Jaigaon

Donderdag 16 oktober 2008

We zijn in India, in een plaatsje dat Jaigaon heet en precies op de Indiase-Bhutanese grens ligt. Die grens bestaat uit een versierde poort waar voetgangers en verkeer vrijelijk doorheen kunnen gaan, al liggen er wel desinfecterende matten en worden de auto’s afgespoeld voor ze Bhutan binnen mogen. 
 
Gistermiddag zijn we hier aangekomen. De rest van de groep is vannacht vertrokken, weer terug naar huis, en wij hadden vandaag willen doorreizen naar Darjeeling, maar … het openbaar vervoer staakt. Dus blijven we nog een dagje. Jaigaon is een echt Indiaas plaatsje, klein en smerig en rommelig, en het is er tropisch heet, maar het internet is in ieder geval goedkoop en niet al te langzaam. Straks steken we gewoon weer even de grens over en drinken een kopje thee in Bhutan. Daar is het ook warm, maar tenminste schoon en rustig. We kunnen er alleen niet overnachten omdat ons visum vandaag verstrijkt.


Goed, terug naar vorige week. Vanuit het verre Jakar zijn we weer een dagje teruggehobbeld naar de Gangtey-vallei om de opening van het gerestaureerde klooster bij te wonen, feitelijk het doel van deze groepsreis. Hier zijn we drie dagen gebleven. Omdat er te weinig guest houses waren voor de internationale aanloop verbleven we in een geïmproviseerd tentenkamp in de vallei, met boeddhisten uit allerlei landen. Wassen in de rivier, wc een gat in de grond. Zo’n kamp. Maar wel met kampvuur, dranktafel, koffie en thee en prima eten de hele dag. Samen met Marianne, een nuchtere Limburgse, hebben wij tweeën twee dagen gewandeld door de vallei die bekend is als overwinteringsplek van de zeldzame zwartnek-kraanvogel, afkomstig uit Tibet. Het is een mooi, lieflijk stuk natuur vol gebedsvlaggen en kleine stenen gedenktorentjes (chortens). En waar je ook bent, nooit verlies je het klooster van Gangtey uit het zicht dat honderd meter hoger op een heuvelrug ligt.


Christel lekker aan het spelen...

Gedurende al die dagen was het feest in Gangtey, met festiviteiten in en rond het klooster, een braderie in het dorp en overal gebedsvlaggetjes, rood, geel, groen, blauw, wit. We hebben een ‘blessing’ meegemaakt, ‘s nachts van 3 tot 6 in de tempel, ijskoud natuurlijk, en de doodssteek voor de toch al fragiele gezondheid van onze groep. En een ‘vuurceremonie’ waarbij vier kwade geesten met woeste maskers en brandende fakkels door een priester letterlijk het klooster werden uitgejaagd.

Het klooster van Gangtey

Maar het hoogtepunt was de opening, op vrijdag. Al ‘s ochtends om 7 uur zaten we paraat, in de VIP-tent op de binnenplaats van het klooster. Het gewone volk werd op de grond gedirigeerd, in de brandende zon. Laatste voorbereidingen werden getroffen. De rode loper voor de koning werd versierd met patronen van rijst. Monnikken liepen bellend rond. Het enorme doek met Boeddha-afbeeldingen werd rechtgehangen. Om acht uur kondigde een simpele trommel de komst van de koning aan, vooraf gegaan door zingende vrouwenkoren en allerlei maskerdansers en op de voet gevolgd door ministers en kamerleden. Hij was eenvoudig te herkennen, want de koning is de enige in het land die een gele sherp draagt; ministers dragen een oranje, kamerleden een blauwe, de gewone man een witte en Arthur & Christel gewoon hun beste kleren, nou ja, de enige ze schoon hebben kunnen houden op het modderige tentenkamp. ..
 
Na een bezoek aan de tempel nam hij met drie van zijn echtgenotes (hij is op één dag met vier zusters getrouwd en bezit inmiddels tien kinderen) plaats in de koninklijke tent en de spelen begonnen. Decent dansende jonge mannen en vrouwen, vrouwenkoortjes, dansers met woeste maskers en trommels … de traditionele acts regen zich aaneen, tot de koning er tegen twaalven genoeg van had en met zijn gevolg vertrok voor een exquise lunch bereid door Noorse koks ergens in het klooster. Dat weten we uit betrouwbare bron, omdat de leidster van onze groep daarbij aanwezig was. Wijzelf konden ons tegoed doen aan een uitgebreid buffet in een andere hoek van het klooster. De dorpelingen op de binnenplaats kregen limonade en koekjes uitgedeeld door de monnikken.


Dansers

‘s Middags ging het zingen en dansen gewoon door, maar meer als achtergrondmuziek, want iedereen zat gezellig te kletsen met elkaar en de koning was alweer onderweg naar elders. Tegen het einde van de middag zijn we, in de tempel, nog een keer gezegend door de Rinpoche, de baas van het klooster. Toen vonden we het mooi geweest en zijn teruggewandeld naar onze ‘camping’. We hebben dus niet meer de schatten gezien die ‘s avonds naar de tempel zijn overgebracht en tentoongesteld.


De vierde koning van Bhutan: Jigme Singye Wangchuk
 
Vanuit Gangtey zijn we weer verder teruggehobbeld, eerst naar de hoofdstad Thimpu waar we hebben geluncht en Christel en ik snel even een kijkje hebben genomen in het nationale voetbalstadium, waar men druk bezig was om het in gereedheid te brengen voor de kroning van de nieuwe koning, op 9 november. Daarna naar Paro. Hier hebben we de laatste twee dagen van onze boeddhistische groepsreis doorgebracht, onder andere met een bezoek aan Taktshang Goemba ofwel het Tijgernest.

Tiger's Nest

Het verhaal wil dat Guru Pinpoche, degene die het boeddhisme in de 8e eeuw naar Bhutan heeft gebracht, op de rug van een tijger op deze plek landde om een demon te verslaan. Daarna mediteerde hij drie maanden in een grot. Bovenop deze grot, letterlijk, is in de 17e eeuw een klooster gebouwd, op 3140 meter hoogte, bijna een kilometer boven het dal. Als een bloem lijkt het uit de rots gegroeid, een schitterend bouwwerk in tempelkleuren, rood, wit en goud. Vanaf de parkeerplaats is het ruim twee uur klimmen, eerst door een bos, later over een stenen trap die langs een waterval loopt. Die trap is pas een jaar of vijf geleden aangelegd; daarvoor diende men over de rotsen te klauteren, waarbij nog wel eens een tourist in de diepte verdween. Stap voor stap ontbloeit het bouwwerk in z’n volle pracht terwijl we dichterbij komen. Het is nauwelijks te geloven dat men dit, hier, zo heeft kunnen bouwen. Eenmaal binnen bezoeken we een paar piepkleine tempeltjes plus de meditatiegrot waar alles begon.


Voor het Tijgernest
 
‘s Middags klimmen Christel en ik nog een stukje hoger, naar een ander klein tempeltje boven de waterval, een vruchtbaarheidstempeltje gewijd aan een vrouwelijke Tantra-meesteres, Maghik, door ons ‘magic’ genoemd. Helaas zit de poort dicht. Terwijl we een broodje eten verschijnt een klein vrouwtje, dat de deur opent en vraagt of we thee willen. We volgen haar een trapje op en komen in een piepklein huisje, zo’n beetje onder de tempel. Er zijn twee kamertjes: de huiskamer, waar de vrouw thee zet, en een speciale kamer met een altaar waar wij moeten plaatsnemen, op een matje. We krijgen thee geserveerd en koekjes en dan verdwijnt de vrouw weer. 
 
Daar zitten we dan met z’n tweeën. Er brandt een kaarsje, wierook, een boeddhabeeldje kijkt op ons neer. We leggen maar wat geld neer op het altaar, zoals hier gebruikelijk is. Daarna leidt de vrouw ons naar de tempel. Ze moedigt ons aan om foto’s te maken (wat helemaal niet mag in Bhutan), als we maar… Ze houdt een vinger tegen haar lippen. Ssst… Wat een fantastisch mens! Helaas spreekt ze slecht Engels, maar we komen te weten dat ze Pema heet en met man en drie kinderen in Paro woont. Ze is echter bezig met een meditatiejaar, hier hoog in de bergen. Vijf maanden heeft ze achter de rug. Enigszins ontroerd nemen we afscheid van haar en nog lang zwaaien we naar elkaar als we weer afdalen.

Dat waren zo’n beetje de hoogtepunten tot nu toe. Inmiddels hebben we afscheid genomen, van Bhutan, van onze groep en van onze geweldige gids en chauffeurs. Twee weken lang hebben we intensief met elkaar opgetrokken. Uren en uren en uren hebben we gezamenlijk zitten schudden in een busje. Dat schept een band. Wat we in ieder geval van deze reis geleerd hebben is dat boeddhisten ook maar mensen zijn. Maar wel aardige mensen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten