Utrecht

Zondag 2 november 2008

Ja, we zijn weer thuis. Zo makkelijk als je dat even opschrijft…zo moeilijk bleek het om thuis te komen. We hebben in Nepal vijf dagen geprobeerd een vliegticket terug naar Delhi te krijgen, maar zonder resultaat.

Alles zat vol. Enige alternatief was een busrit van 36 uur: zes-en-der-tig-uur-dus-brr. Daar zagen we nogal tegenop, temeer omdat we dan een dag eerder moesten vertrekken en de laatste dag misten van Tihar, het lichtjesfeest, juist de dag waar alles om draaide. Daarover later.

Eén ingeving van de eigenaar van reisbureautje Oxford Air Cargo redde ons: waarom vlieg je niet via Varanasi? Hij boekte voor ons twee vluchten, Kathmandu-Varanasi en Varanasi-Delhi, met een overstaptijd van 50 minuten en een kans van 99% dat we die tweede vlucht zouden missen, waarvoor hij dan weer voor een klein bedragje een geld-terug-garantie aanbood. Hij dacht aan alles. Wij ook. Wij dachten: laat die tweede vlucht maar zitten, vanuit Varanasi nemen we gewoon de nachttrein naar Delhi, duurt ‘maar’ 12 uur en je kan lekker slapen.


Aldus geschiedde. Nou ja, zo ongeveer. Met een uur vertraging vertrokken we donderdagmiddag uit Kathmandu (die tweede vlucht was dus al weg voor de eerste vlucht uberhaupt aankwam), landden in Varanasi, namen een taxi naar het station en kochten een treinkaa-
  Vol, zei de man achter het loket. No seats available.
  Helemaal niks? Helemaal niks. Ham ’n eggs.
  Daar stonden we dan, in warm, benauwd, chaotisch Varanasi. Geen trein betekende geen vliegtuig. Over een klein uur vertrok hij. In speelfilms is dit het moment waarop je begint met omkopen. Moest ik nou een eurobriefje klein vouwen en onopvallend over de balie schuiven? Misschien eerst nog eens proberen bij het kleine toeristenbureautje in de hoek van het stationshal. We troffen een volstrekt vreugdeloze man die ons geweldig hielp. We konden een zogeheten ‘open ticket’ kopen á € 2,50 per persoon waarmee we in ieder geval de trein in mochten en dan moesten we onderweg maar aan de conducteur vragen of er misschien ergens nog een plaatsje vrij was. Opgelucht stapten we de trein in en schoven in een slaapcoupé aan bij zes andere buitenlanders, die bereid waren een beetje in te schikken. Een slaapplaats zat er echter niet in, want de trein was afgeladen. Uiteindelijk hebben we op de grond geslapen, ook goed. Half acht ’s morgens waren we in Delhi, ruim op tijd voor een ontbijtje en de taxi naar Indira Gandhi International Airport. Zo kwamen we dus thuis, alsnog.
Maar het was het allemaal waard. De laatste paar dagen in Nepal waren onvergetelijk. Zoals gezegd sliepen we bij Yadu. We hebben Yadu vier jaar geleden leren kennen, toen we Bhaktapur bezochten, een prachtige oude koningsstad: een jonge, verlegen tiener die ons aanbood te gidsen, gratis, alleen om z’n Engels te oefenen. Nu wordt dat wel vaker gezegd, maar Yadu meende het. Het geld dat we hem na afloop aanboden sloeg hij af. Dat verbaasde ons. Sindsdien zijn we blijven mailen met hem en nu, na al die tijd, ontmoetten we hem opnieuw.

Hij woont samen met z’n moeder en jongere broer in Jaukhel, een dorpje op vijf kilometer van Bhaktapur. Hun huis is van baksteen, heeft een bovenverdieping en is verrassend groot, maar de vloer is van leem en meubilair is er nauwelijks. Ze hebben geen stromend water, wel elektriciteit een deel van de dag. We logeren op de benedenverdieping, naast de stal met drie geitjes en een koe. Yadu had ons al gewaarschuwd dat we een grote bezienswaardigheid zouden zijn, en inderdaad, vanaf het moment dat we met onze rugzak het dorpje binnenlopen hebben we handenvol kinderen om ons heen hangen, die ons vier dagen lang niet meer met rust laten. Ze stormen zelfs ’s morgen vroeg onze kamer binnen en gaan ongehinderd op ons bed zitten. Namasté, how are you? Ze vinden onze namen te ingewikkeld en noemen ons Ram en Sita. Zelf heten ze Subas, Sudip, Swostica enzovoorts. Ze zijn vrolijk, speels, nieuwsgierig en ongelooflijk aanhankelijk. Ook de volwassenen zijn geïntrigeerd, maar spreken nauwelijks Engels en zijn daarom wat schuwer in het contact. De moeder van Yadu, bijvoorbeeld, kent geen woord Engels; ze toont haar gastvrijheid door ons te overladen met rijst en linzen, iedere ochtend en iedere avond, en erop toe te zien dat we alles opeten. Mitosa, zeggen we dan maar steeds. Lekker. Ja, we spreken ook een woordje Nepalees. Dàt woordje.


Het huis van Yadu
De kinderen zijn vrij omdat het een vakantieweek is, een feestweek. Tihar is bezig, het lichtjesfeest, een vijfdaags festijn vol vrolijkheid. Huizen worden versierd, honden en koeien lopen rond met bloemenslingers, er wordt vuurwerk afgestoken. En er wordt veel gezongen en gedanst. De derde avond is vrouwenavond (bhailo): alle vrouwen trekken hun mooiste kleren aan en gaan in groepjes de huizen langs, zingend en dansend voor een beetje geld, rijst, snoep. Natuurlijk moet Christel eraan geloven. De vrouwen trekken haar een kleurrijke sari aan, haar nagels worden gelakt, gezicht opgemaakt en hup, onder grote hilariteit danst ze mee. Het feest duurt tot in de kleine uurtjes, maar of een uurtje of twaalf taaien wij af, doodmoe. De volgende avond is het mannenavond (deusi). Ik kom echter goed weg, want eigenlijk is het alleen bedoeld voor kinderen, ik ben veel te oud. Voor de vorm zing ik één rondje mee.

De laatste, vijfde dag is de dag van bhai tika: het is dan traditie dat zusters hun jongere broers zegenen en cadeautjes geven. Dat is zo belangrijk dat ze daarvoor het hele land afreizen; de moeder van Yadu is ’s morgens om vijf uur al vertrokken om op tijd bij haar broer te zijn. Helaas heeft Yadu geen zussen…maar hij heeft Christel! Weliswaar is het inmiddels donderdag geworden, onze vertrekdag, maar we hebben ’s ochtends nog net gelegenheid om mee te doen. Dat wil zeggen dat Christel, als grote zuster (didi), haar kleine broertje Yadu (bhai) zegent. Ze sprenkelt olie en water om hem heen, strooit met bloemblaadjes, verft een zevenkleurige tika op z’n voorhoofd, hangt hem slingers om en geeft snoepgoed. Het is mooi om mee te maken en Yadu is dolgelukkig. Ook wij krijgen een tika en slingers, en aldus uitgedost springen we de taxi in, uitgezwaaid door de kinderen


Ram en Sita

Want het is voorbij. We moeten naar huis. Eigenlijk willen we nog lang niet weg, maar ja. Met een brok in de keel nemen we afscheid van Yadu en van dit bijzondere land. Tot de volgende keer, zeggen we en wuiven vanuit het vliegtuig naar de verdwijnende bergen aan de horizon.


Yadu, Christel, Krishna, schrijver

Geen opmerkingen:

Een reactie posten