Cairns

23 - 24 november 2002

Cairns dus. Een bescheiden plaatsje aan zee. Vierkant stratenpatroon, zoals overal in Australië.

Verkeer kabbelde rustig door de langgerekte straten, in het centrum een kleine voetgangerszone waar het niet druk was. Het stadje voelde ontspannen aan. Bij het VVV informeerden we naar mogelijkheden om Kuranda te bezoeken, een tropisch regenwoud, en een uurtje later werden we al opgepikt door een klein toeristenbusje met een vriendelijke chauffeur die kakhi shorts droeg en precies zo sprak als Crocodile Dundee. No worries, zei hij steeds. Geen zorgen. Een standaard uitdrukking in Australië, we zouden het nog vaak horen. No worries. Eenmaal bij onze bestemming aangekomen (The Skyrail) stapte de man razendsnel achter het stuur vandaan en de bus uit, liep met verende tred naar de ingang, hield de deur voor ons open, wees naar de kassa, zei bye bye have a nice day en liep weer terug, dit alles in één vloeiende, elegante choreografie . We waren met stomheid geslagen. Wat attent! Wat aardig! Wat was dit voor sprookjesland? En dan moest het regenwoud nog beginnen!


Het was onze eerste kennismaking met de no worries-mentaliteit van de Australiërs.  Je kunt geen enkel volk generaliseren, maar wat ons vanaf dag één, nou ja eigenlijk dag twee dus, opviel in Australië was de vriendelijke, ontspannen houding van de inwoners. Je merkte het in winkels, je merkte het in het rustige verkeer, je merkte het op straat waar je geen kaart kon openvouwen zonder dat iemand zijn hulp aanbood. Wij ervoeren Australiërs als zeer prettige mensen die de indruk wekten altijd tijd en zin te hebben in een praatje. Relaxed, is het woord. Misschien krijg je dat vanzelf als je iedere ochtend met een zonnetje wakker wordt en lekker in je korte broek naar je werk kan, zonder file. Of als je met je zestien miljoen een gigantisch continent tot je beschikking hebt en niet een zompige polder waar je op een kluitje moet leven omdat je elkaar anders in zee duwt. In ieder geval deed het ons realiseren hoe gehaast, onbeleefd en chagrijnig je in Nederland (de Randstad vooral) vaak wordt bejegend. Zo houdt reizen je een spiegel voor.




The Skyrail is een kabelbaan die vanaf de kuststrook 7,5 kilometer landinwaarts loopt naar het plaatsje Kuranda, midden in het regenwoud. In een klein gondeltje zweef je over oerwoud, heuvels, watervallen heen. Het is een uniek en spectaculair tochtje dat ongeveer een uur duurt. We keken onze ogen uit. Oerwoud, zeg maar de jungle van Tarzan, was een van de drie dingen die ik in mijn leven altijd al had willen zien, naast de pyramides en de hoogste berg van de wereld. (Binnen drie jaar kon ik ze allemaal afstrepen, de pyramides in 1999 en de Mount Everest in 2004.) Helaas beleefde Australië het droogste jaar in honderd jaar tijd waardoor er van de watervallen weinig meer over was en het regenwoud niet helemaal die ondoordringbare groene muur was uit de Tarzanboekjes, maar een wat kaler voorjaarsbos waar je gemakkelijk tussen de bomen door kon kijken. Niettemin voelde het als een jongensdroom die uitkwam.


Uitzicht vanuit de Skyrail

In Kuranda wandelen we langs uitgezette paden een beetje door het oerwoud. Eenmaal zagen we iets groots wegschieten over de ritselende bladeren, naar wij meenden een goanna, een reuzenhagedis. Verder bezochten we Birdworld Kuranda, een soort kinderboerderij met allemaal exotische vogels.


Voor de rest bleef de fauna beperkt tot onze eigen mensensoort, wiens habitat voornamelijk te vinden was op het marktje in Kuranda, een voormalig hippiegebeuren met veel lokaal handwerk zoals sieraden, tasjes, houtsnijwerk, koffie en honing etcetera. Na een lunchbreak was het alweer tijd om te vertrekken, ditmaal via een ander bijzonder vervoermiddel, namelijk de Kuranda Scenic Railway. Dit waanzinnige spoorlijntje is eind 19e eeuw aangelegd om mijnwerkers te kunnen bevoorraden en slingert als een giftige slang dwars door de woeste Australische natuur, via 15 tunnels, 37 bruggen en ontelbare bochten. Tegenwoordig rijden er alleen toeristentreinen, met ouderwetse houten wagonnetjes. Met dit treintje waren we in een kleine twee uur terug in Cairns.

’s Avonds gegeten in een zogeheten food court, ook nieuw voor ons: een grote hal vol tafeltjes waar allemaal restaurantjes omheen liggen waar je eten kunt afhalen. In de zoele avondlucht teruggelopen naar ons motel en nog een tijdje staan kijken bij een boom waar grote vleermuizen omheen zwalkten.

En daarmee eindigde onze introductie in Cairns. De volgende middag namen we de bus naar Townsville, zo’n driehonderd kilometer naar het zuiden over een lange, platte, lege tweebaansweg. Het was alvast een voorproefje van de vele duizenden kilometers over soortgelijke wegen die we de komende maand zouden afleggen met drie verschillende huurauto’s. Maar dat moest nog even wachten. Want eerst gingen we op familiebezoek.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten