de Blue Mountains willen meepikken. Dit is een bergketen waarvan de uitlopers 50 kilometer ten westen van Sydney beginnen. We volgen hiermee de route van de Europese kolonisten, die vanuit Sydney in westwaartse richting dieper doordrongen in het continent. Bezoeken we dus ’s ochtends nog het allereerste landingspunt van James Cook, ’s avonds staan we op de camping in Katoomba, ‘hoodstad’ van de Blue Mountains. Historisch gezien een trip van bijna vijftig jaar. Pas in 1815 werd door 30 gevangenen en 8 cipiers het laatste stuk weg door de Blue Mountains voltooid.

De Blue Mountains danken hun naam aan de blauwe gloed van de eucalyptosbossen die er groeien. Het gebergte, maximaal 1300 meter hoog, bestaat uit kalksteen. Erosie heeft gezorgd voor een landschap van tafelbergen en grillige rotsformaties, waaronder de illustere ‘three sisters’. (Terzijde: haast alles op aarde is het product van erosie, erosie is er altijd en overal, als een Casanova die nooit slaapt en alles bevingert, van de ‘three sisters’ tot de Pyreneeën, van het zand op onze stranden tot de slijtplekken in onze spijkerbroeken...) Dit zijn drie rotspilaren met meisjesnamen, zogenaamd horend bij een Aboriginalverhaal, in werkelijkheid in de twintigste eeuw verzonnen door een plaatselijke slimmerik om mensen te lokken, wat beter is gelukt dan hij ooit had kunnen dromen. De ‘three sisters’ zijn een trekpleister van jewelste tegenwoordig. Uitzichtpunt, restaurant etcetera. Er gaat een treintje naar beneden (aangelegd voor mijnwerkers) dat vrijwel verticaal de rots afduikt en als de steilste spoorlijn ter wereld geldt, met een hellingshoek van maximaal 52 graden. Vergelijk dat met de Mont Ventoux met gemiddeld 9 graden. Vond ik ook al héél steil...


Christel en haar three sisters (links)

Beneden meer restaurant en een zogeheten ‘boardwalk’: een houten plankier waarover je comfortabel een rondje door het regenwoud kunt lopen. We treffen dat vaker aan in Australië, van die keurig uitgezette wandelroutes, al of niet over planken. Dit is met 2,5 kilometer de langste.

Als we uitgekeken zijn en weer omhoog gehesen, vervolgen we onze weg naar Canberra, ‘three sisters’ rijker...èn een flinke deuk. Bij het inparkeren in Katoomba schoof de camper te dicht langs een geparkeerde jeep, waardoor een kleine discussie ontstond tussen onze zijkant en de roobar van de tegenstander. De laatste had duidelijk de sterkste argumenten. Binnen twee tellen frommelde het camperblik zich rond het ervaren rooster en zaten we –nog half op de weg– muurvast. O jee. We stapten uit en bekeken het onfortuinlijk verlopen debat. Wat nu? Maar hee, dit is Australië...no worries mate! Een paar stevige kerels kwamen van het trottoir gestapt, type bikers, veel baarden en snorren en spijkerjasjes. Zonder er woorden aan vuil te maken stelden ze zich aan de voorkant van onze camper op en begonnen deze op en neer te duwen, steeds harder; en op deze wijze, al stuiterend, trokken ze het voertuig los van de jeep, met een vanzelfsprekendheid alsof dit hun dagelijkse werk was, de Katoomba Hairy Rescue Patrol. We konden ze nog net bedanken voor ze onverstoorbaar verder liepen, op weg naar een poesje in de boom of een gevallen oudje.

(No worries...ook later niet, bij het inleveren van de camper. In de kluwen van regels en clausules die een autoverhuurcontract altijd is bleek ergens het afkopen van ons eigen risico verstrikt te zitten. Deze deuk heeft ons dus geen cent gekost. Déze niet. Maar we waren nog niet klaar.)

Voor de overnachting hadden we gedacht iets wilds te zoeken aan de oevers van Lake George, een enorm meer ten noorden van Canberra. Lekker aan de waterkant, onder de bomen, mooi lommerrijk plekje: zo zagen we het voor ons. We konden het vergeten. Geen boom te zien bij het meer, barre aarde de oevers. Wat? Zelfs geen meer te zien bij het meer! Heel Lake George bleek verschrompeld, verdampt, verwiedeweggewoesjt in de lange lange droogte van deze Australische recordzomer. De laatste keer dat dit gebeurde, was in de jaren veertig, bleek. Beduusd reden we door naar Canberra. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten