Vliegen

20 - 23 november 2002

Australië betekent vliegen. Heel ver vliegen. Voor mij was het pas de derde keer in m’n leven dat ik in een vliegtuig stapte en nog nooit had ik zo’n lange intercontinentale vlucht gemaakt.

Eerst naar London, vandaar met Quantas naar Singapore en dan nog eens met Australian Airways voor het laatste ‘stukje’ naar Cairns... Anderhalve dag waren we onderweg en ik vond het een geweldige belevenis. Veel mensen zeggen een hekel te hebben aan vliegen, en ik kan me dat ook wel voorstellen, maar zelf vind ik vliegen heerlijk. Lezen, films kijken, muziek luisteren...eindelijk kun je naar hartelust bezig met je hobby’s, urenlang, ongestoord, zonder je schuldig te hoeven voelen omdat je eigenlijk iets nuttigs hoort te gaan doen, zoals een van die klusjes die thuis altijd wachten. Eten en drinken komt vanzelf je kant op, persoonlijk uitgeserveerd door een leuke stewardess. En natuurlijk, het is niet ideaal om urenlang in zo’n stoel te moeten zitten, maar als je klein bent zoals ik gaat dat best en daarnaast heb ik het geluk altijd te kunnen slapen, in iedere houding en in ieder soort vervoer, dus ook in een vliegtuigstoel.


Naar Australië heb ik echter weinig geslapen. Ik was helemaal hyper van het vooruitzicht van mijn eerste verre reis. Én van de in flight entertainment van Quantas, hun hypermoderne multimediasysteem. De hele nacht heb ik op m’n eigen schermpje films zitten kijken die nog niet in de bioscoop draaiden, ik weet ze nog allemaal: The Bourne Identity, Insomnia, 24 Hour Photo... Het was even schrikken toen we overstapten op Australian Airways dat nog gewoon ouderwets ergens voorin het toestel een videoband aanzette zodat iedereen naar een slappe komedie zonder geluid kon kijken...en de video bleek nog stuk ook. Maar dat werd ruimschoots gecompenseerd door het enthousiasme van de crew. Naar we ontdekten was Australian Airways pas opgericht en zaten wij in een van de eerste vluchten. De bemanning, zeer casual gekleed in Aboriginal bruin-en-oranje, leek blij en fris en liep met een grote glimlach door het gangpad. ’s Nachts zag ik hoe een van hen het dekentje van Christel, die op een paar lege stoelen was gaan liggen, netjes toestopte terwijl ze sliep. Een ontroerend gebaar, dat ik nooit ben vergeten.


Met jetlag in Cairns

En zo arriveerden we dus in Australië. We waren aangevlogen op Cairns, in het noordoostelijke puntje van het immense continent. Half zes ’s ochtends. Atmosfeer al lauwwarmig. We namen een taxi naar de stad en wachtten aan de waterkant, de Esplanade, tot Cairns op gang kwam en we een hotel konden zoeken. Dat werd de Rainbow Inn, een motelachtig gebouw met kamers aan galerijen rondom een binnenplaats vol tropische planten. Dit type hotels zouden we nog vaak tegenkomen. Op onze kamer met een lawaaiige airco crashten we een paar uurtjes en daarna liepen we terug naar het centrum. Onder andere moest ik wat shorts aanschaffen en een zwembroek. Lang hielden we het niet vol: we waren moe van de reis en de jetlag, en in onze versufte staat deed de felle zon en het heldere licht pijn aan onze kop. Ik had vreselijk last van m’n contactlenzen. Aan het eind van de middag keerden we terug naar onze hotelkamer en crashten nog een keer, ditmaal tot de volgende ochtend. Dat was wat we even nodig hadden. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten