Tirana

Vanaf Vlorë begint de terugreis. Weliswaar hebben we nog anderhalve week te gaan, maar we keren weer noordwaarts en maken onderweg een aantal tussenstops. De eerste is in Tirana, de hoofdstad van Albanië.

Albanië is een dunbevolkt land, er wonen minder dan tweeënhalf miljoen mensen, maar daarvan woont een vijfde deel, bijna een half miljoen, in de hoofdstad. Dus daar is het druk. Vooral de belangrijkste toegangsweg, de hoofdweg tussen Tirana en Durres (de grootste havenstad), is geneigd tot file, zullen we maar zeggen, temeer omdat er wegwerkzaamheden zijn. Ook het verkeer in de stad zelf is druk en we worden bijna wanhopig van het niet vinden van een parkeerplek. Ik las in een artikel dat het verkeer in Tirana chronisch vaststaat en dat het gemeentebestuur al jaren verwoede pogingen doet de bewoners aan het fietsen te krijgen, maar dat Albanezen verknocht zijn aan hun auto.

Tussen haakjes: rijden in Albanië is prima te doen, maar je moet ontzettend alert blijven. Albanezen proberen altijd voor te dringen, ze parkeren midden op de weg en voetgangers steken zonder op-of om-te kijken de weg over - behalve bij zebrapaden, daar staan ze bedremmeld te wachten op een wonder (en kijken ze verbaasd als je stopt).

 

Maar goed, wanneer we eindelijk de camper hebben kunnen parkeren en op de fiets naar het centrum gaan, is de verrassing des te groter dat Tirana een hele aangename stad blijkt. De straten zijn levendig en lommerrijk en hebben allemaal zo’n zelfde met paaltjes afgezet fietspad als in Shkoder. Het barst van de kleine cafeetjes en overal zitten mensen - mannen vooral - koffie te drinken. Wijzelf zoeken iets om te lunchen, een broodjeszaak of zo, maar stuiten onverwachts op een Japans restaurant -mogelijk het enige Japans restaurant in heel Albanië - en dankbaar maken we gebruik van deze welkome afwisseling van de lokale cuisine die, zoals overal op de Balkan, vooral uit vlees bestaat. Uitzondering is fërgëse, een populaire stoofpot van tomaat, ui en peper. En uiteraard rukt ook de pizza hier op.

 

De sushi smaakt heerlijk en voldaan vervolgen we onze weg richting centrum en parkeren de fietsen bij een museum genaamd Bunk Art 2, een wat misleidende naam want het is een hoop Bunker en nauwelijks Art. Het museum zit onder de grond, in een enorm bunkercomplex onder het ministerie van Binnenlandse Zaken, en is gewijd aan de geschiedenis van de Albanese politie, die eerst heel normaal begon, met verkeerspolitie en grensbewaking en zo, maar onder het communistische regime natuurlijk volledig ontspoorde en uitgroeide tot een monsterlijke geheime dienst, de Siurimi, die alles en iedereen bespioneerde. In het museum kun je de miniscule zendertjes te zien die ze gebruikten,in een kamer zijn een paar verstopt met de uitdaging 'vind ze maar', nou lukt niet.

 

Maar dat is het enige ludieke element hier, want eerlijk is eerlijk, ze draaien er niet omheen in het museum. Zo hangt er een complete namenlijst van de circa 5500 ‘tegenstanders van de staat’ die zijn geëxecuteerd en waarvan er tot op heden slechts 150 zijn teruggevonden. Verder zijn er kaarten en overzichten van de tientallen gevangenissen en werkkampen waar in totaal zo’n 200.000 Albanezen in terecht kwamen (en velen bezweken). Op video's doen overlevenden hun getuigenis. Ja, wat dat betreft was Albanië echt een mini-Sovjet-Unie. Of beter nog, gezien de totale isolatie en armoede, een soort Noord-Korea binnen Europa. Goddank is die ellende in 1991 ten einde gekomen, dankzij de schokgolven die de val van de Berlijnse muur in 1989 veroorzaakten overal op de Balkan.

Héél leuk, dit...
 

Tegenwoordig is Albanië een verrassend modern land. Het is sinds 2009 lid van de NAVO (volgend jaar is hier de NAVO-top) en sinds 2014 kandidaat-lid van de Europese Unie. Minister-president is al jaren de sociaaldemocraat Edi Rama, een voormalige kunstschilder, en hij is hard bezig het rechtssysteem te verbeteren en de notoire corruptie aan banden te leggen. Economisch gaat het beter dan ooit tevoren met Albanië. En vergis je niet, dit kleine landje is rijk aan grondstoffen, het bezit grote voorraden olie en mineralen en hoort al jaren tot een van ’s werelds grootste exporteurs van chroom. Dus de toekomst ziet er goed uit en je voelt hier ook een soort optimisme dat alles nog beter gaat worden.

 

Na het museum fietsen we nog een rondje over het Skanderbergplein, het hart van de stad, genoemd naar de nationale volksheld prins Skanderberg, de Willem van Oranje van Albanië die in de 15e eeuw de Ottomanen een tijdje het leven zuur wist te maken. Zijn standbeeld staat hier op het grote, fraai betegelde plein. En daarna keren we terug richting camper. Het is half zes en we willen vanavond nog door naar Shkoder. Helaas treffen we onderweg weer een hoop drukte en files en arriveren we pas na achten, op camping Legjenda aan de voet van het ons welbekende kasteel. Het is ons laatste avondje in Albanië. Het land is ons prima bevallen, we zijn verrast hoe westers het lijkt. De mensen zijn ongelooflijk vriendelijk en gastvrij en we staan er werkelijk versteld van hoe goed ze allemaal Engels spreken (in tegenstelling tot, bijvoorbeeld, Bosnië). Wat ons betreft mag Albanië bij onze Europese Club, maar dat zal nog wel een tijdje gaan duren, 2030 is de meest optimistische schatting. Eerst maar eens leren stoppen bij een zebrapad.

2 – 3 augustus 2025

Geen opmerkingen:

Een reactie posten