Dit
verhaal gaat nou eens niet over reizen, maar over iemand die mijn wereld groter
heeft gemaakt. Ik heb het over Hisham, mijn Palestijnse vriend. Onlangs hoorde
ik dat hij is overleden. Overigens niet in Gaza, zoals zovele duizenden van
zijn landgenoten momenteel, maar gewoon thuis, in Utrecht.
Ik twijfel een beetje of ik ‘vriend’ moet zeggen. Ten eerste heb ik hem sinds de coronatijd niet meer gezien. En ten tweede was onze relatie - ik een goedbedoelende vrijwilliger, hij een asielzoeker van mijn moeders leeftijd - niet helemaal gelijkwaardig zoals je je dat voorstelt bij vriendschap. Maar ik was zeer op hem gesteld en zag hem welbeschouwd vaker dan wie ook van mijn vrienden, dus laat ik Hisham inderdaad maar sadiqie noemen, mijn vriend. Mij noemde hij aggi, broer.
Onze kennismaking dateert uit herfst 2008. Ik was in-between-jobs toen, had tijd om handen en reageerde op een advertentie waarin werd gevraagd of iemand Nederlands wilde oefenen met een slechtziende man met een Arabische achtergrond. Vooral die achtergrond trok me aan, ik speelde toen al een tijdje met het idee me te verdiepen in de Arabische taal. De oproep kwam vanuit Bartimeus, een organisatie die blinden en slechtzienden begeleidt, dus je kon er vanuit gaan dat die gezichtsproblemen serieus waren. Dat bleek toen ik Hisham voor het eerst ontmoette: hij was functioneel blind en gaf mij op de tast een hand. Voor de rest kwam hij over als een hele vriendelijke, ontwikkelde man die het Nederlands net goed genoeg beheerste om een rudimentair gesprek mee te voeren. Het klikte en ik besloot de uitdaging aan te gaan.
Vanaf
dat moment ging ik elke week bij hem langs, iedere zaterdag van 11 tot 13 uur.
Hij woonde samen met zijn vrouw Souad (roepnaam Hala) een wijk verderop, in een
driekamerappartement. Deze woning was hem onlangs toegewezen, nadat hij liefst tien
jaar grotendeels alleen (zijn vrouw en kinderen kwamen later) in een
asielzoekerscentrum had doorgebracht - beter kun je zeggen: in àlle
asielzoekerscentra van Nederland, want hij was eindeloos heen en weer geschoven
door het systeem. Ter Apel, Dronten, Den Haag, Schalkhaar, Haarlem, overal had
hij ‘gezeten’. Wat zoiets doet met een mens maakte Hisham op tragische wijze
duidelijk: de eindeloze periode van onzekerheid had hem zijn gezichtsvermogen
gekost, want hij was als gezonde, perfect ziende veertiger ons land
binnengekomen. De stress had hem blind gemaakt.
Het
bleek niet eenvoudig om een slechtziende man Nederlands te leren. Ik kon geen
materiaal gebruiken, alles moest mondeling. Gelukkig bleek Hisham een
intelligente man te zijn met een voortreffelijk geheugen; ik bleef me verbazen
over zijn brede woordenschat. Zijn probleem was alleen dat de taal in zijn
hoofd maar moeizaam zijn mond uitrolde, dus het was vooral belangrijk voor hem
om veel te praten. Mijn bezoeken waren dus conversatielessen en ik probeerde
hem zoveel mogelijk aan het woord te laten. Op die manier zou zijn Nederlands
in de loop der jaren aanzienlijk verbeteren, al oefende hij te weinig – de rest
van de week sprak hij Arabisch - om echt vlot te spreken. Hij bleef op
A2-niveau steken, zoals dat officieel heet.
Door
al dat praten leerde ik stukje bij beetje het levensverhaal van Hisham kennen,
dat onlosmakelijk verbonden bleek met het tragische lot van het Palestijnse
volk. Zo was hij geboren in 1950 in een vluchtelingenkamp in Syrië, twee jaar
nadat zijn familie - samen met 700.000 andere Palestijnen - was verdreven uit
Palestina dat ineens de naam Israël had gekregen en door joden werd bestierd. Al-nakba noemen de Palestijnen dit, de catastrofe.
Hisham groeide op in de bergen nabij Aleppo (“de mooiste stad van Syrië” zei
hij altijd), ging in militaire dienst, studeerde bouwkunde, trouwde en werkte
als gastarbeider in Saoedi-Arabië. Daarna vond hij werk in Libië als leraar op
een technische school en liet zijn vrouw en kinderen, een jongen en een meisje,
overkomen. De jaren in Libië waren de beste uit zijn leven en met gezinsleven,
goede baan, sociale contacten eigenlijk de enige normale uit zijn leven.
Maar
Libië was een dictatuur en de dictator, Moammar Kadhaffi, onvoorspelbaar. Halverwege
de jaren negentig dag wees hij alle 30.000 Palestijnen het land uit. Souad en
de kinderen waren al terug in Syrië, Hisham werd op de bus gezet richting
Egypte, geweigerd bij de grens en vervolgens met zo’n 180 anderen meer dan een
jaar vastgehouden in tenten in de woestijn. (Ik vond hierover later een artikel
in Trouw: “Uitgezette Palestijnen vechten in niemandsland tegen schorpioenen.”)
Uiteindelijk lukte het hem weg te komen naar Istanboel waar hij weer na lange
tijd een vliegticket naar Amsterdam wist te bemachtigen. Zo kwam hij in
Nederland terecht en vroeg asiel aan.
Bij
dit soort verhalen stond ik met mijn oren te klapperen. Wat had die man
allemaal meegemaakt in zijn leven! Ik begon steeds meer te leren over het
Palestijnse volk. Bijvoorbeeld over Palestijnen met de Israëlische
nationaliteit, zoals neven van hem die gewoon in Haifa woonden; over de
Palestijnse diaspora en hele kolonies in Latijns-Amerika; en over het feit dat
‘Palestijn’ geen erkende nationaliteit is, zodat Palestijnen zoals Hisham
officieel staatloos zijn, wat verklaart waarom zijn asielprocedure zo eindeloos
lang heeft geduurd. Ik ging ook allerlei boeken lezen over Israël en ‘de
Palestijnse kwestie’, werken met omineuze titels als ‘Het beroofde land’ en
“Palestina: de laatste kolonie?’ Dankzij Hisham kreeg ik eindelijk inzicht in
‘al dat gedoe’ in het Midden-Oosten dat altijd een beetje langs me heen was
gegaan.
Ik
ging ook Arabisch studeren. Eerst een thuisstudie van de NTI waar ik drie jaar
over deed, daarna conversatielessen bij de Volksuniversiteit aan de Nieuwegracht.
Het geleerde oefende ik met Hisham, zodat onze ontmoetingen een mengelmoes
werden van Nederlandse en Arabische les. Zodra hij de deur openmaakte, was het:
-
Salaam alaykoem Artoer!
-
Wa alaykoem salaam.
-
Kef halik?
-
Anaa bigayr.
Enzovoorts.
Hisham vond het prachtig dat ik zijn taal leerde. Zelf werd ik er vooral
nederig van: ik ervoer aan den lijve hoe moeilijk het is om jezelf als
volwassene een totaal andere taal eigen te maken. Daardoor kon ik me goed
inleven in nieuwkomers als Hisham en de leerlingen die ik later zou krijgen.
Mijn
wekelijkse bezoeken gaven mij een uniek inkijkje in de Arabische cultuur. De
taal, de gewoontes, de gastvrijheid, het eten, de hechte familiebanden. Ik
leerde iedereen kennen: zijn vrouw natuurlijk, zijn inmiddels volwassen zoon en
dochter die hun eigen gezin hadden, een neef uit België, zijn schoonfamilie.
Het was een zoete inval in die kleine woning, alles aangemoedigd door Souad die
een hartelijke en spontane vrouw was en eindeloos in de keuken stond om de
Palestijnse eetcultuur eer aan te doen - Hisham was er minder gelukkig mee,
want mede vanwege zijn handicap hield hij niet van drukte. Voor hem waren onze
sessies duidelijk quality time, een moment voor zichzelf, een rustpunt in de
week.
En
dan was er nog de administratie. Al vrij snel kwam er op zaterdagochtend een
vast onderdeel bij: de post. Alles wat er binnenkwam kreeg ik ter beoordeling
voorgelegd en de rest van de week was ik bezig met de afhandeling. Bellen,
schrijven, een formulier hier en een klacht daar, soms een bezwaarschrift. Na
een tijdje regelde ik hun belastingen, hun toeslagen, allerlei subsidies uit
voor hun onbekende potjes. Ik ging mee naar hoorzittingen, afspraken met de
woningbouwvereniging, een gesprek met de wijkagent. Ze vertrouwden me blindelings
en het feit dat ik zelf bij een gemeente werkte gaf hen het idee dat ik alles
wist en alles kon regelen. Al die administratie stond me wel eens tegen, maar
ze konden het niet zelf en waren dankbaar. Het deed me beseffen hoe
ongelooflijk ingewikkeld onze samenleving is voor nieuwkomers.
Toppunt op dat gebied was de naturalisatieaanvraag van Souad. Die van Hisham was redelijk vlotjes gegaan - apetrots ging hij naar de officiële plechtigheid - maar toen zijn vrouw aan de beurt was, gooide de in 2011 uitgebroken burgeroorlog in Syrië roet in het eten. Als staatloze Palestijn had ze geen paspoort en moest ze een officieel geboortebewijs uit Syrië overleggen, maar dat bevond zich in het platgebombardeerde Homs waarmee geen communicatie meer mogelijk was. Ik heb toen een lijvig dossier voor de IND samengesteld met krantenknipsels en luchtfoto’s om de onmogelijkheid van die eis aan te tonen - of dat de doorslag heeft gegeven weet ik niet, maar snel daarna was het geregeld.
Beiden
waren nu Nederlanders geworden. Het betekende onder andere dat ze mochten
stemmen. Hisham vond dat geweldig: in de zestig was hij inmiddels en hij had
nog nooit gestemd. Arm in arm schuifelden wij naar het stembureau. Ik had hem uitgelegd
welke partijen er waren, van de PVV had hij al gehoord, die was slecht. Wat stem
jij? vroeg hij. SP, zei ik. Dan stem ik die ook!
Andere
bonus was dat hij een Nederlands paspoort kon aanvragen en op reis kon gaan.
Daar liet hij geen gras over groeien! In mum van tijd zat hij in het vliegtuig
op weg naar ‘Palestina’ om familie te bezoeken, zijn koffer propvol cadeautjes.
Bij terugkomst gaf hij mij een houten kameel als souvenir en vertelde
enthousiast over de schoonheid van Haifa, uitstapjes naar Tabaraya (het meer
van Tiberias) en het dorp waar zijn ouders vandaan kwamen. Zijn verhalen
wakkerden bij mij een verlangen aan om ook naar Israël te gaan, iets wat ik
nooit eerder had gehad. Dus dat ik Israël hebt bezocht (zie HIER) dank ik aan Hisham.
Het was zijn droom om een keer met zijn tweeën te gaan, maar daarvan is het
niet gekomen.
Na
een aantal jaren verhuisden ze naar de andere kant van de stad. In het rustige
seniorencomplex waar ze woonden hadden buren geklaagd over de drukte, de vele barbecues
en de “stank van waterpijp”. De woningbouwvereniging stelde ultimatums, volgens
Hisham was er racisme in het spel en ik denk dat hij gelijk had. Met tegenzin
accepteerden ze een woning in Overvecht. Ik begon ze toen minder vaak te zien, ook
omdat ik inmiddels een kind had en minder tijd overhield. Hisham begon in die periode
te kwakkelen met zijn gezondheid. De burgeroorlog in Syrië - en de zorgen over
zijn bejaarde zussen in Homs - vraten aan hem en hij ontwikkelde problemen met
zijn blaas wat uiteindelijk leidde tot het plaatsen van een permanente
katheter, iets wat hij begrijpelijkerwijs verschrikkelijk vond. Vanaf dat
moment kwam hij de deur niet meer uit. Onze gesprekken werden daardoor wat
eentoniger. Mafi agbar, zoals hij dat noemde. Geen nieuws.
En
toen kwam corona. Maanden hadden we weinig contact. Bezoeken kon natuurlijk
niet en bellen deed hij niet graag vanwege zijn gebrekkige Nederlands, dus
bleef het bij wat berichtjes over en weer. Daarna ging het fysiek snel slechter
met hem en hield hij bezoeken af. Er verstreek een jaar, twee jaar met af en
toe een berichtje. Hoe gaat het? Klein beetje goed, zei hij dan. Wat natuurlijk
betekende: slecht. Doktersbezoeken, ziekenhuisbezoeken, alleen maar op bed
liggen. Tot het bericht kwam dat hij in december 2024 was overleden, 74 jaar
oud.
Er
is een tijd geweest, ik denk zo rond 2015, 2016, dat ik overwoog om Hisham’s
levensverhaal op te schrijven. Mijn plan was om hem uit te horen en te proberen
zoveel mogelijk documentatie te vinden ter ondersteuning. Wat me deed aarzelen
was dat ik niet goed wist welke kapstok zo’n boek moest hebben. Het verhaal
achter een asielzoeker? Maar er waren duizenden van zulke verhalen. Het zou
misschien mijn eigen nieuwsgierigheid bevredigen, maar ik betwijfelde of het
interessant zou zijn voor anderen. En terwijl ik dat zat af te wegen werd mijn
vader ziek en besloot ik mijn energie te besteden aan diens biografie.
Met
deze post hoop ik nu alsnog een heel klein beetje eer te hebben bewezen aan het
hartverscheurende levensverhaal van Hisham. Aan hoe hij, een vrome moslim en
een door en door fatsoenlijke man, gemangeld is door de geschiedenis en hoe
zijn leven bepaald is door krachten buiten hem om - krachten die hem zijn
carrière, zijn toekomst en zijn gezondheid hebben gekost. Maar die desondanks
mild bleef, grootmoedig en dankbaar voor wat hij had. Hisham was een bijzondere
man en heeft mijn wereld verrijkt.
19
– 20 juni 2025
Geen opmerkingen:
Een reactie posten