Sydney

10 – 13 december

Sydney is de plek waar Australië is ‘begonnen’. Het was hier dat dat verre, geïsoleerde eiland door een handvol Europeanen  ruw werd wakker geschud uit z’n prehistorische sluimer en meegesleurd naar een nieuwe tijd en een nieuwe bestemming, als de grootste gevangenis van de wereld, een perfecte dependance van het overvolle gevangeniswezen van Engeland waar iedereen die iets van de adel stal, al was het maar een appel, meteen jaren vastzat.

De geschiedenis startte met James Cook, die er in 1770 als eerste Europeaan voet aan wal zette. Hoewel, als eerste? Robert Hughes schrijft daarover in zijn klassieker ‘The fatal shore’: “Het tijdstip om aan land te gaan was gekomen. Een jonge adelborst, Isaac Smith genaamd, stond in de voorsteven. Nog jaren later, na vele bevorderingen, zou admiraal Smith –een neef van Cook’s vrouw- trots aan iedereen vertellen hoe de grootste zeevaarder van de geschiedenis geaarzeld had alvorens uit de barkas te stappen, zijn schouder had aangeraakt en tegen hem had gezegd: ‘Isaac, jij gaat het eerst aan land. ‘ ” De locatie werd eerst Stingray harbour genoemd (vanwege de vele stingrays, roggen), maar dat veranderde snel in Botany Bay.
 

Achttien jaar later, in 1788, arriveerde de eerste bootlading misdadigers, zo’n zevenhonderd miserabele kruimeldieven die –tezamen met een paar honderd soldaten– geacht werden de nieuwe Engelse strafkolonie op te zetten, onder aanvoering van admiraal Arthur Phillips. Phillips gooide het anker weer uit in Botany Bay, maar die plek beviel hem niet en hij zeilde daarom een baai verder naar het noorden, naar Port Jackson. Daar werd Sydney gesticht. De naam was ontleend aan Lord Sydney, de toenmalige minister van –vreemd genoeg– Binnenlandse Zaken. De eerste jaren waren een nachtmerrie. Mislukte oogsten, honger, scheurbuik, rantsoenering, onuitroeibare diefstal, lijfstraffen. Er waren geen boeren of ambachtslieden, de criminelen wilden uiteraard niet werken, iedereen werd apathisch van de honger en de hitte. Niet voor niets dat Hughes zijn boek ‘de fatale kust’ heeft genoemd.

Toch zou uit deze schijnbaar kansloze conceptie uiteindelijk het Australië voortkomen zoals wij dat kennen, een rijk en modern land vol huizen met airconditioning en gebruinde mensen die relaxed in het rond rijden. Op wonderbaarlijke manier ging het geploeter toch ergens heen. Na drie jaar was de ergste hongersnood voorbij. Er werden noodvoorraden uit Kaapstad aangerukt, verse ladingen soldaten en bannelingen arriveerden, landinwaarts werd betere landbouwgrond gevonden en aan particulieren uitgedeeld, misdadigers die hun straf hadden uitgezeten ontpopten zich als prima boeren, er ontstond een plantagesysteem enzovoorts. Nog steeds leden velen een ellendig bestaan, maar de koloniale machine begon te draaien. Binnen vijftig jaar was Sydney een welvarende stad geworden met 40.000 inwoners en dat aantal zou in de loop der tijd verhonderdvoudigen. Tijdens ons bezoek in 2002 telde Sydney liefst vier miljoen inwoners. Aan weerszijden van de maagdelijke baai waar Phillips destijds verwachtingsvol ankerde strekten zich nu tientallen kilometers bebouwing uit.

Nog steeds is die baai de vanzelfsprekende focus van iedere bezoeker aan Sydney. Je vindt er de twee bekendste attracties van de stad, de Opera House en de Harbour Bridge. De Opera House mag je gerust een icoon noemen. Het is gebouwd van 1959 tot 1973, naar het ontwerp van een Deense architect die naar verluidt dol op zeilen was en zich zou hebben laten inspireren door de vorm van opbollende witte zeilen. Wij hebben ook meer flatterende verklaringen gehoord, bijvoorbeeld dat het neukende schildpadden voorstelt. Hoe dan ook is het een uniek bouwwerk met een onweerstaanbare esthetiek, je blijft er naar kijken.


Sydney Opera House

Even verderop ligt de Harbour Bridge. Een flink gevaarte, een van de breedste bruggen ter wereld, maar verder vooral een handig ding tussen twee oevers in. Je kunt hem beklimmen, dan ga je met een groep de hoogte in, met helm en klimgordel en al en kun je vanaf 134 meter hoogte naar het water kijken. Vanaf een terrasje aan wal hebben we groepen bezig gezien. Vlak naast de brug ligt The Rocks, een toeristenwijkje waar het ‘oude Sydney’ herbouwd zou zijn. Dat is kennelijk inclusief een Duits café met obers in leberhosen waar wij een biertje hebben gedronken. In onze ogen stelde het niet zoveel voor.


Harbour Bridge

Op de andere oever zijn we naar Taronga Zoo geweest, een dierentuin die tegen een helling ligt zodat je met een kabelbaantje omhoog kunt en dan heuvelafwaarts langs alle kooien kunt lopen, no worries en over nagedacht. Verder hebben we een boottocht gemaakt door de baai en daarbij ons fototoestel op dek laten liggen. Dat merkten we pas de volgende ochtend. Ja, zo ging dat nog in het tijdperk vóór de digitale camera, toen je zuinig was op je dure rolletjes en maar drie foto’s per dag maakte. Dan dacht je wel eens een paar uur nìet aan je camera. Gelukkig bleek het toestel door de bemanning te zijn gevonden en konden we hem weer een dag later, op dag drie dus, ophalen. Eigenlijk zouden we die dag vertrekken, dus gebeurde precies dàt wat we hadden willen vermijden, namelijk dat we met het campertje dwars door de drukte van downtown Sydney moesten. We hebben de foto’s nog...


Met de camper door George Street

Voor de rest is Sydney vooral een metropool met lange rechte straten vol wolkenkrabbers. Druk en jachtig, veel verkeer, kortom een totaal ander Australië dan we tot nu toe hadden gezien. Sydney is verreweg de grootste stad van Australië en diens financiële en economische hart. Het is overigens niet de hoofdstad, dat is Canberra. Hoofdstraat is George Street die vanaf de baai drie kilometer landinwaarts loopt, als een ravijn tussen alle flats door. Helemaal aan het eind treffen we tot onze verrassing een enorm Chinatown, een indicatie van het grote aantal Chinezen dat hier leeft. Wat dat betreft is Sydney een echte smeltkroes. Liefst een op de vijf inwoners is een Aziaat. (Ter vergelijking, slechts een op de 100 inwoners van Sydney is een Aboriginal.) Je vindt hier veel restaurantjes waar de obers je naar binnen proberen te lokken. We hebben de tweede avond dan ook prima Chinees gegeten, nadat we ons de eerste avond voor het gemak hebben laten verleiden tot een maaltje bij een Kentucky Fried Chicken, wat de eerste en tevens laatste keer in ons leven is geweest dat we die baggerzooi hebben genomen. Verder zijn we –lekker cultureel-  naar de bioscoop geweest (Harry Potter 2).


Botany bay

En daarmee hadden we het wel weer gezien. Bij vertrek, nadat we eerst onze camera hadden gered, zijn we nog even langs Botany Bay gereden, de exacte plek waar de Endeavour van James Cook destijds landde. Een aantal monumenten gedenken deze omineuze gebeurtenis waarmee een nieuw tijdperk begon. Zoals Hughes zakelijk opmerkt: “Door deze paar dagen van spaarzaam contact op de kust van New South Wales werd het lot van de Aboriginals bezegeld.” Over de Aboriginals later meer.

Eerst verlaten we de kust en trekken het binnenland in, naar de Blue Mountains.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten